Ten geleide
Over de joden en de zigeuners in Limburg is er na de oorlog van 1940-45 relatief weinig literatuur verschenen.
Wel zijn er de merkwaardige boeken “Joden te Kwaadmechelen” van Frans Keersmaekers en “De Joden van Beverlo” van Marc Bertrands. In zijn boek “Vreemdelingen in een wereldstad” (Lannoo 2000) behandelt Lieven Saerens een aantal gebeurtenissen die betrekking hebben op de joden in Limburg. En er is de onuitgegeven licentiaatsverhandeling van Ignace Degens: “Joodse uitwijkelingen te Limburg. Het relaas van de uitwijzing van Antwerpese vreemdelingen naar de provincie Limburg 21 december 1940- augustus 1941” (V.U.B. 2003).
We dachten er goed aan te doen het reilen en zeilen van de joden in Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog van dichterbij te benaderen. Het gaat vooral over feiten die zich voordeden in onze Limburgse gemeenschap. We weten dat we ver van volledig zijn omdat er zoveel bronnen zijn die ergens in de archieven, wellicht ongewild, verborgen blijven.
Na een korte inleiding wijden we vijf hoofdstukken aan volgende thema’s:
Hoe werden de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog in Limburg behandeld met onder meer de richtlijnen van de Duitsers en de uitvoering ervan door de provincie en de gemeenten. Wie speelden hier een belangrijke rol?
Meer dan 3.000 joden, mannen, vrouwen en kinderen, (door de Duitsers uitgewezenen genoemd) werden vanuit Antwerpen en uit de omliggende gemeenten met niet minder dan 9 treinen in de periode december 1940 en februari 1941 naar Limburg getransporteerd waar ze geplaatst werden in leegstaande zalen en bij private personen in 43 gemeenten. De ware motivering van deze uitwijzing hebben we niet kunnen achterhalen.
Het arbeidskamp in Overpelt is voor de Limburgers meestal onbekend gebleven. Ongeveer 170 valide joden werden ingezet bij de ontginning van heidegronden. Het arbeids of jodenkamp te Overpelt heeft maar enkele maanden bestaan.
Welke wasd e houding van de Limburgers tegenover de joden o.m. van de katholieke instellingen en van de door de bezetter toegelaten en van de sluikpers?
Vooral de hulp aan joodse kinderen via kinderkolonies en individuele families dient onderstreept te worden.
Schrijnend zijn de gebeurtenissen omtrent de aanhouding van joden en zigeuners.
De afstammelingen van de Maaslanders die in de 19de eeuw in Duitsland aan de brikkenovens werkten en in Duitsland zijn blijven wonen, moesten tijdens de Tweede Wereldoorlog bewijzen dat ze van het Arische ras waren.
We hopen dat het verzamelen van gegevens over het lot van duizenden joden en vele zigeuners kan bijdragen tot de Limburgse geschiedenis tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Onze oprechte dank aan zovelen die mij bij het samenstelllen van dit boek behulpzaam zijn geweest.
Mathieu Rutten
Tongeren, 2006
P.S. Toen de proefdruk van mijn boek reeds klaar was, deelde de directeur van het Joods Museum voor Deportatie en Verzet te Mechelen mij mee dat door de politiechef Noord-Limburg nog archiefmateriaal betreffende het jodenkamp van Overpelt overgemaakt was aan het Museum.
We hebben dit archiefmateriaal niet meer verwerkt in dit boek.
De joden in Limburg voor de Tweede Wereldoorlog
De Belgische Commissie die bij het besluit van de prins regent Karel op 13 december 1944 werd opgericht om de misdaden tijdens de oorlog gepleegd, te onderzoeken, schat het aantal joden op 10 mei 1940 in België op 90.000. Ze geeft de volgende spreiding:
Antwerpen | 55.000 |
Brussel | 30.000 |
Charleroi | 2.000 |
Luik | 2.000 |
Gent | 300 |
Namen | 50 |
Voor Limburg werden geen cijfers vermeld.
In de cité’s van de koolmijnen Winterslag, Waterschei en Zwartberg waren er joden die handel dreven tot ongenoegen van de Limburgse middenstand.
Op 1 maart 1938 hield E.H. Pieter Jan Broekx, directeur van de Christelijke Arbeidersbeweging in Limburg, een belangrijke tussenkomst in de Senaat en handelde o.m. over het vraagstuk van de middenstand in Limburg en de rol die de vreemdelingen hier speelden. Wij citeren:
In de gemeente Genk zijn er meer dan 1.000 werklieden op wier loon beslag wordt gelegd. Als een vreemde, of zelfs menschen van de streek zich in deze gemeente komen vestigen, worden zij enkele minuten nadien reeds lastig gevallen door personen die hun horloges, meubelen, huisgerief, radio’s kortom dingen van allen aard aanbieden. Er wordt een contract geteekend, volgens het welk een of vijf frank per week dient betaald. Maar die sukkelaars kijken niet goed na wat zij onderteekenen en, veertien dagen nadien, komt de deurwaarder met een exploot voor den dag en wordt beslag op hun loon gelegd.
Ik keur allen af die de werklieden op zoo een schandalige en zoo oneerlijke wijze afzetten en een oneerlijke concurrentie doen aan onze middenstandsmiddens, hetzij het vreemdeling, hetzij het landgenooten geldt.
Gezien dit groot misbruik, vraag ik dat de minister van Economische Zaken zich akkoord zou stellen met de minister van Justitie opdat, dadelijk, ter plaatse, een onderzoek worde ingesteld om na te gaan wie die oneerlijke menschen zijn die onze werkliedenbevolking afzetten en concurrentie aandoen aan onze neringdoeners en de plichtigen te straffen zooals zij het verdienen (Parlementaire handelingen - Senaat 1.3.1838).
Uit het boek van Luc Vints “ P.J. Broekx en de christelijke arbeidersbeweging in Limburg 1881-1968“ citeren we volgende tekst: “Op 12 augustus 1939 nam het Provinciaal Christelijk Werkersverbond het standpunt in dat geen goedkeuring kon gehecht worden dat vreemdelingen, joden e.a. op onrechtmatige wijze concurrentie doen aan onze middenstand. Aan de vloed van ingeweken joden moet paal en perk gesteld worden.”
Tijdens de Reichskristallnacht van 9 op 10 november 1938 werden in Duitsland 7.500 winkels van joodse eigenaars verwoest en 100 synagogen in brand gestoken. Rond de 35.000 joden werden aangehouden.
De joden geraakten in een panische angst en vooral vanuit Oostenrijk en Duitsland ontstonden massale emigraties naar democratische landen in West Europa en naar Amerika.
Noch de internationale noch de Belgische pers was enthousiast over deze vlucht van de joden naar het Westen. Toch waren er uitzonderingen.
Elckerlyc (26 november 1938), het blad van Frans Van Cauwelaert, was één van weinige “rechtse” bladen die na de Kristallnacht de joodse vluchtelingen “welkom” heette in België.
Op 13 mei 1939 verliet de S.S. (Steam Ship) St-Louis de haven van Hamburg. Aan boord bevonden zich 937 Duitse joden, waarvan sommigen reeds kennis gemaakt hadden met de concentratiekampen. Via Cuba hoopten zij een nieuw vaderland te vinden. Cuba maar ook de Verenigde Staten, sloten echter hun havens. Uiteindelijk ging België als eerste akkoord om als “transitland” te fungeren voor 215 passagiers. Op 17 juni 1939 legde de St. Louis te Antwerpen aan. (Navorsings- en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog - Soma)
De Belgische regering wilde zicht hebben op de vreemdelingen. De Tweede Wereldoorlog was nakend. De mobilisatie was afgekondigd. Men vreesde voor spionage.
Het koninklijk besluit van 11 augustus 1939 had als doel in iedere gemeente gedurende de periode 15 september 1939 en 15 oktober 1939 een algemene vreemdelingentelling te organiseren. In de door de gouverneur goedgekeurde nota van 27 september 1939 vonden we een aantal overwegingen omtrent de telling die erop gericht was:
- het juist aantal vreemdelingen te kennen in België
- de samenstelling der gezinnen
- de manier waarop zij in België gekomen waren en in welke hoedanigheid
- de uitgeoefende beroepen
- de leurders
Eenmaal het eindresultaat gekend volgde een evaluatie betreffende:
a) de wezenlijken aard der vreemde bevolking b) hun gedragingen op zedelijk en politiek gebied c) de invloed die van de vreemdelingen uitging en de weerslag op de inlandse bevolking.
We namen contact met de Dienst Statistiek en Economische Informatie, Vooruitgangstraat 50 Brussel in verband met de telling van de vreemdelingen op 15 september 1939. Volgende gegevens werden ons op 29 juni 2006 verstrekt:
Indeling per provincie: Vreemdelingen in Limburg 15 september 1939
Nationaliteitsland | |
---|---|
Duitsland | 557 |
Engeland en Noord Ierland | 40 |
Spanje | 7 |
Frankrijk | 221 |
Hongarije | 799 |
Italië | 855 |
Groot Hertogdom Luxemburg | 29 |
Nederland | 4.292 |
Polen | 4.041 |
Roemenië | 31 |
Zwitserland | 23 |
Tsjecho-Slowakije | 1.802 |
Joegoslavie | 1.174 |
Amerika | 4 |
Andere landen | 80 |
Vaderlandlozen | 130 |
———————- | ——– |
Totaal 14.085 | waarvan 8050 mannen en 6.035 vrouwen |
Het is opvallend dat er in 1939 veel vreemdelingen waren uit Polen en Tsjecho-Slowakije. In het aantal vreemdelingen vonden we geen cijfers hoeveel van hen joden waren.
In de archieven van de provincie Limburg troffen we geen documenten aan die gewag maken van de uitslag van deze telling. Evenmin in de stad Genk. Wel in de stad Tongeren met volgende resultaten:
Stad Tongeren
Telling van de vreemdelingen of vaderlandsloozen op 15 september 1939 | |
---|---|
mannelijke Nederlanders | 37 |
vrouwelijke Nederlanders | 29 |
mannelijke Spanjaarden | 6 |
vrouwelijkeSpanjaarden | 1 |
mannelijke Franschen | 4 |
vrouwelijke Franschen | 19 |
mannelijke Duitschers | 2 |
vrouwelijke Duitschers | 7 |
mannelijke Italianen | 7 |
vrouwelijke Italianen | 2 |
mannelijke Oostenrijkers | |
vrouwelijke Oostenrijkers | 2 |
mannelijke Amerikanen | |
vrouwelijke Amerikanen | 1 |
mannelijke Engelschen | |
vrouwelijke Engelsche | 2 |
mannelijke Russen | 2 |
vrouwelijke Russen | |
mannelijke Litouwers | |
vrouwelijke Litouwers | 1 |
mannelijke Polen | 1 |
vrouwelijke Polen | 1 |
vreemdelingen verblijf onbekend | 1 |
vreemdelingen verblijvend in het buitenland | 5 |
vaderlandsloozen mannelijk | 1 |
vaderlandsloozen vrouwelijk | 1 |
——- | —— |
Totaal | 131 |
Hoofdstuk I
Hoe werden de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog in Limburg behandeld?
In dit hoofdstuk geven we de briefwisseling weer die gevoerd werd tussen de Feldkommandantur 681 te Hasselt, de secretarissen-generaal, het provinciebestuur van Limburg en een aantal Limburgse gemeentebesturen.
We beginnen met de historische en zeer uitvoerige omzendbrief van generaal von Falkenhausen, de militaire opperbevelhebber voor België en Noord-Frankrijk
Ministerie van Binnenlandsche Zaken
en Volksgezondheid
Algemeen secretariaat—————————————
Brussel, den 6 december 1940
Aan de HH. Provinciegouverneurs,
HH. Arrondissementscommissarissen
HH. BurgemeestersMijne Heeren,
De Militaire Bevelhebber voor België en Noord-Frankrijk (generaal von Falkenhausen) heeft op 28 oktober 1940 twee verordeningen uitgevaardigd betreffende de joden.
Die verordeningen zijn verschenen in nummer 20 van het “Verordnungsblatt” dd. 5 november 1940.
De eerste, welke een algemeen karakter draagt, heeft betrekking op maatregelen tegen de joden; de tweede, van meer bijzondere aard, handelt over het verwijderen van joden uit ambten en betrekkingen.
Luidens bedoelde eerste verordening rusten verplichtingen op de gemeenteoverheden en de arrondissementscommissarissen.
Par.3
(1) De gemeenteoverheid, voor gemeenten met minder dan 5000 inwoners de arrondissementscommissarissen, zullen in den vorm van alfabetisch gerangschikte fiches personenregisters aanleggen, waarin alle joden boven de 15 jaar, die hun woonplaats in het betrokken ambtsgebied hebben of aldaar gewoonlijk verblijf houden, moeten worden ingeschreven. In het register dienen naam, voornamen, geboorteplaats- en datum en godsdienst van de echtgenoote,van de kindereen, van de ouders en grootouders te worden opgetekend. Voor joden, die als immigranten uit het buitenland zijn gekomen, moet bovendien worden vermeld, sedert wanneer zij onafgebroken in België woonachtig zijn en waar zij voor dezen woonachtig waren.
(2) Ieder jood, die den leeftijd van ten volle 15 jaar heeft bereikt, moet zich ten laatste op 30 november 1940 ter inschrijving in het jodenregister persoonlijk aanmelden, bij de voor hem bevoegde overheid, die het register dient aan te leggen; het gezinshoofd kan echter het gansche gezin aanmelden. Alwie naderhand den leeftijd van ten volle 15 jaar heeft bereikt, moet zich binnen drie dagen persoonlijk aanmelden bij de overheid, die het register dient aan te leggen.
Verder moeten bij de overheid, die het register dient aan te leggen, binnen drie dagen worden aangegeven:
a) alle wijzigingen aan de gegevens, ingeschreven op het fiche van den jood, door hemzelf of door het gezinshoofd.
b) geboorte en sterfgevallen, door het gezinshoofd of door den persoon, op wien de aangifteverplichting bij den burgerlijken stand rust.
In geval een Jood van woonplaats of van gebruikelijke woonplaats verandert, moet de voormalige overheid, die het register dient aan te leggen, het fiche van den Jood overmaken aan de overheid, die voortaan ten deze is bevoegd.
De inschrijving in het jodenregister dient op de identiteitskaart van den aangemelden persoon te worden vermeld.
Par.4
Desaangevraagd moet aan iedereen inzage van het jodenregister worden gegeven.
Par.14
Spijs- en drankhuizen of inrichtingen van het hotelbedrijf, waarvan de eigenaar of de pachters joden of joodsche ondernemingen zijn, moeten ten laatste op 30 december 1940, op een duidelijk zichtbare plaats, gekenmerkt zijn met het drietalig opschrift “Jüdisches Unternehmen- Joodsche onderneming- Entreprise juive”; De gemeenteoverheid zorgt voor de kenmerking. De bedrijfshouders moeten de opschriften bij de gemeenteoverheid tijdig aanvragen.
Onder joodsche ondernemingen zijn overeenkomstig alinea 1 te verstaan, zoodanige ondernemingen, waarop de bepalingen onder par.6, cijfers 2-4, bij het inwerkingtreden van deze verordening toepasselijk zijn.
Ter vergemakkeling van de haar opgedragen taak, hebben de gemeenten uit de Brusselse agglomeratie besloten voor het register bijgaand model van fiche in te voeren.
De Duitsche militaire overheid heeft beslist dat, tenzij reeds uitvoeringsmaatregelen mochten genomen zijn, het door de gemeenten uit de Brusselsche agglomeratie toegepaste stelsel over het gansche land dient nagevolgd.
Hoe ook, op de fiche moet vermeld staan de naam van den echtgenoot of van de echtgenoote en of dezen al dan niet joden zijn. Zijn zij joden, dan moet de fiche verwijzen naar het jodenregister. (zie fiche nr.)
Het spreekt van zelf dat de tekst van het register in overeenstemming moet zijn met de voor de gemeenten of streken geldende taalregeling.
Ten aanzien van het op de joodsche ondernemingen aan te brengen biljet, schrijft de Duitsche overheid voor: het opschrift te stellen op wit papier van 30 bij 40 centimeter, in vette, zwarte inkthoofdletters groot 3 à 4 centimeter.
Het biljet moet op een duidelijke zichtbare plaats, op de toegangsdeur of op een nevenstaand venster, worden aangebracht, om het van buitenaf te kunnen lezen. Elke toegang dient van een biljet te voorzien.
Er wordt insgelijks last gegeven dat de gemeenten ten spoedigste een bericht zullen bekendmaken, waarbij er aan herinnerd wordt dat de joden er toe gehouden zijn zich in het jodenregister te laten inschrijven en de houders van joodsche inrichtingn van de gemeentebesturen de bij de verordening voorziene aanplakking moeten vorderen.
De aandacht dient gevestigd op par.16 van bedoelde verordening.
Par.16
De chef van het Militair Bestuur zal de tot uitvoering en ter aanvulling van deze verordening de noodige voorschriften uitvaardigen. Hij is bevoegd, algemeen rechtsgeldige beslissingen te treffen ten aanzien van alle twijfelachtige kwesties, die bij de toepassing van deze verordening mochten ontstaan.
In de tweede verordening wordt ten aanzien van de joden bepaaldelijk onbekwaamheid tot uitoefening van een openbaar ambt uitgevaardigd.
Par.1 bepaalt:
Joden (par. 1 van de verordening van 28 oktober 1940, verordeningsblad van den Militairen Bevelhebber, 20° uitgave, nr.l) mogen voortaan geen openbare ambten meer bekleeden en overigens geen betrekkingen meer uitoefenen bij openbare besturen of bij vereenigingen, stichtingen en bedrijven, waarbij de Staat, een provincie, een gemeente of een ander publiek rechtelijk lichaam betrokken is. Zij mogen ook voortaan geen advocaat, geen lid van het onderwijzend personeel aan scholen en aan hoogscholen, van om ’t even welken aard, geen zaakwaarnemer, bestuurder en redacteur bij pers- radio-omroep ondernemingen meer zijn.
Dientengevolge beschikt par.2:
- Joden moeten uit de ambten en betrekkingen, als bedoeld onder par.1 ten laatste bij het verstrijken van den termijn, eindigende op 31 december 1940, worden ontslagen;
- Joodsche ambtenaren, beambten en bedienden dienen met ingang van dezen datum, pensioen te worden gesteld.
(3) Personen, over wier joodsche afstamming twijfel zou bestaan moeten, in afwachting dat hun afstamming is bepaald, voorloopig als joden worden behandeld.
Ingevolge een mededeeling van den Militairen Bevelhebber voor België en Noord-Frankrijk dd. 10 november 1940, dient de afstamming van de ambtenaren, beambten en bedienden waarop de verordening toepassing vindt, nagegaan in al de gevallen waarin dat noodig blijkt en moet, bij nieuwe benoemingen, door middel van een authentieke akte bewezen worden dat de candidaat geen jood is in den zin der verordening.
Wat de centrale Rijksbesturen en de daaronder ressorteerende diensten aangaat, is volgende dienstorder rondgezonden geworden:
Bij verordening nr.2 van 28 oktober 1940 is het aan de joden, bedoeld bij par. 1 van zelfden datum (Verordnunsblatt van 5 november 1940, nr. 20) verboden bij de centrale besturen en de buitendiensten der Ministeries een ambt te bekleeden.
Luidens voormelde verordening nr. 2, moeten de daarbij bedoelde ambtenaren, beambten en bedienden op 31 december 1940 hun ambt of bediening neerleggen en zullen op dien datum op non-activiteit (in den Ruhestand) worden gesteld.
Gelieve bovenvermelde verordeningen ter kennis te brengen van uw diensten, zoowel inwendige als buitendiensten.
De personen die het voordeel van de op non-activiteitstelling wenschen te genieten, moeten voor 10 december 1940 hun verzoek daartoe indienen.
De uitbetaling der wedde en vergoedingen geschiedt zooals bij indisponibiliteitstelling wegens opheffing van ambtsvervulling in het belang van den dienst, voorzien bij het koninklijk besluit van 30 maart 1939 omtrent de indisponibiliteitstelling van het Rijkspersoneel (Art.13)
De Duitsche Overheid heeft beslist dat desgelijks dient gehandeld ten aanzien zoo van het personeel der eigenlijke provinciale en gemeenteljke diensten als van dat der ondergeschikte inrichtingen, mits de datum van 20 december 1940 in plaats gesteld wordt van dien van 10 december bij bovenaangehaald rondschrijven voorzien voor de non-activiteitsaanvragen.
De bezettende overheid gaat er mede akkoord dat de datum van 30 november 1940 gesteld bij art. 3 (2) van de verordening houdende maatregelen tegen de joden, naar 20 december 1940 worde verschoven. Op grond van formeele instructies van evengenoemde overheid moeten de besturen en de ambtenaren die voor het aanleggen en bijhouden van het jodenregister verantwoordelijk zijn, uiterlijk tegen 25 december aan het Ministerie van Binnenlandsche Zaken en Volksgezondheid melden of bewuste verordening, zoo wat de aanteekeningen in het register als het opschrift op de inrichtingen betreft, in hun gebied naar behooren werd uitgevoerd. Daarbij moet een tabel gaan, waarop, per gemeente, het getal getelde joden, onder opgave van de joden van Belgische en die van vreemde nationaliteit, zoomede het getal biljetplichtige inrichtingen waarvoor biljetten zijn afgehaald, vermeld staat.
Vr. de wd. Secretaris-Generaal
H. Adam
H. Adam was geen secretaris-generaal maar inspecteur-generaal. Hij verving de secretaris-generaal Vossen die ziek was.
Volgens de Belgische Commissie, waarvan eerder sprake, zouden zich ongeveer 42.000 joden hebben laten inschrijven in het jodenregister.
De secretarissen-generaal vervingen de gevluchte regering
In zijn boek “Oorlogsburgemeesters 40/44”, uitgegeven bij Lannoo, 2004, schrijft Nico Wouters op pag.52: De secretarissen-generaal waren de hoogste ambtenaren op de verschillende ministeriële departementen. Volgens de wet van 10 mei 1940 betekende dit dat zij na het vertrek van de regering uit Brussel op 16 mei 1940 de bevoegdheden van de respectieve ministers zouden overnemen. De secretarissen-generaal kregen wel instructies mee inzake de interpretatie van de wet. De regeringsleider Pierlot had op 16 mei 1940 schriftelijk gesteld dat het Belgisch bestuur niet mocht meewerken aan wijzigingen van de Belgische administratieve organisatie. In essentie raadde eerste minister Pierlot de secretarissen-generaal aan om hun gezond verstand te gebruiken. Dit zou evenwel ontoereikend blijken.
De secretarissen-generaal hebben geen enkel anti-joods besluit uitgevaardigd. De Belgische grondwet verbood alle discriminatie op basis van ras of godsdienst. Nochtans was hun houding toch niet altijd zo correct ten aanzien van het jodenprobleem.
Alle anti-joodse verordeningen kwamen van de Duitse bezetter met aan het hoofd in België de militaire bevelhebber generaal von Falkenhausen.
De samenstelling van het Comité van de Secretarissen-generaal tijdens de bezetting
Voorzitters | |
---|---|
Delmer: | 16.05.1940 - 02.09.1940 |
Ernst de Bunswyck: | 03.09.1940 - 31.01.1941 |
Delmer: | 03.02.1941 - 31.01.1941 |
Plisnier: | 04.04.1941 - 05.09.1944 |
Arbeid en Sociale Voorzorg | ||
---|---|---|
Verwilghen: | 16.05.1940 - 22.05.1942 | nam ontslag in maart 1942 |
Devoghel: | 03.04.1942 - 22.05.1942 | |
Vervaeck: | 29.05.1942 - 27.11.1942 | Duits ambtsverbod |
Bisqueret: | 04.12.1942 - 19.02.1943 | Duits ambtsverbod |
Olbrechts1: | 26.02.1943 - 25.02.1944 | Duits ambtsverbod |
Nys: | 01.03.1944 - 05.09.1944 |
Binnenlandse Zaken | ||
---|---|---|
Vossen: | 16.05.1940 - 21.02.1941 | nam ontslag in februari 1941 |
Bajard: | 05.03.1941 - 21.03.1941 | |
Libbrecht: | 24.03.1941 - 31.03.1941 | |
Romsée: | 04.04.1941 - 01.09.1944 |
Justitie | ||
---|---|---|
Hubrecht: | 16.05.1940 - 01.08.1940 | |
Ernst de Bunswyk: | 02.08.1940 - 31.01.1941 | Duits ambtsverbod |
Wauters: | 03.02.1941 - 31.03.1941 | |
Schuind: | 04.04.1941 - 17.09.1943 | Duits ambtsverbod |
DeFoy: | 01.10.1943 - 05.09.1944 |
Volksgezondheid | |
---|---|
Delhay: | 16.05.1940 - 24.09.1940 |
Landbouw | |
---|---|
Vanorshoven: | 16.05.1940 - 27.07.1940 |
De Winter: | 29.07.1940 - 05.09.1944 |
Economische Zaken | |
---|---|
Raven: | 16.05.1940 - 14.08.1940 |
Leemans: | 16.08.1940 - 5.09.1944 |
Openbaar Onderwijs | |
---|---|
Nyns: | 16.05.1940 - 05.09.1944 |
Verkeerswezen | |
---|---|
Van Overstraeten: | 16.05.1940 - 03.08.1940 |
Castiau: | 03.08.1940 - 31.03.1941 |
Claeys: | 04.04.1941 - 05.09.1944 |
Financiën | |
---|---|
Plisnier: | 16.05.1940 - 05.09.1944 |
Koloniën | ||
---|---|---|
Van Hecke: | 16.05.1940 - 16.08.1943 | Duits ambtsverbod |
De Jonghe: | 17.08.1940 - 31.03.1941 | |
Van Hecke: | 04.04.1941 - 30.04.1943 | |
Vanden Abeele: | 07.05.1943 - 05.09.1944 |
Openbare Werken | |
---|---|
Delmer: | 16.05.1940 - 31.03.1941 |
Decock: | 04.04.1941 - 01.08.1942 |
De Meyer: | 28.08.1942 - 05.09.1944 |
Na het ontslag van Carlos Verwilghen in 1942, werd de Limburger Jos Custers als waarnemend commissaris-generaal aangesteld.
De volgende secretarissen-generaal zijn niet door de Duitsers benoemd:
- Plisnier op Financien
- Van Hecke op Kolonien
- Vossen op Binnenlandse Zaken
- Verwilghen op Arbeid en Sociale Zaken
- Hubrecht op Justitie
- Van Orshoven op Landbouw
- Delhay op Volksgezondheid
- Van Overstraeten op Verkeerswezen
- Delmer op Openbare Werken
- Raven op Economische Zaken
- Nyns op Onderwijs
De houding van de Secretarissen-Generaal
Nico Wouters citeert in zijn boek “Oorlogsburgemeesters 40/45” (Lannoo 2004) pag. 453 : De Duitsers konden echter niet zelf instaan voor de uitvoering van deze verordeningen. In het kader van de “politiek van het minste kwaad” besloot het comité van secretarissen generaal dat – alhoewel ze zelf geen anti-joodse besluiten zou uitvaardigen – de lagere besturen en diensten wel een vorm van “passieve” medewerking moesten verlenen aan bepaalde Duitse anti-joodse verordeningen. Dit gold voornamelijk voor het administratieve registreren van joden. De gemeentebesturen moesten hun joodse inwoners oproepen tot melding en registratie.
In juli 1941 werd een tweede jodentelling georganiseerd. Gerard Romsée stuurde als secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken hiervoor op 29 juli 1941 instructies aan de gemeentebesturen. Het was een tweeledige instructie. Gemeentebesturen moesten op de identiteitskaarten van joden de vermelding “Jood-Juif” aanbrengen ( in rode letters) en anderzijds moesten de jodenregisters aan de Sipo-SD in Brussel gezonden worden.
De uitvoering van de Duitse verordeningen gebeurde door het provinciebestuur en de gemeenten
GEMEENTEBESTUUR
VAN GENKB E R I C H T
Het gemeentebestuur van Genk brengt ter kennis van de JODEN verblijvende op het grondgebied der gemeente dat, ingevolge de verordening van 28 oktober 1940, zij zich voor den 20 december 1940 moeten aanmelden aan loket nr.5, ten gemeentenhuize, ten einde zich te laten inschrijven in het jodenregister.
De joden die handelaar zijn, worden tevens verzocht het opschrift waarvan sprake in par. 14 aan te vragen.
Genk, den 15 december 1940
De secretaris De Burgemeester
J. Remans J. Lantmeeters
10 januari 1941
A F S C H R I F T
Aan het Ministerie van Binnenlandsche
Zaken en Volksgezondheid te BrusselMijnheer de Sekretaris-Generaal,
Ingevolge uw rondschrijven van 6 dezer, Algemeen Secretariaat, betreffende het houden van het jodenregister, heb ik de eer Ued. te melden dat volgende joden van vreemde nationaliteit zich tot op heden aangemeld hebben voor inschrijving in het aangelegde jodenregister:
- Helpern Nechemmia, geb.Szezerzec, 20.3.1901 met 2 kinderen.
- Helpern Pesche, geb. Sassow, 14.9.1905, echtgenoote nr.1
- Tscherny Frederik, geb.Kichinew, 22.12.1893
- Blumenkrancz Eugene, geb. Moldawa, 18.6.1902 met 2 kinderen
- Szron Chana, geb. Rozana, 19.2.1907, echtgenoote Blumenkrancz.
- Weithorn Klara, geb. Iwow, 10.3.189, echtgenoote Eisenberg Jozef
- Eisenberg Jozef, geb. Kamienka, 14.6.1891 met 1 kind
- Eisenberg Ansy, geb. Zürich, 9.3.1923, dochter van nr. 7.
- Polaksek Désiré, geb. Budapest, 25.12.1897
- Szapira Jozef, geb. Brzezina, 25.12..1897
- Itzkowitch Chil Szaja, geb. Rava-Pietrkow, 15.4.1900 met 1 kind
- Ptakbasza, geb. Lodz, 23.12.1902, echtgenoote Itzkowiegh Chil, Szaja.
Daar werden geen joden van Belgische nationaliteit ingeschreven; ook werden er geen biljetten aangevraagd voor joodsche inrichtingen.
Aanvaard, Mijnheer de Sekretaris-Generaal, de betuiging mijner gevoelens van ware hoogachting.
De Burgemeester,dd.
(get) E. Lantmeeters
COMMISSARIAAT Tongeren, 17 januari 1941
van het arrondissement
TONGERENHOOGDRINGEND
De Heer burgemeester van Bilzen
Ik heb de eer U te verzoeken me, in uitvoering van de verordeningen van 28 oktober 1940 betreffende de joden (Verordnungsblatt nr. 20 van 5 november 1940) HOOGDRINGEND mee te deelen of in uw gemeente joden verblijven en of er tevens ook joodsche ondernemingen bestaan met joods kapitaal beheerd of door joden in pacht gegeven. Bovendien zal mij worden meegedeeld of op deze ondernemingen het voorgeschreven 3-talig opschrift op een duidelijk zichtbare plaats werd aangebracht, namelijk de toegangsdeur of nevenstaand venster. Deze opschriften dienen gesteld op wit papier van 30 bij 40 centimeter in vette, zwarte inkt hoofdletters groot 3 à 4 centimeter. Elke toegang dient van een biljet voorzien. Deze kwestie dient als volstrekt belangrijk en dringend beschouwd en met de vereischte stiptheid verzorgd.
Bijgaande fiches, in dubbel, zullen mij per joods persoon worden ingezonden, na nauwkeurige en wel volledige invulling. Onderaan de fiches zal vermeld worden of een dezer inwoners een openbaar ambt bekleedt of deel uit maakt van het onderwijzend personeel. Voor nieuwe benoemingen dient steeds een getuigschrift bijgebracht dat de candidaat geen jood is in den zin der verordening.
Eindelijk dient U dadelijk een bericht bekend te maken waarbij er aan herinnerd wordt dat de joden er toe gehouden zijn zich in het jodenregister te laten inschrijven en de houders van joodsche inrichtingen van de gemeentebesturen de bij de verordening voorziene aanplakking moeten vorderen.
Uw bijzondere attentie wordt gevestigd op art. 16 der voormelde verordening. Ik verlang uitdrukkelijk onmiddellijk antwoord.
De wn. Arrondissementscommissaris
A. Van Geel
PROVINCIAAL BESTUUR
VAN LIMBURG Hasselt, 30 januari 19411ste Afdeeling
Aanwr. N.016/233 DRINGEND
Onderwerp: verordening omtrent het vijandelijk vermogen; maatregelen tegen de joden, aanstelling van gevolmachtigden in bedrijven.
Aan de Heeren Burgemeesters en Schepenen
van de gemeenten der P R O V I N C I EMijne Heeren,
De Felkdkommandant te Hasselt deelt mij mede hetgeen volgt.
Sedert 10 mei 1940 zijn in een reeks bedrijven personeels- veranderingen ondernomen geworden. Deze veranderingen zijn gedeeltelijk daaraan te wijten dat de eigenaars of de tot dan toe leidende personen Engelschen of Franschen waren die van de mogelijkheid terug te keeren geen gebruik gemaakt hebben. In enkele gevallen gaat het er evenwel ook om joden en emigranten die ook thans nog wegblijven.
In deze bedrijven, ondernemingen of firma’s bevinden zich thans plaatsvervangers, gevolmachtigden of afwezigheidsbestuurders die door de burgemeesters en de Belgische instanties aangesteld werden. Van het mij toekomend recht dergelijke plaatsvervangers aan te stellen, heb ik geen gebruik gemaakt.
Naar buiten lijken deze firma’s thans Belgische ondernemingen. Om te kunnen onderzoeken of de bepalingen over het vijandelijk vermogen, over de maatregelen tegen de joden vervuld zijn, verzoek ik voor elke gemeente een lijst voor te leggen welke volgende aanduidingen moet inhouden.
Naam (Voor- en familienaam, voor firma’s preciese aangifte van de firmanaam)
Adres: Gemeente, straat en huisnummer
Naam der personen die op 10 mei 1940 eigenaars of bedrijfsleiders waren
Hun nationaliteit
Aangifte of jood of niet
Aangifte van den thans voorhanden zijnde afwezigheidsbestuurders, plaatsvervanger of gevolmachtigde;
Diens adres (plaats, straat en huisnummer)
Door welken dienst met de leiding van de onderneming belast?
Datum en nummer dezer beschikking
Welke bedrijfstak oefent de firma uit (fabricage, verkoop, branche)
Over welk kapitaal beschikt de firma?
Wie is behalve Engelschen, Franschen en Joden nog bij de firma aangesloten?
Hoeveel aangestelden, arbeiders enz. worden gebruikt?Daar de Feldkommandant gemelde inlichtingen verlangt te ontvangen voor 5 FEBRUARI EERSTKOMEND, verzoek ik U dringend mij de lijsten van al de bedrijven, ondernemingen of firma’s uwer gemeente waar zich thans plaatsvervangers, gevolmachtigden of afwezigheidsbestuurders bevinden, opgemaakt zooals hooger aangeduid, VOOR dien datum te doen geworden.
De gouverneur a.i.
G. Romsée
PROVINCIAAL BESTUUR
VAN LIMBURG Hasselt, den 30 januari 19411ste Afdeeling
Aanwr. N. 016/234
D R I N G E N D
ONDERWERP:
VERORDENING BETREFFENDE D E J O D E N
AANMELDING JOODSCHE ONDERNEMINGEN
Aan de Heeren Burgemeesters en Schepenen
van de gemeenten der PROVINCIEMijne Heeren,
De Heer Feldkommandant te Hasselt deelt mij mede dat de aanmelding van joodse ondernemingen bij het Aanmeldingsbureel te Brussel, Wetstraat 2, zooals voorzien door paragraaf 6 van de verordening op de joden dd. Oktober 1940, slechts gedeeltelijk geschied is, daar de noodige aanmeldingsformulieren bij de Feldkommandantur niet voorradig waren.
Thans liggen deze aanmeldingsformulieren klaar bij de Feldkommandantur te Hasselt en bij de Kreiskommandantur te Tongeren.
Ik verzoek U derhalve de joodsche ondernemingen die eventueel in uwe gemeente gevestigd zijn, uit te noodigen zich ONMIDDELLIJK voor aanmelding te wenden tot de Feldkommandantur te Hasselt, en wat het arrondissement betreft, tot de Kreiskommandantur te Tongeren.
De gouverneur a.i.
G. Romsée
13 februari 1941
Gemeente
Genk29/26/2 Aan den Heer Gouverneur
der provincie Limburg
te HASSELTMijnheer de Gouverneur,
Als gevolg van uw geëerd schrijven van 30 januari l.l. -1ste a nr. 016:834, hebben wij de eer Ued. te berichten dat zich in Genk nog de volgende joodsche ondernemingen bevinden:
- BLUMEBKRANZ Eugene, Houthalenstraat 5, agent van radio’s en electriciteit H.R. 38651 Antwerpen
- EISENBERG WEITKOM Jozef, Staelenstraat, 6, pelsenmaker
- HALPERN NECHEMIA, Staelenstraat 20, confectie-artikelen.
Deze personen werden heden schriftelijk verwittigd zich onmiddellijk op de Feldkommandantur aan te melden.
Aanvaard, Mijnheer de Gouverneur, de betuiging mijner gevoelens van ware hoogachting.
De Sekretaris De Burgemeester
Op zoek naar joden in dienst van gemeenten en ondergeschikte besturen o.a. C.O.O.
Provinciaal Bestuur Hasselt, den 28n juni 1941
van Limburg1° afdeeling
Aanwnr. 011111/
1941/800 Aan de Heeren Burgemeesters
Schepenen van de gemeenten van LimburgVerordening betreffende de joden
- Gemeenten
- Eronder ressorterende instellingen
Mijne Heeren,
In verband met de verordening van den militairen bevelhebber voor België en Noord-Frankrijk dd. 28 oktober 1940, verschenen in nummer 20 van het “Verordeningsblatt” betreffende het verwijderen van joden uit ambten en betrekkingen, op welke verordening de omzendbrief van den heer secretaris-generaal bij het Departement van Binnenlandsche Zaken en Volksgezondheid dd. 6 december 1940 eveneens betrekking had, verzoek ik U mij ten spoedigste de opgave te doen geworden van het aantal joodsche personen die middellijk of onmiddellijk afhangen:
a) van de gemeente diensten b) van de onder uw gemeente ressorterende instellingen
De gouverneur a.i.
G. Romsée
De pesterijen van de Duitsers gingen onverdroten verder of was het een middel om de naamlijst en adressen van de joden te kunnen vervolledigen?
Provinciaal Bestuur
van Limburg1° afdeling
Aanwzr 016.2895 Hasselt den 28 juni 1941
Aan de Heeren burgemeesters en schepenen
van de gemeenten der provincieMijne Heeren,
Onderwerp: inlevering van de radio-ontvangapparaten die in joods bezit zijn
Op verzoek van den Heer Feldkommandant van Hasselt, deel ik U mede, dat ingevolge artikel 10 van de verordening ter vervollediging van de jodenverordening van 31 mei 1941 (Verordeningsblatt, uitgave 44 nr.1), aan de joden het bezit verboden is van radio-ontvangapparaten en dat zij deze radiotoestellen uiterlijk op 1 juli 1941 tegen ontvangstbewijs dienen in te leveren.
Ik verzoek U hetgeen voorafgaat onmiddellijk ter kennis te brengen van de joden die in uwe gemeente vertoeven en hen uit te nodigen uiterlijk op 1 juli 1941 hun radiotoestel bij de Feldkommandantur te Hasselt Kamer 33, 3° verdiep, in te leveren. De apparaten dienen in goeden toestand en degelijk verpakt te zijn. Nochtans zullen zij, voor het vaststellen van het fabrikaat het nummer enz. bij de inlevering op de Feldkommandantur open gemaakt worden.
De gouverneur a.i.
J. Lysens
Ministerie van Binnenlandsche
Zaken Brussel den 29 juli 1941
en VolksgezondheidBestuur der Provincie- en Gemeentezaken
Aan de burgemeesters en schepenen der ontvoogde gemeenten
Bij mijn omzendbrief van 6 december 1940, Algemeen Sekretariaat, heb ik U voor uitvoering kennis gegeven van uittreksels uit de twee verordeningen, uitgevaardigd door de bezettende overheid op 28 oktober 1940 en waarvan de eerste het aanleggen van een jodenregister voor doel had.
Volgens de bepalingen van art. 2 al. 4 van deze verordening moest de inschrijving in dit register vermeld worden op het identiteitsbewijs van den aangegeven persoon.
Uit een mededeeling van de bezettende overheid blijkt, dat behalve deze vermelding op het identiteitsbewijs der joden, die in het desbtreffrend register ingeschreven zijn, de volgende aanduiding moet aangebracht worden: “Jood – Juif”.
Deze vermelding zal door uw zorgen, in rooden inkt, juist boven het portret van den betrokken persoon aangebracht worden, door middel van een natten stempel, met blokletters van ongeveer 1,5 cm.
Het behoort den belanghebbenden zich van heden af en uiterlijk tot 15 augustus aanstaande in uw diensten aan te bieden voor de uitvoering van dezen maatregel, waarvan zij door een persbericht zullen ingelicht worden.
Onmiddellijk na dezen datum moet U aan de “Dienststelle der Sicherheitspolizei” 453 Louisalaan te Brussel een lijst overmaken, met opgave van de namen, voornamen, plaats en datum van geboorte, beroep en adres der in het jodenregister ingeschreven personen, en met aanduiding door een speciaal kenmerk van deze, die op 15 augustus 1941, hun identiteitsbewijs opnieuw hebben laten afstempelen.
De secretaris-generaal
G. Romsée
De Duitsers zetten via de identiteitskaarten de procedure in voor het opsporen van de joden. Zij gebruiken hiervoor de provincie en de gemeenten.
Provinciaal Bestuur van
Limburg Hasselt, 3 september 19411° afdeeling
Aanwnr. 016:1941:3510
Aan de Heeren Burgemeesters en Schepenen van de Vlaamse gemeenten van de provincie Limburg
Mijne Heeren,
Voorwerp: Uitgifte van identiteitskaarten
Statistische gegevens sinds 10 mei 1940 per gemeente
Op verzoek van den Heer Feldkommandant te Hasselt nodig ik U uit:
bijzijnd inlichtingsformulier A, betreffende de identiteitskaarten die, sinds 10 mei 1940 in uw gemeente uitgereikt werden, behoorlijk in te vullen en mij zoo spoedig mogelijk en alleszins binnen de acht dagen terug te laten geworden.
Mij, eveneens binnen de acht dagen, een lijst te zenden van de personen die zich voor inschrijving in het jodenregister aangemeld hebben, met vermelding van naam, voornamen, geboorteplaats en datum, beroep en nauwkeurig adres. Deze lijst dient opgemaakt volgens bijzijnd model (inlichtingsformulier B)
De gouverneur a.i.
Feldkommandantur 681 Hasselt 13 oktober 1941
Ref. 19—Schleichh. VERTALING
Aan het provinciaal Bestuur van Limburg
HASSELTBetreft: Optreden tegen sluikhandel betrapte joden
Confer:Mijn schrijven van 18 en 28 augustus 1941 – Ref. 9 Ausgew.b
In bovenvermeld schrijven had ik o.a. verzocht de daarvoor in aanmerking komende diensten erop te wijzen dat in alle gevallen van ingrijpen waarbij joden aan smokkelhandel deel hebben, tot aanhouding van de personen dient overgegaan en zij aan de Feldkommandantur 681 dienen voorgebracht voor beoordeeling.
Blijkens mijn vaststellingen werd evenwel meermaals niet diensvolgens opgetreden, doch slechts aangifte gedaan van de bij den sluikhandel aangetroffen joden.
Ik maak er nogmaals attent op dat mijn schikking voor doel heeft den omvangrijken smokkelhandel der joden in de provincie Limburg te belemmeren. Dit: algemeen welzijn dienend gevolg, kan echter slechts dan bereikt worden wanneer de Feldkommandantur 681 door het aanbrengen der joden in de mogelijkheid gesteld wordt met onmiddellijke voorbeeldige straffen, voor vrijheidsstraffen, tegen hen op te treden.
Ik verzoek derhalve de bevoegde diensten nogmaals passend te onderrichten.
Get. Dr. Schramm
Oberkriegsverwaltungsrat
PROVINCIAAL BESTUUR Hasselt, 13 oktober 1941
1ste Afdeeling
Aanwnr. 016/3956 HOOGDRINGEND
Aan de Heeren Burgemeesters en Schepenen van de ontvoogde gemeenten der Provincie
Mijne Heeren,
Op aandringen van den Heer Feldkommandant te Hasselt, verzoek ik U mij BINNEN DE ZES DAGEN een afschrift in VIERDUBBEL exemplaar te laten geworden van het jodenregister uwer gemeente.
Dit register dient tevens, achter den naam van elken ingeschrevene, volgende bijkomende inlichtingen te behelzen:
- beroep of aard van activiteit
- als het zakenlieden geldt: naam en zetel van de firma, alsmede den aard van de onderneming b.v. fabriek voor textielwaren, handel in levensmiddelen, handel in paarden enz.
Ik verzoek U deze zaak als hoogdringend te beschouwen en mij het gevraagde binnen de bepaalde termijn te laten geworden.
De gouverneur a.i.
J. Lysens
Provinciaal Bestuur
van Limburg Hasselt, 6 november 1941Aanwnr. 016/ 3510/3957
Aan de Feldkommandantur 681
Verwaltungschef
Hasselt
Mijnheer de Feldkommandant,
Onderwerp: Jodenregister en opgave identiteitskaarten uitgereikt sinds 10 mei 1940 door de gemeenten der provincie (lijst met opgave)
Als gevolg aan uw schrijven d.d. 28.8.1941, ref.9, herinnerd bij brief van 8 oktober 1941, ref. 9, heb ik de eer U bijgaande lijst, houdende de opgave der identiteitskaarten, uitgereikt in de gemeenten der provincie sinds 10 mei 1940 te laten geworden.
Voor de volgende gemeenten der provincie ontbreken de gegevens nog: Binderveld, Kuttecoven, Dietsch-Heur, Veulen en Widooie. Ik dring er bij schrijven van 6 november 1941 bij de gemeenten op aan dat zij onmiddellijk mijn omzenbrief betreffende deze zaak d.d. 3 september beantwooorden.
De gemeenten Ordingen, Stokrooi, Ulbeek en Werm geven onvolledige inlichtingen. Ook zij worden bij schrijven van 6 november 1941 verzocht de gevraagde opgaven juist te geven.
Voor wat de opgaven aangaat van de joden die zich aangeboden hebben om inschrijving in het jodenregister, hieraan zal worden voldaan bij het beantwoorden van uw schrijven d.d. 8 oktober 1941, ref. 9 C-AZ.Ausgew., waardoor eveneens een afschrift van dit register in vierdubbel gevraagd wordt, samen met de opgave van den aard der activiteit door de joden uitgeoefend.
De gouverneur a.i.
P.S. De witte kaarten gelden voor de actieve vreemdelingen, de witte kaarten voor de vreemdelingen die geen beroep uitoefenen.
Provinciaal Bestuur Hasselt, den 16 november 1941 van Limburg
Nr. 961/11214 Aan de Heeren Burgemeesters
der Vlaamsche gemeentenMijnheer de Burgemeester,
De Feldkommandantur 681 te Hasselt vestigt mijn aandacht op het volgende:
Het gebeurt nog vaak dat joden, welke vroeger uit Antwerpen naar Limburg uitgewezen werden en thans naar Antwerpen zijn teruggekeerd of hun woonplaats naar Brussel verlegd hebben, alsmede joden, welke na 10 mei 1940 naar Limburg gekomen waren en dientengevoge de provincie hebben moeten verlaten, naar hier terugkeeren om bezoeken af te leggen en van die gelegenheid gebruik maken om aan smokkelhandel te doen. Zoo werd o.m. vastgesteld dat deze personen hier groenten, boter enz. koopen in den sluikhandel of oud tuig (stof enz.) ruilen tegen levensmiddelen-zegels.
Ik moet veronderstellen dat de onderrichtingen omtrent den eventueelen terugkeer uit Antwerpen of Brussel van deze personen niet worden nageleefd.
Ik vestig er uwe bijzondere aandacht op dat elke dezer personen, die in uwe gemeente terugkeeren, onmiddellijk moet teruggezonden en bij herhaling naar de Feldkommandantur moet opgeleid worden. In alle gevallen, waarbij vastgesteld wordt dat joden aan sluikhandel doen, moeten zij aangehouden en aan de Feldkommandantur overgeleverd worden, ter beoordeeling samen met de vastgesteld behandeling der zaak.
Ik verwacht dat in de toekomst stipt met deze onderrichtingen zal rekening gehouden worden zoo niet zult Gij U aan ernstige moeilijkheden blootstellen.
De gouverneur a.i.
J. Lysens
Ministerie van Binnenlandse Brussel, den 22n januari 1942
Zaken en Volksgezondheid
Aan de heeren Burgemeesters en Schepenen
van de ontvoogde gemeentenMijne Heeren,
De Heer Militaire Bevelhebber voor België en Noord-Frankrijk deelt mij mede dat sommige overheden, die bij toepassing van de verordening van 28 oktober 1940 belast zijn met het houden van het jodenregister, totdusvere geen gevolg hebben gegeven aan mijn omzendbrief van 29 juli 1941, Ref.J.,waarbij zij verzocht werden aan de “Dienststelle der Sicherheitspolizei, 453, Louisalaan te Brussel, een lijst in te zenden met opgave van de namen, voornamen, plaats en datum van geboorte, het beroep en juist adres van al de in hun registers ingeschreven joden.
Ik verzoek U bijgevolg, te willen onderzoeken of de desbetreffende lijsten wel door uw Dienst (of gemeentebestuur) ingezonden werden; indien ze niet waren ingestuurd dan dient onmiddellijk na ontvangst van onderhavige missive den vereischten maatregel getroffen te worden.
In geval er geen inschrijvingen in uw register mochten voorkomen dan behoort uw bestuur een ontkennend bericht aan voornoemd organisme te laten geworden.
Voor den Secretaris-generaal
De Inspecteur-Generaal
Croonenberghs
Bij verordening van 27 mei 1942 waren de joden verplicht de jodenster te dragen. De controle op het dragen ervan volgde heel snel op de verordening.
Bestuur van Limburg
Aanwr.016/6362 b Hasselt, den 12 juni 1942
Aan de Heeren Burgemeesters en Schepenen
der Vlaamsche gemeenten der provincieVoorwerp: JODENSTER lijst der joden van ten volle zes jaar
Mijne Heeren,
Op bevel van den Heer Feldkommandant te Hasselt, verzoek ik U, RECHTSTREEKS aan de Feldkommandant 681 te Hasselt, een lijst over te maken van ALLE joden die in uw gemeente bestendig verblijven, of zich er meestal ophouden en den leeftijd van TEN VOLLE ZES JAAR bereikt hebben.
Behalve de naam en voornamen der betrokkenen dient deze lijst te bevatten hun adres, het beroep dat tot nu toe werd uitgeoefend alsmede de geboortedatum.
Volgens de verordening van den Heer Militärbefehlshaber in dato van 27 mei 1942, zijn alle joden, zonder aanzien van nationaliteit, verplicht de jodenster te dragen.
Alleen in bijzondere, gegronde gevallen, kan, op aanvraag, een uitzondering worden toegestaan door de Feldkommandantur.
Indien er in uwe gemeente joden verblijf houden en U tot heden nog geen jodensterren werden overgemaakt, wordt gij DRINGEND verzocht de Feldkommandantur RECHTSTREEKS hiervan in kennis te stellen VOOR 15 dezer.
De gouverneur a.i.
J. Lysens
Provinciaal Bestuur
Van Limburg Hasselt, den 15 juni 1942Aanwnr. 016/6362
Aan de Heeren Burgemeester en Schepenen
der gemeente TongerenMijne Heeren,
Op bevel van de Feldkommandantur 681 te Hasselt, heb ik de eer U hierbij de sterren, bestemd voor de joden uwer gemeente, over te maken. Volgens de verordening van den Militärbefehlshaber in dato van 27 mei 1942, zijn alle joden, zonder aanzien van nationaliteit, verplicht de jodenster te dragen.
Alleen in bijzondere, gegronde gevallen, kan, op aanvraag, een uitzondering worden toegstaan door de Feldkommandantur.
Voor elke jood zijn drie sterren bestemd. De rekening hiervoor wordt later door de Feldkommandantur overgemaakt. Punten van kleederkaart zijn hiervoor niet vereischt. In geval het aantal der toegezonden sterren niet toereikend mocht zijn, dient het tekort aangevraagd te worden bij de Feldkommandantur.
Voor verdere onderrichtingen betreffende de joden, verwijs ik U naar het rondschrijven van mijn ambt, 1° Afd. Aanwnr. 016/6362 b. dd.d. 12 juni 1942.
De gouverneur a.i.
J. Lysens.
De Feldkommandantur 681 te Hasselt gaf nadere bijzonderheden over het dragen van de jodenster.
Feldkommandantur 681 14 augustus 1942
Verwaltungschef
9° Jud Aan den heer gouverneur van Limburg
HasseltBeteft: Herkenning van de joden
Blijkens de tot nog toe geldende bepalingen over de herkenning van de joden waren dusdanige Roemeensche staatsonderdanen van het dragen van de ster uitgezonderd.
Daar thans door het Ministerie van Buitenlandsche Zaken de kring van de tot het dragen van de jodenster verplichte Staatsonderdanen werd vastgesteld, geef ik daarvan hieronder kennis.
Zijn verplicht de jodenster te dragen:
Alle joden van de vijandelijke staten alsmede de Belgische, Fransche en Statenlooze joden, joden uit het Rijk en uit de door het Rijk bezette Oostelijke gebieden. Verder Kroatische, Hongaarsche en Bulgaarsche joden. Er wordt verzocht de Belgische Rijkswacht en de politie van bovenstaande schikkingen op de hoogte te brengen.
w.g. Dr. Krause.
De joden kregen het bevel hun rijwielen in te leveren.
Provinciaal Bestuur Hasselt, 20 oktober 1942
van LimburgAanwr. 016/761 ZEER DRINGEND
JODEN INTREKKING RIJWIELEN
Aan de heeren Burgemeester en Schepenen der Vlaamse gemeenten der provincie
Mijne Heeren,
De Heer Feldkommandant te Hasselt verzoekt mij de plaatselijke politiediensten op te dragen onmiddellijk bij alle joden de rijwielen in te trekken en deze bij de Feldkommandantur onder aangifte van nummer en namen der eigenaars, onverwijld in te leveren.
Daar de Heer Feldkommandant tevens den wensch uitdrukt tegen den 25 oktober a.s. bericht te mogen ontvangen van de uitvoering van dezen maatregel door de gemeentebesturen, heb ik de eer U te vragen mij, zo spoedig mogelijk PER KEERENDE BODE, bericht te geven van deze uitvoering wat uw gemeente betreft in geval er joden zouden verblijven.
De gouverneur a.i.
J. Lysens
Provinciaal Bestuur van Limburg
1ste Afdeeling
016.7692 Hasselt, 28 oktober 1942
Aan de Heeren Burgemeester en Schepenen
der gemeente GenkMijne Heeren,
In aansluiting aan mijn rondschrijven dd. 20 oktober 1942, Nr. 016/7616, heb ik de eer U hieronder den tekst mede te deelen van een nieuw schrijven dat ik ontvangen heb vanwege de Heer Feldkommandant te Hasselt, betreffende het intrekken der rijwielen bij alle joden die in de provincie Limburg verblijven.
Er wordt o.m.gevraagd uiterlijk tegen den 30n oktober aanstaande aan de Feldkommandantur 681 de lijst te laten geworden van de ingetrokken rijwielen en tegen denzelfden datum ook de rijwielen bij de Feldkommandantur in te leveren.
Ik verzoek U de noodige maatregelen te treffen met het oog op de uitvoering van dezen maatregel.
De Gouverneur a.i.
J. Lysens
Feldkommandantur 681
Verwaltungschef 9 V/4 VERTALING
INTREKKING DER RIJWIELEN VAN DE JODEN
Ik verzoek de Heeren burgemeesters van de provincie Limburg te beteekenen onmiddellijk alle in de provincie verblijvende joden de rijwielen af te nemen. Eveneens dienen alle voorhanden zijnde vervangstukken alsmede de handwerktuigen ingetrokken te worden.
De joden moeten eerst de rijwielen onberispelijk reinigen. Mochten herstellingen noodig zijn, dan dienen deze ook nog gedaan door de bemiddeling van de burgemeesters op kosten van de joden.
Er dient een lijst van elke gemeente aan de Feldkommandantur 681 gezonden te worden, waar deze uiterlijk den 30.10.1942 moet toekomen. Tot dezen datum moeten ook de rijwielen bij de Feldkommandantur ingeleverd te worden.
w.g. Dr. Krause
Belangrijke personen in de jodenaangelegenheid in Limburg
Generaal von Falkenhausen
Deze adellijke militair met de voornamen Alexander Ernest Alfred Herman was geboren te Blumental, distrikt Neise Silezië. Op enkele maanden uitgezonderd was hij gedurende de Tweede Wereldoorlog de militaire opperbevelhebber voor België en Noord-Frankrijk. Hij zou betrokken geweest zijn op de aanslag die majoor von Stauffenberg in juli 1944 pleegde op Hitler. Op het einde van de oorlog werd hij aangehouden en kwam terecht in de concentratiekampen van Buchenwald (Winkler Prins Dfeel 8) en Dachau. Door de militaire rechtbank van Brussel werd hij op 9 maart 1951 veroordeeld tot 12 jaar maar hij werd kort nadien vrijgelaten.
In tegenstelling met Nederland waar er een burgerlijk bestuur ingevoerd werd met aan het hoofd Seyss-Inquart, had België een militair bestuur met bevelhebber generaal von Falkenhausen. Waarschijnlijk is dit de reden dat er in Nederland 75% van de Joden omkwam, in België 40% en in Frankrijk 25%. De jacht op de joden was in België minder hardnekkig, alhoewel!
Gerard Romsée
Geboren te Guigoven op 11 oktober 1901, deed zijn middelbare studies aan het O.-L.-Vrouwcollege te Tongeren om nadien rechten en thomistische wijsbegeerte te studeren aan de universiteit van Leuven. Hij vestigde zich als advokaat te Antwerpen en nadien te Brussel. Op 27 mei 1929 werd hij verkozen tot volksvertegenwoordiger van de Vlaams-Nationalisten en nadien van het V.N.V. Na de capitulatie van 28 mei 1940 was hij commissaris voor de repatriëring van Belgische vluchtelingen in Frankrijk. Op 17 augustus 1940 werd hij benoemd tot gouverneur van Limburg en bleef dit tot 2 apil 1941, datum waarop hij benoemd werd tot secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid. Hij hield via bemiddeling kontakt met koning Leopold III.
Begin september 1944 vluchtte hij naar Bregenz in Oostenrijk. In mei 1945 kwam hij terug naar België en werd in 1948 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaar. Zes jaar later kwam hij vervroegd vrij en op 22 juni 1966 kreeg hij eerherstel. Romsée was een persoonlijkheid die moeilijk te doorgronden was. Tot op het einde van zijn leven bleef hij zeer godsdienstig. Hij stierf te Sint-Lambrechts-Woluwe op 14 april 1976.
Josef Lysens
Geboren te Tongeren op 6 januari 1896, volgde lager en middelbaar onderwijs te Tongeren. Via Nederland trok hij in 1915 naar Engeland waar hij zich als vrijwilliger aanmeldde bij het Belgisch leger. Hij militeerde in de rangen van de Frontbeweging. Aan de universiteit van Luik behaalde hij in 1924 het diploma van doctor in de rechten en vestigde zich als advokaat te Tongeren. In 1936 en 1939 werd hij voor het V.N.V. (Vlaams Nationaal Verbond)) senator. Vanaf 1938 was hij schepen van de stad Tongeren. In april 1941 werd hij gouverneur van Limburg in opvolging van Gerard Romsée. Op 20 december 1945 veroordeelde de krijgsraad hem tot een gevangenisstraf van 25 jaar. Om gezondheidsredenen werd hij in 1949 in vrijheid gesteld. Hij overleed te Antwerpen op 27 januari 1950
Alexis Vangeel
Geboren te Hasselt 09 10 juli 1890, was in zijn jeugdjaren voorzitter van de studentenbond “De Klauwaerts” te Hasselt. Geruime tijd oefende hij het ambt van bureelhoofd uit op het arrondissementscommissariaat te Tongeren. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd hij aangesteld tot arrondissementscommissaris met toezicht op de niet ontvoogde gemeenten. Op 19 oktober 1943 werd een aanslag op hem gepleegd. Bij de bevrijding werd hij te Tongeren aangehouden en op 9 september 1944 op de binnenkoer van de gevangenis te Tongeren door de Partisanen terechtgesteld.
Hoofdstuk II
De uitwijzing van de joden van Antwerpen naar Limburg
De Duitse ordonnantie van 12 november 1940 bepaalde dat een aantal duizenden joden vanuit Antwerpen naar Limburgse gemeenten moesten uitgewezen worden. De locatie zou gebeuren in leegstaande barakken en kazernes van het Belgisch leger. Aan de Commissie van de Openbare Onderstand en het Provinciebestuur werd de verplichting opgelegd in te staan voor het onderhoud. De uitgewezenen of de uitgewekenen, zo werden de joden genoemd, mochten in de gemeente waarin zij verbleven, zich vrij bewegen maar mochten ze niet verlaten.
Nr.679 Specimen 171/260.359
Gemeente Antwerpen
UITWIJZINGSBEVEL
Aan Mijnheer, Mevrouw, Mejuffer: MANNBER Mozes
Geboren den 30 November 1878 te KRZYWZCA (Polen), wonende Antwerpen Brialmontlei 26
Op bevel van het Duitsche Militaire Bestuur wordt gij, op grond van par.3 van de Verordening op de politiemaatregelen in zekere gebieden van België en Noord-Frankrijk van 12.11.1940 (Verordenungsblatt des Militärbefehlshaber in Belgien und Nord-Frankreich van 18.11.1940, 22° uitgave nr. 1) uit het arrondissement Antwerpen uitgewezen.
Als toekomende verblijfplaats wordt U de gemeente……………aangewezen.(De naam dezer gemeente zal in het aankomststation ingevuld worden).
De nieuwe verblijfplaats moogt ge zonder toestemming van de plaatselijke bevoegde Feldkommandantur niet verlaten.
Voor overbrenging naar uwe nieuwe verblijfplaats moet gij U op 2 januari 1941 voormiddags 8 uur aan het station Antwerpen-Zuid (buitenhal), Simon Bolivarplaats aanmelden.
Moeten medegebracht worden:
- Tegenwoordig uitwijzingsbevel
- Aangehecht kontroolbewijs
- Eenzelvigheidskaart
- Mondvoorraad voor drie dagen
Het is U toegelaten kinderen tot den ouderdom van 15 jaar of minder, die deel uitmaken van uw huishouden, naar uwe nieuwe verblijfplaats mede te nemen.
Het medenemen van reisgoed is tot het absoluut noodzakelijke te beperken. Voor ieder volwassen persoon wordt ten hoogste 25 kgr. toegelaten. Gij kunt echter uwe andere zaken bij bekenden in uw huidige woonplaats achterlaten en later met inachtname der voorschriften op het openbaar verkeer, laten nazenden.
Tegen tegenwoordig uitwijzingsbevel is geen rechtsmiddel toelaatbaar.
Overtredingen van voorgaande bepalingen worden, overeenkomstig par.6, alinea 2 van de bovenvermelde Verordening van 12.11.1940 zwaar – naar omstandigheden met gevangenis - gestraft.
Stempel der gemeente De Burgemeester
Provinciaal Bestuur van Limburg
3de Afdeeling 18 december 1940
Algemeene onderrichtingen met het oog op de aankomst en de onderbrenging van uitwijkelingen en het toezicht door de gemeentebesturen uit te oefenen.
1. Bij de aankomst der uitwijkelingen, hetzij aan het station, hetzij in de gemeente zelf, ingeval het vervoer van het dichtstbijgelegen station tot in de kom der gemeente per autobus of door andere vervoermiddelen moet geschieden, zullen moeten aanwezig zijn: de burgemeester, de gemeentesecretaris, de veldwachter en eventueel politieagenten, welke ervoor te zorgen hebben dat de uitwijkelingen naar de hun bestemde plaats gebracht worden.
Ook zal desnoods moeten gezorgd worden voor de vervoermiddelen van de handbagage. Voor elken persoon is de handbagage toegelaten tot ten hoogste 25 kgr. De uitgewekenen zijn voorzien van de levensmiddelen voor drie dagen.
2.De uitgewekenen zijn in het bezit der volgende legitimatiestukken:
- een belgisch identiteitskaart
- een uitwijzingsbevel
Aan den burgemeester of zijn afgevaardigde zal eene lijst ter hand gesteld worden, voor elken persoon opgevend:
- Familienaam
- Voornamen
- Nummer der identiteitskaart en de uitreikende gemeente
- Voormalige verblijfsplaats
- Toegewezen verblijfsplaats
Bij de aankomst moet – aan de hand dezer lijst – de controle geschieden en aan het Provinciaal Bestuur, 3de Afdeeling, onmiddellijk medegedeeld worden of alle erop vermelde personen werkelijk zijn toegekomen.
3.De burgemeesters hebben er voor te zorgen dat zieke personen kunnen verzorgd worden. Zij moeten tevens zorgen voor de aangepaste onderbrenging der uitwijkelingen in acht nemende dat de familie-eenheid zoveel mogelijk dient gehandhaafd. Voor zoover de uitwijkelingen niet in private huizen bij burgers ondergebracht worden, zal moeten gezorgd worden voor de verwarming en slaapgelegenheid, ingeval zij in ledigstaande gebouwen of schoollokalen gehuisvest worden. Ook zullen hun eventueel andere benoodigdheden moeten bezorgd worden.
4.De uitgewezenen zullen zich dagelijks in de gemeentehuizen hebben aan te melden, alwaar eene lijst over de aanmelding moet bijgehouden woden. De verplichting der dagelijksche aanmelding dient door den burgemeester aan de uitgewezenen bekend gemaakt en door deze laatsten schriftelijk erkend te worden.
Voor elken uitgewekenen wordt binnen de week na aankomst een steekkaart aangelegd volgens een nog te bepalen formulier. Nadere onderrichtingen zullen hieromtrent naderhand medegedeeld worden.
5.De uitgewekenen moeten, voor zoover noodwendig, door de Commissies van Openbaren Onderstand ondersteund worden. De gemeenten moeten de noodige fondsen, desnoods, ter beschikking der Commissies stellen. De kwestie der eventueele terugbetaling of der uitkeering van vergoedingen aan de rechthebbende Besturen zal naderhand geregeld worden.
6.De uitgewekenen zijn van de hun toekomende rantsoeneeringszegels voorzien. Er dient ten scherpste opgetreden tegen handelaars, enz. die de uitgewekenen benadeeligen bij de aflevering van levensmiddelen in vergelijking met de plaatselijke inwoners.
Besluit van 30 december 1940 betreffende de burgerlijke opeisingen
In het Belgisch Staatsblad van 4 januari 1941 verscheen voornoemd besluit betreffende de burgerlijke opeisingen, ondertekend door de w.n.Secretaris-Generaal H. Adam, door Secretaris-Generaal Verwilghen en door Secretaris-Generaal O. Plisnier. We nemen uit dit besluit enige overwegingen over:
Het is dringend noodzakelijk tijdelijk in de huisvesting te voorzien van de personen die ten gevolge van oorlogsfeiten van woongelegenheid verstoken zijn.
Het vorderingsrecht wordt uitgeoefend door de gemeentebesturen.
Niettegenstaande alle verzet mag het onroerend goed in bezit genomen worden onmiddellijk na de plaatsbeschrijving.
Hoe was het vertrek geregeld?
De verzameling voor het vertrek gebeurde in het Zuid-Station te Antwerpen. De joden wisten niet welk hun bestemming was. Dit zou hen meegedeeld worden op de plaats waar ze de trein zouden verlaten. In totaal vertrokken er vanaf 21 december 1940 niet minder dan 9 treinen met een totale bezetting van ongeveer 3.189 à 3.334 joden, kinderen inbegrepen. Rode-Kruishelpers mochten de joden van Antwerpen naar Limburg vergezellen.
De gegevens omtrent de bezetting en bestemming van de 9 treinen, ontlenen we aan het nazicht door ons van de bundels van de 43 Limburgse gemeenten op de Dienst voor Oorlogsslachtoffers, Luchtvaartsquare 29 te Brussel en aan de licentiaatsthesis (V.U.B. 2003) van Ignace Degens die erop wijst dat, wat betreft de bezetting der treinen, het over benaderende cijfers gaat.
TREIN 1
Nummer trein 1 datum trein : 21 december 1940
Verloop van trein:
Antwerpen-Zuid | 10.30 |
Hasselt-aankomst | 13.40 |
Hasselt-vertrek | 15.00 |
Sint-Truiden | 16.40 |
Totaal transport: 236 personen waaronder 212 volwassenen en 24 kinderen. 608 joden moesten zich in het Zuid-Station aanbieden. De procentuele opkomst van de volwassenen in Antwerpen voor het transport bedroeg slechts 34,87 %.
Op 7 januari 1941 ontving de Limburgse gouverneur Romsée een schrijven van de Hasseltse Feldkommandantur met de melding dat de “van Antwerpen naar de stad Sint-Truiden overgekomen personen onmiddellijk uit het stadsgebied verwijderd en ergens anders ondergebracht moesten worden”.
Voor de opname van de uitwijkelingen kwamen in aanmerking:
Herk-de-Stad | 66 |
Kuringen | 78 |
Nieuwerkerken | 37 |
Stevoort | 35 |
De uitwijkelingen, oorspronkelijk bestemd voor Sint-Truiden, werden met vrachtwagens naar de vier genoemde naburige gemeenten overgebracht.
We moeten er nota van nemen dat voor de volgende transporten de cijfers van het aantal joden bij het vertrek in Antwerpen een klein en vaak een groot verschil uitmaken met het aantal joden dat in de verschillende gemeenten geplaatst werd. Dit komt omdat er een aantal joden vrijwillig later dan hun transport vanuit An.twerpen vertrokken zijn en dan nog dikwijls op hun verzoek in een andere gemeente terechtkwamen.
Vanwege kardinaal Van Roey was er een hevig protest tegen de uitwijzing van joden uit Antwerpen zoals blijkt uit een schrijven van de Groot-Rabbijn van België:
Brussel, 29 december 1940
Ik verzoek Uwe Eminentie mijn oprechte erkentelijkheid te willen aanvaarden voor de stappen die Uwe Eminentie heeft willen aanwenden ten gunste der personen getroffen door de jongste uitdrijvingsmaatregelen te Antwerpen.
Moge de Almachtige Uwe Eminentie zegenen alsmede diegenen, die arbeiden aan een betere toekomst van de menschheid.
Getekend.
Dr. S. Ullman
De gouverneur a.i. Gerard Romsée schreef op 30 december 1940 hetgeen volgt:
Uitwijkelingen
Onderrichtingen
Provinciaal Bestuur van LimburgHasselt Zeer dringend
Aan de Heeren burgemeester en schepenen der gemeente Bilzen
In aansluiting met de laatste alinea van mijn rondschrijven van 23 december j.l. nr. 1940-11 heb ik de eer U te laten weten dat volgens bericht der Duitsche overheid de uitwijkelingen in uwe gemeente zullen aankomen, per bijzonderen trein, donderdag 2 januari a.s. in den namiddag.
Gelieve hoogdringend de noodige maatregelen te treffen met het oog op de ontvangst aan het station en de onderbrenging dezer uitgewekenen. Ik vestig uwe bijzondere aandacht op de voorschriften vervat in hoofdstuk 2 der algemeene onderrichtingen welke mijn rondschrijven van 18 december vergezelden betreffende de controle welke bij de aankomst moet geschieden, en verzoek U zonder verwijl aan mijn Bestuur, 3de afdeeling, mede te delen of alle op de lijst vermelde personen werkelijk zullen zijn toegekomen.*
Verder verzoekt de bezettende Overheid bij het toekomen van transporten voor het volgende te willen zorg dragen:
1. Bij het binnenloopen van het transport en tijdens den ganschen duur van het oponthoud in het station, moet het perron door Belgische politie- en rijkswachtagenten afgesloten worden en den toegang tot het perron en tot die gedeelten van het station, die voor het volvoeren van het transport gebruikt worden, aan de burgerbevolking slechts toe te laten in zooverre noodzakelijk is om treinen van het publiek verkeer te bereiken.
*2. Aan alle personen die met het volvoeren of bewaking van het transport, alsmede aan hen die belast zijn met de versperring, is het verboden van de vervoerden brieven, postkaarten enz. ter verzending door de post, aan te nemen.
3. Aan het bestemmingsstation moet door aangestelde politieorganen gezegd worden dat de uitgewekenen slechts per compartiment, of indien er geen compartiment-indeelingen bestaan, per wagen uitstijgen, daar anders het overzicht verloren gaat. Het gepak moet door helpers op klaar te zetten voertuigen overgeladen worden zoodat bij het vervoer naar de wijken geen enkel onnoodig oponthoud ontstaat.
Eindelijk verzoek ik U ervoor te zorgen dat een verantwoordelijk afgevaardigde van uw bestuur om 13.15 u aan het station te Hasselt aanwezig zij, teneinde de trein tot in uwe gemeente te begeleiden en er de lijst in ontvangst te nemen waarop de uitgewekenen, bestemd voor uw gemeente, zijn vermeld.
Ik verzoek U met deze onderrichtingen stipt rekening te houden.
De gouverneur a.i.
Gerard Romsée.
TREIN 2
Nummer trein 2 – Datum trein: 2 januari 1941
Verloop – trein
Antwerpen-Zuid | 10.28 |
Hasselt Aankomst | 14.16 |
Hasselt-vertrek | 15.26 |
Diepenbeek | 16.00 |
Beverst | 16.20 |
Bilzen | 16.40 |
Hoeselt | 17.15 |
Totaal transport: 450 personen
Opgeroepen voor vertrek: 1150. Zijn in Antwerpen vertrokken: volwassenen: 382, kinderen: 68. Voor de volwassenen zijn er maar 33,22 % opgekomen voor het transport.
De plaatsing gebeurde in volgende gemeenten:
Diepenbeek | 179 personen waaronder 37 kinderen |
Beverst | 41 personen waaronder 4 kinderen |
Bilzen | 123 personen waaronder 13 kinderen |
Hoeselt | 106 personen waaronder 14 kinderen |
De joden te Bilzen
In deze stad werden de joden ondergebracht in de villa van griffier Vangertruyden en ook bij particuliere burgers.
4 januari 1941
Aan de Heeren Burgemeester en schepenen van Bilzen
Mijne Heeren,
Op aandringen van de Duitsche Overheid wordt U er nogmaals met nadruk op gewezen, dat de uitwijkelingen die in uwe gemeente verblijven, IN GEEN GEVAL, het grondgebied van uw gemeente mogen verlaten.
Voor de gouverneur a.i.
De Griffier der Provincie dd.J. Droogmans
In de archieven van de stad Bilzen vonden we een lijst met volgende namen en adressen van joden die in hun stad verbleven. Deze lijst is echter onvolledig.
- Friedmanm Chaja Blima, Van Dijckstraat 54 Antwerpen
- Lustmann Herbert,Wolf,VanDiepenbeekstraat 38 Antwerpen>
- Rozmarin Herman, Van Lerinstraat 47 Antwerpen
- Szumbewier Chaja, Sara, Korte Winkelhaak 3 Antwerpen
- Kartz Marcus, Lange Kiewitstraat 12 Antwerpen
- Safier Eidla Sara, Draakstraat 5 Antwerpen
- Steinhardt Mensche Israel, Draakstraat 5 Antwerpen>
- Rosler Jeh. Febus, Van Lerinstraat 47 Antwerpen
- Werner Sara, Van Lerinstraat 47 Antwerpen
- Borustein Israel, Jaques Jacobsstraat 36 Antwerpen
- Majer Herman,Raafstraat 1 Antwerpen
- Seiden Yente, Lange Vanrusstraat 30 Antwerpen>
- Mussler Leia, geboren 22.4.1910, Provinciestraat 210 Antwerpen. (Deze laatste is met konvooi XIV onder nr.855 naar Auschwitz gedeporteerd en niet meer teruggekomen).
- Straussberg Gittel, Perbisstraat Antwerpen
- Erbsman Szymon, Wolfsstraat 32 Antwerpen
- Weinling Irena, Langeleemstraat 70>
Het Hoofdpolitiecommissariaat van Antwerpen richtte volgend schrijven aan de Burgemeester van Bilzen:
Antwerpen, 9 januari 1941
Mijnheer de Burgemeester,
Ten einde te kunnen voldoen aan de bevelen van de Duitsche Overheid, beleefd verzoek mij per omgaande een lijst te doen geworden van de vreemdelingen welke in uw gemeente werden ondergebracht met den trein van 2 januari 1941.
Deze lijst zou dienen te vermelden: nummer van het uitdrijvingsbevel, familienaam en voornaam, geboorteplaats en datum en het nummer van de identiteitskaart.
Aanvaard, mijnheer de Burgemeester, de verzekering mijner hoogachting.
De Hoofdcommissaris van politie
G. Zwaenepoel
0p 18 januari 1941 richtte het stadsbestuur van Bilzen het volgend schrijven aan de Secretaris Generaal, Ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening te Brussel omdat er onvoldoende levensmiddelen waren voor de joden in Bilzen:
Heer secretaris generaal,
Het Gemeentebestuur van Bilzen is zoo vrij U het volgende bloot te leggen:*
0p 2 januari l.l. werden ons 123 joodsche uitwijkelingen uit de stad Antwerpen overgezonden.
Deze uitwijkelingen konden over geen voorraad levensmiddelen beschikken daar hun slechts toegestaan werd 25 kgr. reisgoed mede te brengen.
Hier ter plaatse konden deze uitwijkelingen door de winkeliers niet bevoorraad worden daar deze niet tijdig als klanten konden ingeschreven worden.
Zij zagen zich verplicht vanaf den 2den januari tot op heden uitsluitend op hun broodrantsoen te teeren dat nu reeds uitgeput is.
Zou het thans toegestaan zijn aan deze uitwijkelingen een bijkomend broodrantsoen brood toe te kennen.
Wij verzoeken Ued. beleefd ons zoo spoedig mogelijk een antwoord te verleenen, daar in onze gemeente de voorraad aardappelen ontoereikend is om tevens ook deze inwijkelingen te bedeelen.
Wij zijn er niet in geslaagd het antwoord te vinden dat op dit verzoek gevolgd is.
Er werd door de Duitsers nauw toegezien of alle onderrichtingen die betrekking hadden op de uitgewezenen, stipt werden nageleefd.
Hasselt, den 29n januari 1941
Aan de Heeren Burgemeester en Schepenen van de gemeente Bilzen
Mijne Heeren,
De Duitsche Overheid vestigt mijne ernstige aandacht op het feit dat sommige onderrichtingen betreffende de controle over de uitgewezenen niet of onvolledig werden nageleefd.
Teneinde U zeer ernstige moeilijkheden met de bezettende Overheid te sparen, verzoek ik U in ’t vervolg U stipt en nauwkeurig te gedragen naar de volgende richtlijnen.
De Feldkommandantur moet onmiddellijk en den dag zelf waarop een of meer uitgewezenen DE GEMEENTE, zonder toelating, VERLATEN, van dit vertrek verwittigd worden.
Verder moeten de onderrichtingen omtrent de DAGELIJKSE AANMELDINGEN U bij mijn rondschrijven van 17 januari jl. nr. 1940-11/6582 verstrekt, stipt nageleefd worden.
Er werd ook vastgesteld dat op de uitwijzingsbevelen de toegewezen verblijfplaats niet werd ingevuld. Ik verzoek U andermaal er met de meeste aandacht voor te zorgen dat bij elke aankomst van de uitgewezenen in uwe gemeente, hetzij dezer per trein of autobus van uit een andere provincie toekomen, hetzij zij afzonderlijk van uit eene andere gemeente der provincie naar uw gemeente overkomen en dus eenvoudig in de provincie van verblijfplaats veranderen, de nieuwe verblijfplaats dadelijk ingevuld worden.
Voor zoover reeds uitgewezenen in uwe gemeente zijn toegekomen, zult gij onmiddellijk al de uitwijzingsbevelen na te zien hebben en ze desnoods in orde te brengen.
De Gouverneur a.i.
G. Romsée
De joden te Hoeselt
106 uitgewezenen waaronder 14 kinderen werden aan de gemeente Hoeselt toevertrouwd.
Op 10 maart 1941 werd de gemeente Hoeselt zoals de andere gemeenten waar joden verbleven, verplicht aan het provinciebestuur van Limburg al de gegevens door te geven van de schoolplichtige kinderen van de uit Antwerpen uitgewezen joden.
Voor Hoeselt volgen hierna hun namen:
- Hauser Heini, geboren te Berlijn op 16 mei 1929 – Zijn naam komt niet voor in het Memoriaal van de gedeporteerden dat zich bevindt in de Dossinkazerne te Mechelen. Dit betekent dat hij waarschijnlijk niet in een concentratiekamp terecht gekomen is.
- Rechtmann Maks, geboren te Etterbeek op 2 december 1927
- Steinmann Ryta, geboren te Wenen op 19 maart 1933
- Linzer Benno, geboren te Berlijn op 4 oktober 1927
- Zanger Jacqi, geboren te Berlijn op 2 juni 1930
- Frank Jacob, geboren te Berlijn op 13 juli1927
- Frank Ruth, geboren te Berlijn op 2 januari 1932>
- Funkelstein Anna, geboren te Wenen op 8 november 1934
- Fihbach Thea, geboren te Wenen op 17 november 1930
- Scholna Benno, geboren te Berlijn op 31 december 1931
- Scholna Ruth, geboren te Berlijn op 5 januari 1934
- Sajonz Regina, geboren te Keulen op 4 juli 1926>
Aan het gemeentebestuur van Hoeselt was reeds op 28 februari 1941 meegedeeld dat geen van deze kinderen hoger onderwijs mocht volgen omdat het joodse kinderen waren.
Het is opvallend hoeveel joden uit Antwerpen die geen uitwijzingsbesluit gekregen hadden, toch meegekomen zijn naar Limburg. In vele gevallen werden, de kinderen en de aanverwanten, klandestien, meegenomen. Dit was ook het geval in Hoeselt zoals blijkt uit bijgaande brief.
Hoeselt, 31 maart 1941
Mijnheer de Gouverneur,
In verband met het slotalinea van het schrijven van Prov.Best. 3de Afdeeling nr. 961/1941 van 28 dezer, betreffende de in de gemeente op onwettige wijze aangekomen joden, heb ik de eer U te vragen of al de joden, die niet het voorwerp waren van uitwijzing uit Antwerpen, dienen aanzien te worden als aangekomen op onwettige wijze. Indien zulks het geval is, dan zal ik onmiddellijk aan de betrokkenen het bevel geven de gemeente te verlaten. Hieronder volgt de lijst der aldus in de gemeente Hoeselt verblijvende joden:
Naam en voornaam geboorteplaats datum 1. Honigwachs Scheindel echtg. Schammroth M Gorlitz (Pol) 7. 3.1888 2. Reihsner Gertrud wed. Scholna Isaac Seelow (Dd) 12. 9.1866 3. Scholna Thea echtg. Hechtkopff M. Berlijn (Dd) 8.10.1902 4. Hechtkopff Wolfgang Berlijn (Dd) 6. 8.1929 5. Koningsberg Ghewa Sedziszow(Pol) 23. 9.1907 6. Dominitz Cill wed. Enghard H. Radymno (Pol) 1.11.1888 7. Pinkas Leise echtg. Nr. 8 Ulanow (Pol) 30. 6.1888 8. Swerdlin Anna echtg. Nr.7 Druja (Dd) 5. 7.1897 9. Rozenroth Chaja-Necha echtg. Bauman David Warschau(Pol) 30. 8.1887 10. Bauman Pinkas Efraim Kalitz (Pol) 24. 5.1923 De personen, vermeld onder nrs. 1), 9), en 10) zijn ofwel hun echtgenoot ofwel hun vader gevolgd.
De burgemeester
Burgemeester Nartus was de joden zeer behulpzaam
We hadden in 1991 een zeer interessant gesprek met eregedeputeerde René Nartus die gedurende de twee eerste oorlogsjaren burgemeester was van Hoeselt. Hij wist ons te vertellen hoe het met de joden in Hoeselt verlopen is.
In januari 1941 kwamen 120 volwassenen en kinderen in Hoeselt toe. Zij werden ondergebracht in de barakken van het Belgisch leger. In de barak op het dorpsplein konden de joden vergaderen en hun sabbat houden. Ik heb toen als burgemeester van de gemeente beroep gedaan op de Hoeselaren om deze joden in hun familie op te nemen. Op minder dan een dag waren al de joden in Hoeselt geplaatst. In sommige families werden er twee à drie opgenomen.
Na enkele maanden verblijf in Hoeselt kwam er bericht van de Duitsers dat al de joden naar Antwerpen moesten terugkeren. Als burgemeester heb ik hen zelf met de trein tot in Antwerpen vergezeld.
Na de oorlog heb ik een poging gedaan om te vernemen wat er met de zogenaamde Hoeseltse joden gebeurd is. Ik maakte aan de Antwerpse Contactgroep voor joods-christelijke betrekkingen in Antwerpen al de namen over van de joden die in Hoeselt verbleven hadden. Het resultaat van het opzoekingswerk was pover. Een zeer klein aantal had de oorlog overleefd. Verheugend is alleszins nog dat een joodse dame, de dochter Cukier, die tijdens haar verblijf in Hoeselt 17 jaar oud was, thans in Philadelphia (Amerika) verblijft. Zij heeft in het voorjaar van 1991 aan Hoeselt en aan mij een bezoek gebracht. Ook ben ik op 90 jarige leeftijd gelukkig in mijn persoonlijk archief de* dankbrief** te kunnen bewaren, die ik bij het vertrek van de joden op 21 april 1941 ontving:*
Hooggeachte Heer Burgemeester,
Op het ogenblik van ons vertrek van de gemeente Hoeselt dringt zich de plicht aan ons op om U onzen diepen en oprechten dank uit te drukken voor al de onophoudelijke moeite en opoffering welke Gij U gegeven hebt om ons lot naar mogelijkheid te verzachten.
U hebt waarlijk, zeer geachte heer Burgemeester, alles gedaan; dat hebben wij vanaf de eerste dagen van ons verblijf alhier gevoeld, wat in uwe mogelijkheid en bevoegdheid lag om hulpvaardig ons tegemoet te komen.
Wees verzekerd dat wij uw hoogmenschwaardige houding tegenover ons nooit zullen vergeten.
Nogmaals hartelijksten dank voor uw welwillendheid en uwe mensenliefde, terwijl wij U toeroepen: leef wel en in gezondheid opdat het gegund weze nog veel goede daden te volbrengen.
Gelieve de verzekering te aanvaarden en de meeste hoogachting.
In naam van alle vertrekkende vrouwen en kinderen.
Vier onleesbare handtekeningen
Op 21 april 1941 moesten alle joden uit Hoeselt vertrokken zijn. Zoals we verder zullen vaststellen, was dit niet het geval.
Hoeselt, den 1 mei 1941
Aan den Heer Verwaltungschef bij de Feldkommandantur 681 te Hasselt
Betreft: Zieke uitgewezen joden- aanvraag om terugkeer
Heer Verwaltungschef,
Ik heb de eer Ued., hieronder, een lijst op te geven van naar deze gemeente uitgewezen joden, die een bewijs hebben binnengebracht van een geneesheer en die, op grond van dit bewijs, de toelating vragen om naar Antwerpen terug te keren:
Naam voornaam geboorteplaats datum Cukier Jankel Doberze-Zowa 25/12/1896 Funkelstein Jacob Kuty 25/ 5/1905 Holzer Moses Novy-Sacz 7/ 2/1909 Korn(Hausser)Eduard Weenen 19/ 7/1902 Mehler Israël Rzeszow 20/ 5/1896 SaJonz(Zajak)Josef Lodz 25/10/1897 Syfmiatycky Szmul Sieiaticze 10/ 7/1923 Siwek Isak Redzin 25/ 4/1910 Vooral de genaamde Funklestein 2) is ernstig ziek en kan geen oogenblik de hulp van zijn echtgenoote missen. Het ware te wenschen dat de zieken en vooral deze genoemd onder nr.2 spoedig naar Antwerpen konden weerkeeren.
De Burgemeester
Hoeselt, den 10 mei 1941
Den Heer Burgemeester te Genk
Mijnheer de Burgemeester,
Op bevel van de Feldkommandantur 681 te Hasselt moeten de in deze gemeente verblijvende uitgewezenen KANAREK Chaim-Beirech en FRANK Isak overgebracht worden naar het verzamelkamp te Genk en word ik verzocht mij betreffende deze zaak met U te verstaan. Ik ben dus zoo vrij U te verzoeken mij zoo spoedig mogelijk te laten weten, wanneer de overbrenging kan plaats hebben.
De Burgemeester
René Nartus
Op de brief is met de pen aangetekend: Aankomst 20 mei 1941
TREIN 3
Nummer trein 3 Datum trein: 4 januari 1941
Verloop - trein
Antwerpen-Zuid | 10.40 |
Hasselt-aankomst | 14.15 |
Hasselt-vertrek | 16.45 |
Winterslag | 17.22 |
Zwartberg | 18.00 |
Waterschei | 18.35 |
Genk | 19.30 |
Totaal transport 341 personen
1064 joden dienden zich in het Zuid-Station aan te bieden. 271 volwassenen en 70 kinderen boden zich aan of 25,47 % van de volwassenen.
De uitgewezenen werden opgenomen in de volgende gemeenten:
Winterslag | 87 volwassenen en 21 kinderen |
Zwartberg | 92 volwassenen en 25 kinderen |
Waterschei | 62 volwassenen en 8 kinderen |
Genk | 100 volwassenen en 16 kinderen |
TREIN 4
Nummer trein 4 datum trein : 9 januari 1941
Verloop - trein
Antwerpen-Zuid | 12.00 |
Hasselt-aankomst | 16.15 |
Hasselt-vertrek | 17.39 |
Winterslag | |
Zwartberg | 18.40 |
Waterschei | 19.20 |
Genk |
Totaal transport 435 personen>
970 joden dienden zich in het Zuid-Station aan te bieden. Het werden er 348 volwassenen en 87 kinderen of 35,88 % van de volwassenen.
De huisvesting gebeurde als volgt:
Winterslag | 122 volwassenen en 14 kinderen |
Zwartberg | 113 volwassenen en 23 kinderen |
Waterschei | 105 volwassenen en 22 kinderen |
Genk | 95 volwassenen en 28 kinderen |
Er is dan een verdere verdeling gedaan:
As | 97 |
Zutendaal | 65 |
Opglabbeek | 75 |
Opoeteren | 45 |
Neeroeteren | 118 |
Gruitrode | 50 |
De gemeentearchivaris van Genk, de heer Lucien Bogers, maakte ons op 7 februari 1995 volgende gegevens over: Heel wat uitgewezenen komende van Antwerpen werden opgevangen in woningen van de kolenmijnen. Er waren vier controlepunten: Genk-Centrum, Waterschei, Winterslag en Zwartberg. Het Mariahuis van het oude St-.Jansziekenhuis werd verplicht ontruimd en er verbleven steeds rond de 125 zieken en ouderlingen. Eind juli 1941 was het de verzamelplaats. Enkele malen werden er razzia’s gehouden onder meer op 1 september 1941 en op 7 oktober 1942.
Hierna geven we de originele tekst van de Feldkommandantur aan de burgemeester van Genk
Feldkommandantur 681 Hasselt, 20 januari 1941
Verwaltungschef
IV Dr. Wv/LN An den Herrn Bürgemeister
GENK
Betr: Ausgewiesene Personen
Beiliegend reiche ich die Liste über die Gegenstände die für die Ausgewiesenen aus Antwerpen geholt werden sollen, zuruck.
Es bestehen keine Bedenken dagegen, dass gewönlich Gebrauchsgegenstände, wie Küchenraät, Bettzeug usw. von Antwerpen nach dort transportiert werden. Dagegen ist es verboten, Fahrräder, Nähmaschinen, usw. zu beschaffen.
Dem Transport ist ein Vertreter der Ausgewiesenen mit den notwendigen Vollmachten für diese mitzugeben. Ein Erlausbnisschein kann am nächtensprechtag in Genk angefordert werden. Der Ausweisungsbefehl des in Frage kommenden Begleiters ist dazu verzulegen.
Der Transport wird von einenen Feldgendarmen der Feldgendarmerie Genk begleitet, der hierfür näheren Anweisungen bekommt. Für den Lastkraftwagen ist die für die Fahrt notwendige Zulassung bei der zuständigen Stelle der Feldkommandantur einzuholen.
(g) Dr. Wildvang
Kriegsverwaltungsrat
Gemeentebestuur Genk 23 januari 1941
Van GENKBERICHT
AAN DE JOODSCHE BEVOLKING(UITWIJKELINGEN) TE GENK
Er wordt ter kennis gebracht der joodsche bevolking verblijven te Genk dat, op bevel der Duitsche Overheid, de volgende lokalen en drankhuizen voor bezoek door joodsche uitwijkelingen verboden zijn:
- Café “Kabouterke” Statiestraat
- Café “du Globe” Weg naar Asch
- Café “Cambrinus” Statiestraat
- Café “Radio” Groote Straat
- “Grand Café”Statiestraat
- Hotel “Ouden Tijd” Statieplein
- Katholiek Volkshuis, Molenstraat
- Hotel de la Cloche
- Hotel de la Poste, Molenstraat
- Café “Berghof” Nieuwe Kuilenstraat
De secretaris De burgemeester
J. Remans J. Landmeeters
De joden die tewerkgesteld waren in de koolmijn van Waterschei moesten deze verlaten.
Der Militärbefehlshaber in Belgien und Nordfrankreich
Wetstraat 12 Brüssel
Brüssel den 18 Märs 1941
An das
Steinkohlenbergwerk, Waterschei (André Dumont)
Waterschei/Belgien (Campine)
Weil sich der Einsatz von jüdischen Arnbeitern im Bergwerksbetrieb nicht bewährt hat, wird gebeten, etwaige im dortigen Grubenbetrieb beschäftigte, aus Antwerpen zugewanderte Juden zu entlassen, da diese einer anderen Beschäftigung zugeführt werden sollen.
Der Militärbefehlshaber in Belgien und Nordfrankreich – Militärverwaltungschef.
Dr. Hoevels
Gemeentebestuur van Genk
Uitgewekenen die Genk terug verlaten hebben op 18 maart 1941.
Naam en voornaam | geboorteplaats | en datum |
---|---|---|
Lalande Eugenie | Brussel | 10. 6.1914 |
Theninck Edmonde | Bassée | 7. 7.1910 |
Sadowska Olga | Keulen | 10. 1.1905 |
Blankiet Dynia | Bedkow | 23. 4.1889 |
Erstenstreich Scheindel | Obertyn | 26. 5.1889 |
Lewkowitz Dina | Zdamska Lola | 17. 8.1904 |
Apelbaum Leon | Berlijn | 6. 4.1928 |
Apelbaum Heinz | Berlijn | 25.12.1933 |
Israelowitz Breinde | Kolbuszowa | 6. 9.1902 |
Israel Heini | Berlijn | 17. 7.1930 |
Israel Sus | Berlijn | 22. 4.1935 |
Meczal Mind | Kuty | 16.12.1893 |
Vogel Klara | Tarnapol | 16.10.1910 |
Berger Cyla | Przempl | 28. 1.1923 |
Jura Chenda | Dzialoszyce | 4. 9.1891 |
Sliwinski Ruth | Duisburg | 28. 9.1925 |
Eisenbaum Zlata | Lublin | 22. 9.1916 |
Kuflik Amelie | Sanok | 15. 4.1909 |
Wajntraub Chaja | Kosienice | 19. 3.1998 |
Poringer Estera | Chestochowa | 3. 5.1910 |
Urbach Ruta | Chestochowa | 3. 5.1935 |
Petersen Elida | Frederikstadt | 6. 5.1888 |
Blankiet Rasa | Bedkow | 30. 3.1890 |
Druksfalse Elka | Burztyn | 15. 8.1890 |
Mendelberg Marja | Lodz | 17. 1.1910 |
Glucksmann Rosa | Lodz | 10. 7.1869 |
Kreslanski Chaja | Derechin | 5. 5.1906 |
Muenz Hanna | Rzesow | 5.10.1898 |
Brodheim Rosa | Berlijn | 9.11.1900 |
Wagschal Thea | Weenen | 20. 2.1930 |
Baum Amelie | Komalowice | 12.12.1912 |
Szull Anna | Borzsow | 16. 3.1906 |
Nebenzhal Hadaasa (dochter van Vogel Klara) | Weenen | 5. 9.1938 |
Fajersztyn Rosa (dochter van Meczel Minda) | Berlijn | 30.10.1929 |
Genk, den 18 maart 1941
De burgemeester
Die obenerwähnten Personen (ohne rotes Kreuz) sind am 19.3.1941 im Zentral Bahnhof in Antwerpen eingetroffen und in ihren Wohnungen entlassen worden.
Antwerpen, den 20.3.1941
Feldkommandantur 520
Kriegsverwaltungssekretär
Bij het nazien van de familienamen, de voornamen en de geboortedata kan men vaststellen dat het hier ging over joodse vrouwen en kinderen.
Gemeente Genk Genk den 28 juni 1941
C.O.O.St.-Jansziekenhuis Aan den Heer Burgemeester
te GenkMijnheer de Burgemeester,
Ingevolge uw schrijven van 24 juni ll. houdende overzending van den brief van het Provinciaal Bestuur dato 21.6.1941 3de afdeeling, hebben wij de eer U hieronder de gevraagde inlichtingen op te geven, betreffende den onderstand verleend aan de uitgewezen joden.
Bedrag der uitgaven (hulpgelden, onderstand in natura, overbrenging, voeding en verzorging der uitgewezenen.
a. Vanaf hun aankomst in de gemeente tot en met 8.3.1941
in specieën 43.696 huisvesting 7.875 voeding 750 hospitalisatie 1.080 ——– 53.401 b. Vanaf 9 maart tot en met 31.5.41
25 % van steunverleening volgens besluit van 29.6.1940 69.688/4 17.422 hospitalisatie 2.520 ——– 19.942
53.401 19.942 ——– Algemeen totaal 73.343 Wij zijn zo vrij het Gemeentebestuur te herinneren dat buiten deze sommen de koolmijn van Winterslag een rekening indiende van f. 2.201,53 voor huisvesting en voeding van de joodsche vluchtelingen waarvan bij het opmaken van den gevraagden staat gebeurlijk dient rekening gehouden. Deze rekening is hierbij gevoegd.
Aanvaard, Mijnheer de Burgemeester, de betuiging onzer gevoelens van ware hoogachting.
Namens de Commissie
De secretaris De voorzitter
Provinciaal Bestuur Hasselt, den 14n augustus 1941
Hasselt3de Afdeeling 961/1941
Aan de burgemeester
der gemeente GenkUitgewezenen
ZEER BELANGRIJK Mijnheer de Burgemeester
Ik heb de eer U te verzoeken mij PER KEERENDEN BODE, een dubbele lijst te doen toekomen van al de uitgewezenen, welke zich thans nog in uwe gemeente bevinden.
Deze lijst moet vermelden: naam en voornaam, geboorteplaats en datum, nummer van het uitwijzingsbevel.
Daarenboven moet voor elken persoon vermeld worden of hij reeds eene aanmelding voor Groot-Brussel ingediend heeft.
In geval geen uitgewezenen meer in uw gemeente aanwezig zijn, moet mij zulks medegedeeld worden.
Op verzoek der Feldkommandantur 681 te Hasselt, vestig ik er verder uwe zeer ernstige aandacht op het volgende:
Aan de nog in uwe gemeente verblijvende uitgewezenen moet gemeld worden dat de inwilliging van de verzoeken tot vestiging in Groot-Brussel, binnen den kortst mogelijken tijd kan tegemoet gezien worden.
AL DEZEN DIE VOOR 20 AUGUSTUS A.S. DOOR BEMIDDELING VAN DEN BURGEMEESTER EN HET PROVINCIAAL BESTUUR GEEN VERBLIJFSTOELATING VOOR GROOT-BRUSSEL BIJ DE FELDKOMMANDANTUR ZULLEN INGEDIEND HEBBEN, zullen onverbiddelijk naar het Arbeidskamp van Overpelt overgebracht worden, van waar ze, na ontslag uit het kamp, naar een nog te bepalen Arbeidskamp zullen overgebracht worden.
*In geval van opneming in dit laatste kamp is hun de mogelijkheid
ontnomen, nog naar Brussel af te reizen.*
Zij mogen niet in de provincie Limburg blijven wonen, en kunnen met zekerheid op hunne overbrenging naar het Kamp rekenen, indien zij er niet vrijwillig toe besluiten naar Brussel over te gaan. Na 20 augustus zal dan ook geen enkel uitgewezene zich nog vrij in eene gemeente bevinden.
Verder moet ervoor gezorgd worden dat alle vroeger-uitgewezenen, welke, zelfs voor een bezoek, naar de gemeente terugkeeren, door de politie en de Rijkswacht worden opgeleid en onmiddellijk met den eersten trein, worden teruggezonden. Bij herhaling zullen zij naar de Feldkommandantur 681 te Hasselt overgebracht en aldaar met gevangenis gestraft worden.
Ik vestig uwe bijzondere aandacht op deze onderrichtingen en verzoek U er stipt naar te gedragen.
Voor den Gouverneur a.i.
De Griffier der ProvincieK.Van Bockrijk
TREIN 5
Nummer Trein 5 : datum trein 11 januari 1941
Verloop - trein
Antwerpen-Zuid | 13.00 |
Hasselt – aankomst | 16.30 |
Hasselt- vertrek | 17.15 |
St.-Lambrechts-Herk | 17.20 |
Alken | 17.45 |
Ulbeek | 18.10 |
Kozen | / |
St.-Truiden (uitgewezenen voor gemeente Zepperen) | |
Velm | / |
Totaal transport: 284 volwassenen en 60 kinderen.
Aantal die moesten vertrekken: 1427.
Ze werden opgevangen in de volgende gemeenten:
St.- Lambrechts-Herk | volwassenen 40 | kinderen 9 |
Alken | volwassenen 136 | kinderen 28 |
Ulbeek | volwassenen 21 | kinderen 7 |
Kozen | volwassenen 27 | kinderen 7 |
Velm | volwassenen 27 | kinderen 2 |
Zepperen | volwassenen 33 | kinderen 7 |
TREIN 6
Nummer trein 6 datum trein : 18 januari 1941
Verloop - trein
Antwerpen-Zuid | 12.07 |
Hasselt | 15.40 |
Hasselt-vertrek | 16.50 |
Zonhoven | 18.15 |
Houthalen | 18.30 |
Helchteren | 19.30 |
Wijgmaal | 20.00 |
Eksel | 20.20 |
Totaal transport: 263 personen waaronder 182 volwassenen en 81 kinderen
Aantal dat moest vertrekken: 570.
De gemeenten die de uitgewezenen opvingen, waren:
Zonhoven | Volwassenen 110 | Kinderen 25 |
Houthalen | Volwassenen 58 | Kinderen 19 |
Helchteren | Volwassenen 35 | Kinderen 20 |
Wijgmaal | Volwassenen 20 | Kinderen 3 |
Eksel | Volwassenen 40 | Kinderen 14 |
Met de trein vanuit Antwerpen kwamen op 18 januari 1941 te 18u15 niet minder dan 110 volwassen joden en 25 joodsche kinderen in Zonhoven toe. Zij kregen onderdak in een pand van de nonnen en het leegstaand huis Rosius in Engstegen dat betrokken werd door Rudolf Inowlocki, zijn vrouw Elza Hirschmann en hun tweejarig zoontje Maurice. Een jaar later, op 23 februri 1942, werd te Brussel het dochtertje Erna geboren.
De joden bleven maar een aantal maanden in Zonhoven en moesten dan verhuizen naar Antwerpen of Brussel. De twee kinderen Maurice en Erna Inowlocki werden opgevangen respectievelijk door de Zonhovense families Jean Vaelen met zijn vrouw Stefanie Convents en door Toon Baeten (mijnwerker) met zijn vrouw Maria Jaspers.
Met de hulp van goede burgers uit Zonhoven en vooral met de toewijding van de twee kapelaans Lemckens en Lux, heeft het gezin Inowlocki de oorlog overleefd. Erna woont thans in Brussel.
E.H. Lux Theo werd geboren te Hoepertingen op 19.3.1906, priester gewijd te Luik 3.7.1932, kapelaan te Val-Saint Lambert 1932, St.-Jean Luik 1934, Zonhoven 1939, pastoor Wilderen 1949, St.-Lambrechts-Herk 1952, Haren 1961, emeritus 30.6.1964, adj. Proost K.B.G.1970-1980, overleden te Hasselt op 30.7.1985.
E.H. Lemkens Jan werd geboren te Dusseldorf (D) op 20.2.1911, priester gewijd te Luik 4.7.1937, leraar college Visé 1937, kapelaan te Neerpelt 1939, Zonhoven 1940, Koersel 1948, Elen 1950, pastoor Hees-Bilzen 1956, emeritus 30.4.1976, overleden te Mopertingen 2.7.1976.
In Wijgmaal kwam de familie Mühlstein terecht met hun dochtertje Renée, geboren in 1939. Het gezin werd ondergebracht in een oude en verkrotte woning in de Dyckerstraat aan de St. Hubertuskapel. Vader en moeder Mühlstein die vanuit Wijchmaal midden 1941 naar Brussel vertrokken, hebben de oorlog overleefd. De dochter Rosa is vanuit het verzamelkamp Drancy in Frankrijk naar Auschwitz gedeporteerd en kwam niet meer terug.
Vele jaren later is Renée Mühlstein getrouwd met Maurice Hirsch die, zoals U verder in dit boek kunt lezen, onder de valse naam Maurice Van Bievoet verbleef in de kinderkolonie van As.
TREIN 7
Nummer trein 7 Datum trein: 25 januari 1941
Verloop - trein
Antwerpen-Zuid | 12.10 |
Hasselt-aankomst | 15.15 |
Hasselt-vertrek | 18.20 |
Kermt | 19.05 |
Spalbeek | 19.30 (uitgewezenen Berbroek) |
Schulen | 21.05 (idem Donk en Lummen) |
Linkhout | / |
Zelem | 21.50 (idem : Meldert) |
Totaal transport: 494 personen
Aantal uitgewezenen dat moest vertrekken: 959. Aantal dat vertrokken is: volwassenen 406, kinderen 88.
Gemeenten die de uitgewezenen opgevangen hebben:
Kermt | Volwassenen 39 | Kinderen 9 |
Spalbeek | Volwassenen 24 | Kinderen 2 |
Berbroek | Volwassenen 26 | Kinderen 3 |
Schulen | Volwassenen 62 | Kinderen 9 |
Meldert | Volwassenen 35 | Kinderen 4 |
Lummen | Volwassenen 195 | Kinderen 37 |
Donk | Volwassenen 35 | Kinderen 6 |
Linkhout | Volwassenen 35 | Kinderen 11 |
Zelem Volwassenen 43 Kinderen 7
In Kermt werd een aantal joden ondergebracht in het kasteel van Graaf de Meeus d’Argenteuil-de Vilain XIV. Desiré Smeets, notaris te Kermt, heeft met veel toewijding zorg gedragen voor de joden in zijn gemeente.
Jef Mangelschots, thans wonende te Hasselt maar geboren en getogen te Kermt, bezorgde ons de foto toen hij met twee joodse jongens schoolliep in de gemeentelijke jongensschool van Kermt bij onderwijzer Leon Smeets. De twee joodse jongens, links op de eerste rij, met links Karl Hirsch of Hertz met bril en naast hem Baracus (voornaam ?).
Nog een merkwaardigheid op de foto: twee meisjes van Kermt, normaal bestemd voor de meisjesschool, mochten er geen sportkousen dragen. Toen beslisten hun ouders Diels en Bielen dat Irène en Juliette naar de jongensschool gingen
De opvang der joden ten laste van de Commissie van Openbare Onderstand. Brief van de gouverneur aan de gemeente Lummen.
Provinciaal Bestuur
van Limburg Hasselt 23 januari 1941
3de afdeeling
Aanw.nr.1940-11Uitgewezenen
0nderstand-TerugbetalingAan de Heeren burgemeester en schepenen
Aan de Heeren voorzitter en leden der
commissie van Openbaren Onderstand van LummenMijne Heren,
Ik heb de eer U te laten weten, dat volgens bericht van het Departement van Binnenlandsche Zaken en Volksgezondheid, de uit bepaalde landsgedeelten (bedoeld wordt Antwerpen) uitgewezen burgerlijke personen, welke in de gemeenten der provincie Limburg ondergebracht worden, door de Commissies van Openbaren Onderstand met eigen middelen, moeten ondersteund worden.
De Commissies moeten den toestand van elken persoon of elk gezin nauwkeurig onderzoeken en oordeelen in volledige vrijheid welk bedrag eventueel dient uitgekeerd, met dien verstande dat dit moet volstaan om in hun onderhoud te voorzien, en in geen geval hooger mag zijn dan de voor werkloozen voorziene tarieven.
Na verloop van elke maand moet mij een behoorlijk door kwijtschriften of anderszins gestaafde staat, in tweevoud, van de kosten door deze steunverleening veroorzaakt, gezonden. De noodige voetstappen worden door mij aangewend om deze uitkeeringen op staatskosten te doen terugbetalen. Ik zal niet nalaten al het mogelijk te doen om eene dringende en gunstige oplossing dezer aangelegenheid te bekomen.
De gouverneur a.i.
G. Romsée
Bij aankomst der joden in de gemeente Lummen werd de gouverneur hiervan op de hoogte gebracht.
27 januari 1941
Aan den heer Gouverneur van
de provincie LimburgMijnheer de Gouverneur,
Ingevolge uw spoedbestelling van 23 januari 1941 3de afdeeling nr.1940-11 betreffende de uitgewezenen, hebben wij de eer Ued. de lijst te zenden der personen die in onze gemeente in den nacht van zaterdag op zondag laatstleden toegekomen zijn.
Deze lijst werd opgemaakt aan de hand der uitwijzingsbevelen in bezit der vluchtelingen.
Uit het nazicht der bevelen blijkt dat te Lummen zijn aangekomen:
74 personen van Duitsche nationaliteit 47 personen van Poolsche
2 personen van Roemeensche
2 personen van Tjekoslovaakse
1 persoon van Belgische
31 personen op wier bevel geen aanduiding van nationaliteit voorkomt
39 kinderen niet in bezit van een bevelTotaal 196.
Anderzijds blijkt het nog uit het nazicht der uitwijzingsbevelen dat hier zijn toegekomen:
58 mannen
99 vrouwen
39 kinderen196 totaal
Aanvaard, Mijnheer de Gouverneur, de uitdrukking onzer gevoelens van hoogachting.
Op bevel
De gemeentesecretaris De burgemeester
Deze cijfers stemmen niet overeen met het aantal joden (volwassenen en kinderen) dat op 25 januari 1941 te Schulen uit de trein stapte en bestemd was voor Lummen.
Onderrichtingen aan de gemeente Lummen
Provinciaal Bestuur van Limburg
3de Afdeeling
Aanwr. 1940-11 Hasselt den 29n januari 1941Uitgewezenen
Onderrichtingen Aan de Heeren burgemeester
en schepenen der gemeente LummenMijne Heeren,
De Duitsche Overheid vestigt mijne ernstige aandacht op het feit dat sommige onderrichtingen betreffende de controle over de uitgewezenen niet of onvolledig worden nageleefd.
Ten einde U zeer ernstige moeilijkheden met de bezettende overheid te sparen, verzoek ik U in ’t vervolg stipt en nauwkeurig te gedragen naar de volgende richtlijnen.
De Feldkommandantur moet onmiddellijk en wel den dag zelf waarop een of meer uitgewezenen DE GEMEENTE, zonder toelating, VERLATEN, van dit vertrek verwittigd worden.
Verder moeten de onderrichtingen omtrent de DAGELIJKSCHE AANMELDINGEN, U bij mijn rondschrijven van 17 januari j.l. nr. 1940-11/6582 verstrekt, stipt nageleefd worden.
Er werd ook vastgesteld dat op de uitwijzingsbevelen de toegewezen verblijfplaats niet werd ingevuld. Ik verzoek U andermaal er met de meeste aandacht voor te zorgen dat bij elke aankomst van uitgewezenen in uwe gemeente, hetzij deze per trein of autobus van uit eene andere provincie toekomen, hetzij zij afzonderlijk van uit eene andere gemeente der provincie naar uwe gemeente overkomen en dus eenvoudig in de provincie van verblijfplaats veranderen, de nieuwe verblijfplaats dadelijk ingevuld worden.
Voor zoover reeds uitgewezenen in uwe gemeente zijn toegekomen, zult gij onmiddellijk al de uitwijzingsbevelen na te zien hebben en ze desnoods in orde te brengen.
De gouverneur a.i.
G. Romsée
Nieuwe onderrichtingen
Provinciaal Bestuur Hasselt, 30 januari 1941
Van Limburg
1ste Afdeeling
Aanwnr. N*16/0105/1941Onderwerp: uitgewezenen inschrijving in de bevolkings- en vreemdelingenregisters, formulieren van woonstverandering.
Aan de heeren burgmeester en schepenen van de gemeente Lummen
Mijne Heeren,
Sedert enkele tijd werden in uwe gemeente een aantal uitgewezen vreemdelingen ondergebracht. Meestal werden hierbij de in zwang zijnde formaliteiten van woonstverandering zooals o.a. voorgeschreven door de Algemeene onderrichtingen van 21 april 1921, ter oorzake van verschillende omstandigheden niet in acht genomen
De toestand van deze personen dient nochtans, ook in opzicht van verblijf, geregulariseerd. Ziehier de richtlijnen die dienen gevolgd te worden.
Al deze personen dienen onmiddellijk regelmatig ingeschreven, hetzij in het bevolkingsregister als zij in het bezit zijn van een gele eenzelvigheidskaart, hetzij in het vreemdelingenregister, indien zij houder zijn van een witte kaart. In plaats van af te wachten, zooals het normaal zou moeten geschieden tot de gemeente van herkomst het model van woonstverandering nr. 4 overmaakt, en de uitgewezenen zelf u het model nr.2 komen aanbieden, DIENT GIJ ZELF HET INITIATIEF te nemen en onmiddellijk aan de gemeente van herkomst het model van inschrijving nr. 3 over te maken (samen met het model 2) ten einde aldaar de regelmatige schrapping uit de bevolkingsregisters en vreemdelingenregisters uit te lokken.
Verder moeten de vervallen gele of witte eenzelvigheidskaarten regelmatig hernieuwd worden, mits betaling door de betrokkenen, aan de voorziene bedragen, of wanneer het behoeftigen geldt, kostelooze hernieuwing van de kaarten. Er dient dus voor deze vreemdelingen geen onderscheid gemaakt met de andere, reeds vroeger, regelmatig in uw gemeente gevestigde vreemdelingen. De vraag werd mij gesteld of hier geen gebruik moet gemaakt worden van het vluchtelingenregister. Het antwoord luidt ontkennend, daar deze uitgewezen vreemdelingen niet als vluchtelingen mogen beschouwd worden. Ik zend U met dezelfde post een aanvullende voorraad formulieren van verblijfsverandering. Gelieft mij ontvangst van dit schrijven te berichten en mij onmiddellijk op de hoogte te brengen wanneer zich moeilijkheden of onregelmatigheden zouden voordoen.
De gouverneur a.i.
G.Romsée.
Sommige joden die in Limburg als uitgewezenen een eerder geringe steun kregen, namen hun toevlucht tot het uitoefenen van zwarthandel. Hiertegen traden de Duitsers repressief op met de provincie Limburg als tusseninstrument.
Provinciaal Bestuur van
Limburg – Hasselt Hasselt, den 21 februari 1941Rondschrijven aan de burgemeesters van Limburg
Mijnheer de Burgemeester,
De Feldkommandantur te Hasselt vestigt er mijne aandacht op dat de uit de Provincie Antwerpen uitgewezen personen, die in de Provincie Limburg ondergebracht werden, zich in aanzienlijke mate met sluik- en smokkelhandel bezig houden. Hierdoor verstoren zij de normale bevoorrading der bevolking in levensmiddelen en gerantsoeneerde waren. Ik verzoek U, mijnheer de Burgemeester, alle geschikte maatregelen te treffen opdat bedoelde mistoestanden zonder verwijl uitgeschakeld worden. Alle gevallen van dergelijke smokkelhandel dienen door U rechtstreeks, met de desbetreffende processen-verbaal, aan de Feldkommandantur overgemaakt te worden, die zich het bestraffen van deze inbreuken of overtredingen voorbehoudt.
De gouverneur a.i.
Provinciaal Bestuur van
Limburg- 3de Afdeeling
Aanwr.961-onderwerp 8109 Hasselt, 27 maart 1941Aan de Heren Burgemeester en Schepenen der gemeente Lummen
Mijne Heeren,
Naar aanleiding van uw schrijven van 21 maart jl.nr.15423, heb ik de eer U te laten weten dat inderdaad voor een zeker aantal uitgewezen vrouwen en kinderen de uitwijzing opgeheven wordt.
Binnen enkele dagen zal met de terugzending naar Antwerpen van deze personen uit uwe gemeente een aanvang kunnen genomen worden.
De afreis zal gebeuren in groepen van 30 tot 40 personen PER DAG met de gewone treinen.
Ik verzoek U mij de lijsten te doen toekomen der uitgewezenen welke voor deze afreis in aanmerking komen.
Deze lijsten moeten per groep van 30 tot 40 personen (kinderen niet medegerekend) opgemaakt zijn, in driedubbel en in alphabetische orde zijn opgesteld en vermelden: naam en voornaam, geboorteplaats en datum, nummer van het uitwijzingsbevel, vorige gemeente van verblijf.
De kinderen van minder dan 15 jaar moeten ook opgegeven worden en gerangschikt bij den persoon of de personen (moeder, familielid enz.) welke er zorg voor dragen.
Ik vestig er uwe bijzondere aandacht op dat deze lijsten ZEER DUIDELIJK, GOED LEESBAAR en ZONDER MISSING IN DE SCHRIJFWIJZE DER NAMEN moeten opgesteld zijn en geen namen van mannen mogen vermelden. Deze laatsten moeten voorloopig in de gemeente blijven.
Wijl de uitgewezenen met de gewone reizigerstreinen waaraan een bijzondere wagon zal gehecht worden, de reis naar Antwerpen zullen ondernemen, verzoek ik U mij tevens te laten weten hoe deze naar het kortst mogelijk gelegen spoorwegstation zullen vervoerd worden; het vertrek zou zoo vroeg mogelijk in den morgen moeten plaats hebben teneinde te voorkomen dat de uitgewezenen te laat in Antwerpen toekomen.
*De gouverneur a.i.
G. Romsée *
De joden te Meldert
Voor Meldert hebben we niet de juiste cijfers hoeveel joden er in deze gemeente verbleven hebben. We vonden eerst het cijfer 39, dan 50 en ook nog een lijst van 155 joden.
Hierna volgt de briefwisseling tussen de gemeente Meldert en het provinciebestuur.
Provinciaal Bestuur
van Limburg Hasselt, 17 maart 1941
3de afdeeling
Aanwnr. 1940-11/6582 Uitgewezenen – onderrichtingenAan de Heeren burgemeester en schepenen
van de gemeente MeldertMijne Heeren,
De Duitsche Overheid verzoekt mij andermaal er U uitdrukkelijk op te wijzen dat de uitgewezenen en in deze provincie ondergebrachte personen hun toegewezen verblijfsoord niet mogen verlaten zonder toelating van de Feldkommandantur. Meermaals werd vastgesteld dat vluchtelingen zich vroegtijdig bij de Belgische Diensten aanmelden en dan hun verblijfplaats zonder toelating verlaten. Om deze overtredingen tegen te gaan wordt door de bezettende Overheid verordend dat de uitgewezenen zich bij de burgemeesters van hun verblijfplaats dagelijks in de tijdspanne tusschen 11 en 13 uur aan te melden hebben.
De burgemeesters moeten wekelijks aan de Feldkommandantur te Hasselt een lijst overmaken met vermelding van die uitgewezenen die hun aanmeldingsverplichting niet zijn nagekomen. Op deze lijsten dient aangegeven op welke dagen de aanmelding uitgebleven is.
De uitgewezenen zijn in het bezit van een uitwijzingsbevel; op elk uitwijzingsbevel moet door uwe zorgen nauwkeurig de toegewezen verblijfplaats ingevuld worden.
Ik verzoek U deze onderrichtingen stipt en tijdig na te komen.
De gouverneur a.i.
G. Romsée
Provinciaal Bestuur
van Limburg
4de Afd. Aanwnr. 9402/829 Hasselt,den 12n februari 1941
O n d e r w e r p
Bevoorrading der joodsche uitwijkelingen –Moeilijkheden
Aan de Heeren burgemeester en schepenen
van de gemeente MeldertMijne Heeren,
Ik heb onlangs aan den Heer Secretaris-Generaal bij het Ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening den uitzonderlijken toestand op gebied van bevoorrading doen uitschijnen, welke in de meeste gemeenten mijner Provincie ontstaan is door de aankomst van joodsche uitwijkelingen.
In verband hiermede geeft voormeld Departement mij thans de volgende richtlijnen.
1– Er zou bij de aankomst der uitwijkelingen dringend tot hunne inschrijving bij de kleinhandelaars uit de streek moeten overgegaan worden.
2- Voor het loopend rantsoeneringstijdperk kunnen gebeurlijk nog aanvullende lijsten model 2 naar het Ministerie gezonden worden, waarbij hoeveelheden aangevraagd worden, die nog tijdig door de voorhanden zijnde zegels der uitwijkelingen kunnen gedekt worden.
3– Het is niet mogelijk bijrantsoenen brood toe te staan.
Ik verzoek U, in voorkomend geval, te handelen volgens bovenstaande richtlijnen.
De gouverneur a.i.
G. Romsée
Provinciaal Bestuur
van Limburg3deafd. aanwr.1940-11/7043
Hasselt, den 12n februari 1941
Aan de Heeren burgmeester en schepenen
der gemeente MeldertMijne Heeren,
Onder de uit Antwerpen uitgewezen personen bevinden er zich enkele die niet tot het joodsche ras behooren. De Duitsche Overheid verzoekt mij U erop te wijzen dat deze enkele niet- joden, zoo mogelijk, niet samen met de joden moeten geherbergd worden, doch in afzonderlijke plaatsen moeten ondergebracht worden.
De Feldkommandantur te Hasselt vestigt nogmaals uwe aandacht erop dat de uitgewezenen zich regelmatig op bepaalde uren bij den burgemeester van hun verblijfplaats moeten aanmelden. Er werd vastgesteld dat meerdere der uitgewezenen werk bij de mijnen of elders hebben aangenomen, en hierdoor moeilijkheden ondervinden bij hun aanmelding tijdens de middaguren. De Feldkommandantur verordent dat de uitgewezenen die, ingevolge arbeidsvoorwaarden, de vastgestelde aanmeldingsuren niet kunnen nakomen, zich op latere uren dienen aan te melden. Aan de verplichting van regelmatige, dagelijksche aanmelding dient dan ook voldaan te worden, wanneer de uitgewezene ergens tewerkgesteld is.
Verzuimt een uitgewezene voor de tweede maal deze aanmelding, dan dient de reden van zijn afwezigheid door de plaatselijke politie onderzocht te worden en aan de Feldkommandantur daarover bericht gezonden.
De burgemeesters dienen de uitgewezenen nogmaals met aandrang erop te wijzen, dat in geval van schuldige nalatigheid bij de dagelijksche aanmelding, vrijheidsstraffen toegepast worden.
De gouverneur a.i.
G. Romsée
Provincie Limburg
Gemeente Meldert
Lijst der uitwijkelingen die de gemeente mogen verlaten om terug te keeren naar Antwerpen op 26.4.1941
Abzug Jankel 24.9.1882 Aron Else 17.1.1916 Eltbogen Ernestine 23.2.1916 Gorstein Feige 11.11.1896 Grunfeld Auguste 5.10.1896 Grunfeld Dwora 19.5.1890 Hornisch Rosina 28.2.1906 Huttner Fanny 4.5.1879 Hut Else 21.12.1921 Jacobi Irma 11.7.1915 Kannengusser Sara 5.10.1907 Eltbogen Eveline kind 2 jaar Kohn Josefine 25.11.1882 Lichtenstein Friedda 8.12.1904 Inge Brandus (kind) 11.9.1932 Lichtmann Sluwe 16.8.1892 Meiersdorf Julius 7.4.1929 Lunenfeld Fanny 27.12.1896 MichlevitschGolda Rifka 28.7.1881 Ostern Helena 12.3.1894 Rottenberg Liebe 11.5.1890 Sperber Frieda 18.10.1885 Steinhart Olga 9.8.1902 Kikis Georges 27.10.1931 Spitz Zelmina 27.2.1886 Singer Gela Sara 22.7.1886 Wenreb Jutte Julia 9.9.1872 Weltmann Regina 10.2.1878 Willgott Kalman 24.12.1880
Meldert, den 26.4.1941
De eerste schepen
Jos Gybels
De vreemdelingen waarvan de namen op huidige lijst voorkomen zijn heden voormiddag in de Middenstatie alhier aangekomen.
Antwerpen, 26 april 1941
De agent opziener
Get. Onleesbaar
Provinciebestuur
Limburg3de afd. aanwnr. 961/1941
Hasselt, den 16n september 1941
Aan den Heer Burgemeester
der gemeente MeldertMijnheer de Burgemeester,
Luidens de onderrichtingen der Feldkommandantur 681 te Hasselt, welke U destijds meegedeeld werden, moesten alle vrouwelijke uitgewezen personen alsmede de kinderen beneden 16 jaar, gezamentlijk naar Antwerpen teruggevoerd worden en mochten deze personen in geen enkel geval in de provincie achterblijven. Thans worden bij gezegde Feldkommandantur herhaaldelijk aanvragen ingediend van vrouwen en kinderen, voor verhuizing naar Brussel. De Feldkommandantur moet aannemen dat hoogerbedoelde schikking niet in vollen omgang nagekomen is. Zij verwacht derhalve dat de overige, nog hier-zijnde vrouwen en kinderen, onmiddellijk naar Antwerpen zullen teruggezonden worden.
Ik verzoek U uitdrukkelijk aan dit verzoek dadelijk gevolg te geven, voor zoover er nog dergelijke personen in uwe gemeente mochten aanwezig zijn. Er zal nagegaan worden of het noodige gevolg gegeven werd.
De gouverneur a.i
J. Lysens
TREIN 8
Nummer trein 8 Datum trein: 1 februari 1941
Verloop - trein
Antwerpen-Zuid | 12.10 |
Hasselt-aankomst | 15.05 |
Hasselt-vertrek | 17.20 |
Heppen | 18.15 (uitgewezenen Beverlo) |
Oostham | 18.35 (id. Kwaadmechelen) |
Totaal transport: 415 personen
Aantal verplicht te vertrekken: 1254. Zijn vertrokken: 331 volwassenen, 84 kinderen.
Gemeenten die uitgewezenen opnamen:
Heppen | volwassenen 80 | kinderen 13 |
Beverlo | volwassenen 196 | kinderen 45 |
Kwaadmechelen | volwassenen 139 | kinderen 2 |
De joden van Beverlo
Marc Bertrands schreef in het jaar 2000 het boek “De joden van Beverlo”. Een aantal gegevens nemen we uit dit boek over.
Op 1 februari 1941 werden 196 joden opgewacht in het station van Heppen door o.m. notaris-burgemeester Gaston Ooms (later aangehouden en gestorven in een concentratiekamp) en veldwachter Daniel Depoorter van Beverlo. Het waren 62 mannen, 89 vrouwen en 45 kinderen jonger dan 15 jaar (18 meisjes en 27 jongens).
Heel wat inwoners uit Beverlo boden zich als vrijwilligers aan om de joden op een bijna bovenmenselijke genegenheid te helpen.
De joden van Beverlo slaagden erin de particuliere woning Louis-Sauvestrelaan 42 in te richten als synagoge. Edward van Voolen citeert in zijn boekje “Joods Leven thuis en in de synagoge”, uitgeverij Ten Have b.v. Baarn, 1991, “dat een synagoge een oord is waar vanaf de vroege morgen tot de late avond het leven wordt geheiligd”.
Op 28 maart 1941 liet burgemeester Ooms aan het provinciebestuur van Limburg weten dat er 23 kinderen (9 meisjes en 14 jongens) van uitgewezen joden in Beverlo verbleven maar dat er geen enkel van hen de dorpschool volgde. Ze hadden immers een pedagogische bezigheid in de synagoge.
In zijn voormeld boek schrijft Marc Bertrands verder: Op vrijwillige basis onderrichtte de 19 jarige Helena Pappenheim, die geen gediplomeerde onderwijzeres was, de lagere schoolkinderen in haar woning (Louis Sauvestrelaan 42). Dagelijks ving zij de kinderen op in de grote leefkamer en schonk hun instruktief tijdverblijf. Of de rabbijnen onder de joden, Natan Biedeer en Aron Leib Gottesman, het initiatief hebben genomen om de bengels religieuse wijsheden bij te brengen, is niet bevestigd.
De joden Otto Goldberg, Albert Sperber en Alex Hammel, Benzion Brand, Jankel Brender, Israel Cukiermann en Julius Stark uit Beverlo kwamen terecht in het arbeidskamp van Overpelt. In het volgend hoofstuk behandelen we dit kamp.
Op 21 juli 1941 keerden 40 joodse vrouwen, mannen boven 60 jaar en kinderen beneden de 16 jaar terug naar Antwerpen: 32 % naar hun pand waar ze verbleven voor de deportatie, 67 % waren verplicht een andere woning op te zoeken omdat hun eigen pand bezet was. Op 1 augustus 1941 verbleven nog 23 joodse mannen tussen 15 en 60 jaar in Beverlo.
De joden die Beverlo verlieten, vestigden zich hoofdzakelijk in Schaarbeek.
Tot het eerste konvooi, bestaande uit 998 joden dat op 1 augustus 1942 vanuit de Dossinkazerne richting Auschwitz vertrok, behoorden de joden die voorheen in Beverlo verbleven: Ernst Helfgott, Berthold Kaufmann, Alfred Rosdendahl, Marjem en Sali Schleien. Geen van hen overleefde de kampen.
Op enkele uitzonderingen na waren in de 26 konvooien joden uit Beverlo aanwezig.
Mark Bertrands vat de deportatie van Mechelen naar Auschwitz als volgt samen: van de 199 Beverlose joden wisten 89 aan de deportatie te ontsnappen door onder te duiken met de medewerking die verleend werd door het verzet, met opname in religieuse instellingen, in kinderhomes en in vele andere inrichtingen. 3 joden stierven een natuurlijke dood. Hoeveel er van de kampen levend zijn teruggekomen, is moeilijk in te schatten. Zeker is dat dit er niet velen zijn.
De joden te Kwaadmechelen
We hadden de gelegenheid en de toelating het boek te raadplegen dat Frans Keersmaekers uit Ham in oktober 1992 samenstelde met als titel “joden te Kwaadmechelen”. In deze gemeente verbleven niet minder dan 147 joden die meestal opgevangen werden in particuliere woningen.
Er werd streng toezicht gehouden of er in Kwaadechelen joden verbleven joden die in Antwerpen niet op de lijst stonden maaar toch mee naar Limburg afgereisd waren. De Limburgse gouverneur Romsée schreef volgende brief naar het gemeentebestuur van Kwaadmechelen.
Hasselt, 4n februari 1941
Mijne Heeren,
Door de Feldkommandantur te Hasselt, werd vastgesteld, dat met de uitgewezenen, andere personen in sommige gemeenten zijn toegekomen die zelf niet werden uitgewezen. Door de Duitsche Overheid wordt hierbij verordend dat als zulke personen, die zonder zelf uitgewezen te zijn, enkel ter begeleiding van de geëvacueerden naar Limburg zijn gekomen, zij de provincie moeten verlaten.
Slechts in zulke gevallen, waarin een uitgewezen en een niet-uitgewezen persoon onbetwistbaar op wederzijdsche hulp zijn aangewezen, b.v. kinderen, oude mensen, enz. kan het verblijf van een niet uitgewezen persoon verder geduld worden.
De Feldkommandantur verzoekt de burgemeesters der verblijfsgemeenten te doen vaststellen, welke niet-uitgewezen personen met de geëvacueerden uit het uitwijzingsgebied naar Limburg gekomen zijn, zonder dat zich daar toe de noodzakelijkheid van wederzijdsche hulp voordeed.
De Gouverneur a.i.
G. Romsée
Frans Keersmaekers vermeldt de namen van twee joden die zonder een officieel uitwijzingsbesluit toch van Antwerpen naar Kwaadmechelen meegereisd waren: Dunst Germana, echtgenote Karel Schleien en Jamnik Ruda, echtg.Swajcer Chil.
Op 10 februari 1941 maakte gouverneur G. Romsée het hiernavolgend bericht over aan het gemeentebestuur van Kwaadmechelen.
Hasselt, den 10n februari 1941
Mijne Heeren,
Door de Duitsche Overheid wordt opgelegd, dat voor elk uitgewezen persoon van 15 jaar en meer, in Limburg verblijvend, een steekkaart moet aangelegd worden. De Gemeentebesturen moeten zich met het opmaken dezer kaarten gelasten.
Hiernavolgen enkele onderrichtingen met het oog op het opmaken dezer kaarten.
Voor de kinderen onder de 15 jaar moet geen kaart opgemaakt worden.
De kaarten zijn met foto en vingerafdrukken te voorzien.
De foto moet 4 X 5 cm groot zijn, en zonder hoofddeksel genomen. Zij moet het aangezicht, van voren gezien, weergeven. Het vervaardigen dezer foto’s moet door de betrokkenen bekostigd worden. Voor de behoeftigen, die niet bij machte zijn deze onkosten zelf te betalen, zal de Provincie tusschenkomen.
Het nemen der vingerafdrukken zal door de zorgen der Rijkswachtbrigaden geschieden. Te dien einde moet gij dringend met den brigadecommandant van uw distrikt verstaan om dag en uur vast te stellen waarop deze opneming zal plaats hebben. De brigadecommandanten zijn van deze regeling verwittigd.
Het vak boven links “Inschrijvingsnummer” moet NIET ingevuld worden.
Deze kaarten moeten in DUBBEL opgemaakt worden en mij, behoorlijk ingevuld, uiterlijk den 1 maart a.s. toekomen.
Hierbijgevoegd een aantal kaarten: de overtollige moeten mij teruggezonden worden.
De Gouverneur a.i.
G. Romsée
Op 18 maart 1941 werd in Kwaadmechelen Karel Auftrichtig geboren, zoontje van Alice Auftrichtig. Waarschijnlijk was Julius Wetsz de rabbijn die de besnijdenis heeft toegediend.
De oorlogsburgemeester van Kwaadmechelen Karel Zels maakte zijn beklag over de sluikhandel van de joden. Reeds na twee dagen burgemeestersschap signaleerde hij dit al aan de Duitse Overheid.
Kwaadmechelen, 14 juli 1941
Aan den Heer Dr. Zschacke
Kriegverwaltungsrat Hasselt
Mijnheer de Feldkommandant,
Ik heb de eer Ued. hierbij beleefd te laten kennen dat ik bij mijn indiensttreding als burgemeester der gemeente Kwaadmechelen, op datum van 12n dezer, heb bestatigt dat nog steeds 135 joodsche uitwijkelingen in deze gemeente vertoeven (mannen, vrouwen en kinderen) sinds 1 februari 1941, waardoor de gemeente overlast werd met zeer vele moeilijkheden.
Daar deze personen gedurig misbruik maken van afreizen naar de stad en elders om levensmiddelen in den sluikhandel op te koopen en over te brengen naar andere plaatsen, en alzoo de prijzen naar omhoog drijven en de bevoorrading in de gemeente normaal belemmeren.
Te dien einde ben ik zoo vrij Ued. beleefd te verzoeken het noodige te doen opdat zoo spoedig mogelijk deze personen zouden worden verwijderd uit deze gemeente.
Aanvaard, Mijnheer de bevelhebber, de verzekering mijner gevoelens van hoogachting.
De burgemeester
Karel Zels
Enkele dagen later antwoordde de Verwaltungschef van de Feldkommandantur 681 te Hasselt aan de burgemeester:
Hasselt, 21 juli 1941
Herrn Bürgemeister
in KwaadmechelenBetr. Ausgewiesene aus Antwerpen
Wenn in Ihrer Gemeinde sich zu viel ausgewiesene aus Antwerpen aufhalten, stelle ich anheim( stel ik voor), einen Antrag(verzoek) an die Provinzialverwaltung zu richten, dass ein Teil dieser ausgewiesenen Personen anderen Gemeinden der Provinz Limburg ausgewiesen werden.
Ich bitte, hierbei der Provinzverwaltung die Namen derjenigen Juden aufzugeben im alter von 16 bis 65 Jahren, die vollarbeitsfähig sind und die keine Genehmigung (vergunning) haben nach Brüssel umzuziehen. Ich werde für den Abtransport dieser Personen aus der Gemeinde sorgen.
In Vertretung
Dr. Zschacke
Oberkriegsverwaltungsrat
De brief van oorlogsburgemeester Sels heeft er zeker toe bijgedragen dat de joden uit Kwaadmechelen betrekkelijk vroeg naar Antwerpen teruggekeerd zijn. In andere gemeenten hebben de joden langer verbleven. In Neeroeteren zelfs meer dan een jaar.
Van de joden uit Kwaadmechelen heeft er slechts één, met name Herman Rottenberg, geboren 7 februari 1898, pelsenmaker van beroep, met vrouw en zoon, verbleven in het arbeidskamp van Overpelt. Meer gegevens over de samenstelling van dit gezin staat vermeld in volgend hoofdstuk.
Door de C.O.O. van Kwaadmechelen werden 59 gezinnen ondersteund of in totaal 123 gezinsleden wat neerkomt op meer dan 83 % van de joden die in de gemeente Kwaadmechelen verbleven.
Van de 147 joden uit Kwaadmechelen zijn er minstens 89 – voor zover dit onderzocht is kunnen worden – vanuit de Dossinkazerne naar de kampen getransporteerd. 62 van hen keerden niet terug.
Gemeente Heppen
Heppen, den 29 n maart 1941
Aan den gouverneur der Provincie Limburg
Voorwerp: Uitgewezenen-Terugkeer naar vroegere verblijfplaats
Naar ik vernomen heb is reeds sedert eenige dagen een aanvang gemaakt met de terugzending naar hunne vroegere verblijfplaats van de uitgewezenen die in de provincie Limburg werden ondergebracht bij de inwoners van verschillende gemeenten.
Het is niet meer dan logisch dat elke gemeente hare beurt dient af te wachten om de aldaar verblijvende uitwijkelingen te zien terugkeeren, doch er kunnen zich eens gevallen voordoen waarin hierop uitzondering kan gemaakt worden.
Daarom durf ik U verzoeken, Geachte Heer Gouvernur, volgende beschouwingen met de meeste welwillendheid te willen onderzoeken die, naar ik meen, aan deze gemeente een voorkeurrecht toekennen voor het vertrek der uitgewezenen uit deze gemeente. Deze redenen zijn de volgende:
1.-Verschillende gevallen van diphteritis (kroep) zijn in de gemeente vastgesteld. Daar deze ziekte zeer besmettelijk is en van gevaarlijken aard (onlangs stierven er nog 3 kinderen aan de gevolgen ervan), ware het aan te raden en misschien hoogst noodzakelijk terstond de noodige maatregelen te treffen om de uitgewezenen te verwijderen.
2.-Door de aanstaande terugkomst van mr. Dr. A. Debry, zien we ons verplicht de woning door hem bewoond tijdens zijn verblijf alhier samen met zijne familieleden, onmiddellijk te ontruimen en de verschillende aldaar verblijvende gezinnen van uitgewezenen elders te plaatsen. Dit zal ons groote moeilijkheden veroorzaken en wij zien niet goed in waar we de uitgewezenen zullen geplaatst krijgen, des te meer daar de woning van Mr. Frederickx, genaamd “hotel de Vrachtkar”, waar in de twintig uitgewezenen ondergebracht zijn, verhuurd werd en binnen korten tijd dient vrij te komen.
Hopende, Geachte Heer Gouverneur, deze redenen in overweging te willen nemen, bied ik U de uitdrukking mijner gevoelens van eerbiedige hoogachting aan
De burgemeester
A. Gombeer
TREIN 9
Nummer trein: 9 Datum trein: 12 februari 1941
Verloop - trein
Antwerpen-Zuid | 12.25 |
Hasselt-aankomst | 17.25 |
Hasselt-vertrek | / |
Beringen | / |
Heusden | 19.10 |
Zolder-Koersel | 19.35 |
Gemeenten die de uitgewezenen opvingen:
Beringen | volwassenen 67 | kinderen 16 |
Heusden | volwassenen 103 | kinderen 19 |
Zolder | volwassenen 185 | kinderen 23 waarvan er 92 overgebracht werden naar Koersel. |
Totaal transport: 355 personen
Aantal dat zich voor het vertrek moest aanbieden: 607. Aantal dat zich aanbood: 297 volwassenen en 58 kinderen
Joodse kinderen en de schoolplicht
In de archieven van de provincie Limburg vonden we een aantal brieven, al dan niet gedateerd, uitgaande van de 1ste afdeling met als voorwerp “Joodsche kinderen – aanvaarding in de scholen”.
Nota voor den heer Gouverneur – 30.1.1941
De heer Coopmans, kantonnaal inspecteur voor ’t gebied Hasselt, stelt de vraag of er reeds schikkingen getroffen werden inzake de aanvaarding van joodsche kinderen in de lagere scholen.
Hij haalt het volgend geval aan:
Een Duitsch officier daaromtrent ondervraagd te Alken, heeft verklaard dat joodsche kinderen in geen geval in aanraking mogen gebracht worden met andere kinderen.
Daar de afdeeling (bedoeld is de 1ste afdeeling) tot nu toe onkundig is van ieder voorschrift desaangaande, zal de heer Gouverneur het wellicht raadzaam oordeelen zich te willen vergewissen of er in deze reeds zekere voorschriften dienen gevolgd.
Get. onleesbaar
Er is een andere niet gedateerde nota voor de gouverneur, eveneens uitgaande van de 1ste afdeling, betreffende de joodse kinderen – schoolbijwoning
Nota voor den Heer Gouverneur
In zijn “Code de l’Enseigenement primaire” stelt Bauwens de vraag: zijn kinderen van vreemde nationaliteit onderworpen aan de schoolplicht en antwoordt: De wet spreekt er niet van, en de voorbereidende besprekingen brengen hier ook geene opklaring.
Dezelfde vraag stelt zich in Frankrijk en ook in Holland.
In Frankrijk gelden twee zienswijzen.
Volgens de eene is het noch een politie- noch een veiligheidswet en zou min of meer inbreuk maken op de vaderlijke macht en aldus niet van toepassing zijn voor vreemdelingen (Trib. 28.2.1883)
Volgens de andere wordt ze beschouwd als eene wet van openbare orde – als een beschermingsmaatregel tegenover het kind, van welke nationaliteit het ook weze (Trib. Ressons – 13-VII-1883)
In Holland werd de vraag bevestigend opgelost – men brengt er de verplichting niet in verband met het inboorlingschap doch met de verblijfsplaats.
Dit laatste stelsel, zegt Bauwens, geniet onze voorkeur, wegens de beweegredenen waarop de uitspraak van voornoemde ………Ressons is gesteund.
Hij haalt verder drie ministeriele brieven aan waarvan we er maar eenen vinden in het Bulletin van O.O. Het is deze van 14 maart 1923 waarin aan een hoofdopziener wordt geantwoord: “ De vraag van het Gemeentebestuur van X dient bevestigend beantwoord. De kinderen van vreemde nationaliteit die op zijn grongebied wonen, zijn aan den leerplicht onderworpen en moeten op de jaarlijst gebracht worden. Het is van belang de werkelijke verblijfplaats van de kinderen vast te stellen, welke ook de nationaliteit en de woonplaats der ouders mogen wezen”
H. Axters ? in zijn commentaar over de wet op het L. O. haalt denzelfden ministerielen brief aan en voegt er verder aan toe:
–Volgens art. –1° van het Burgerlijk Wetboek zijn allen die het Belgisch grondgebied bewonen of die zelfs alleen tijdelijk aldaar verblijven, aan de politie- en veiligheidswetten onderworpen. Daaronder zijn begrepen de wetten tot bescherming der kinderen, dus ook de wet op den leerplicht (Planiol ? Traité élem. de droit civil)
Het is dus uitgemaakt dat de kinderen van vreemde nationaliteit aan den leerplicht zijn onderworpen.
Blijft de vraag wat het ministerie van Openbaar Onderwijs zal beslissen nu het joodsche kinderen geldt.
Hierbij gaat een ontwerp van brief, gericht aan genoemd ministerie.
Get. J.B.
Enkele dagen nadien vertrok de brief naar de Secretaris-Generaal bij het Ministerie van Openbaar Onderwijs te Brussel.
Hasselt, den 4n Februari 1941
Mijnheer de Secretaris-Generaal,
Tengevolge van het overbrengen naar verscheidene gemeenten mijner Provincie van talrijke vreemdelingen, is het aldaar het vraagstuk gesteld van de schoolbijwoning der kinderen van deze vreemde uitwijkelingen.
Weliswaar vallen de kinderen van vreemde nationaliteit onder toepassing der Wet op den leerplicht, doch het geval krijgt thans een meer bizonder uitzicht, daar het hier uitsluitend joodsche kinderen geldt.
Bij afwezigheid van iedere onderrichting op dit gebied en daar het mij overigens ook niet wenschelijk voorkomt dat deze kinderen met de andere leerlingen in aanraking komen, om redenen van verscheidenen aard, vernam ik graag, Mijnheer de Secretaris-Generaal, welke in deze de beste oplossing ware: scheiding of voorlopige opheffing van den leerplicht. Dit laatste schijnt mij de beste oplossing, indien de huidige toestand niet al te lang aanduurt, te meer daar deze kinderen zich toch moeilijk aan het onderwijs zullen aanpassen.
De Gouverneur a.i.
Gerard Romsée
Een antwoord vanwege het Ministerie van Openbaar Onderwijs op deze brief hebben we nergens teruggevonden. Wel zijn er brieven van de Feldkommandantur 681 te Hasselt d.d. 8 en 12 februari 1941
We stellen vast dat in meerdere gemeenten o.a. Kwaadmechelen en Kermt joodse kinderen de lagere school volgden maar dat apart onderwijs ook bestond bv. in Beverlo waar aan de joodse kinderen onderricht gegeven werd in de synagoge.
Hasselt 8 februari 1941
Feldkommandantur 681
VerwaltungschefDr. Z./L.N. V E R T A L I N G>
Aan het Bestuur van de provincie Limburg
Betreft: Schoolgaan der kinderen van uit andere landsgedeelten uitgewezen personen
Het schoolgaan der schoolplichtige joden wordt zonder verwijl geregeld.
Tot aan het binnenloopen van definitieve maatregelen mogen joodsche kinderen in Belgische scholen niet worden opgenomen. Indien evenwel joodsche kinderen tijdelijk reeds de volkscholen bezoeken, kunnen zij tot aan de definitieve regeling van de verhoudingen op de school gelaten worden. In geen geval mogen hoogere scholen door joodsche kinderen worden bezocht.
Daarentegen is gewenscht dat de kinderen van niet-joodsche uitgewezene personen de plaatselijke volksscholen bezoeken. Voor zoover de ouders van zulke kinderen den wensch uitdrukken hun kinderen hoogere schoolen te Hasselt te laten bezoeken, wordt verzocht een lijst op te stellen van de in aanmerking komende kinderen en ons voor te leggen.
*Die lijst moet vermelden:
1 de namen der kinderen en hun geboortedatum
2 naam, beroep en een korte nota van den vader alsmede het tijdelijk verblijfsoord der familie en de plaats vanwaar zij werden uitgewezen.
i.o. Dr. Zschacke
Kriegsverwaltungsrat
Hasselt, 12 februari 1941
Feldkommandantur 681 Verwaltungschef
Dr. Z. / L.N. V E R T A L I N G
Aan het bestuur van de provincie Limburg>
Betreft: Schoolgaan der kinderen van uit andere landsgedeelten uitgewezen personen
Confer: mijn schrijven van 8.2.1941
In aansluiting met bovenvermeld schrijven verzoek ik om een lijst waaruit te lezen is hoeveel schoolplichtige kinderen van uitgewezen personen in de afzonderlijke gemeenten van de provincie Limburg aanwezig zijn.
i.o. Dr. Zschacke
Kriegsverwaltungsrat
Op 28 februari 1941 vroeg gouverneur Romsée aan de betrokken gemeenten de lijsten waarvan sprake.
Afreisbewijzen werden aan de joden afgeleverd om terug te keren naar Antwerpen
Provinciaal Bestuur Hasselt, 3 april 1941
van LimburgAan de burgemeesteer van de
gemeente Opglabbeek*Mijnheer de burgemeester,>
Ik heb de eer U de hierbijgaande afreisbewijzen der uitgewezenen te doen toekomen welke a.s. woensdag 9 april te 14u57 vanuit het station te Asch kunnen vertrekken. Gij zult de noodige maatregelen moeten treffen om deze personen, met bagage, naar het station te vervoeren waar ze tijdig moeten aanwezig zijn.
Ik vestig uwe bijzondere aandacht op het volgende:
Een bijzondere wagon zal gehecht zijn aan dezen trein om de uitgewezenen op te nemen.
Een vervoerleider, die een juiste lijst in dubbel van de terugkeerenden in handen moet hebben, moet deze laatsten tot Antwerpen begeleiden.
De uitgewezenen moeten zich, bij aankomst te Antwerpen, op het Vreemdelingenbureau aanbieden en aldaar hun uitwijzingsbevel inleveren.
Gelieve het noodige te doen voor deze afreis en betrokkenen behoorlijk in te lichten.
De gouverneur a.i.
Hasselt, den 17 juni 1941
Provinciaal Bestuur
van Limburg
3de Afdeeling
Aanwr. 961/8902 AUITGEWEZENEN
Toelating tot verblijf
Rondschrijven aan gemeenten
Mijne Heeren,
Van verschillende zijden der Provincie wordt gemeld dat vrouwen van uitgewezenen, welke onlangs toelating verkregen om naar Antwerpen terug te keeren, naar Limburg zijn teruggekeerd en zich, in verschillende gemeenten, in de bevolkingsregisters doen inschrijven ten einde er te blijven.
De Feldkommandantur 681 te Hasselt meldt mij dat de naar Antwerpen teruggekeerde joodsche vrouwen niet toegelaten is naar hun vorige verblijfplaats in de provincie Limburg terug te keeren en deze familieleden van uitgewezen joden van Antwerpen, welke in de verblijfsgemeenten zijn teruggekeerd, dadelijk naar Antwerpen moeten terugreizen.
De gouverneur a.i.
J. Lysens
Hasselt 14 augustus 1941
Provinciaal Bestuur
van Limburg 3de Afdeeling
Aanwr. Nr. 961/1941UITGEWEZENEN
Richtlijnen aan de burgemeesters van Limburg
Zeer belangrijk
Mijnheer de Burgemeester,
Ik heb de eer U te verzoeken mij per keerenden bode, eene dubbele lijst te doen toekomen van al de uitgewezenen, welke zich thans nog in uwe gemeente bevinden.
Deze lijst moet vermelden: naam en voornaam, geboorteplaats en datum, nummer van het uitwijzingsbevel.
Daarenboven moet voor elken persoon vermeld worden of hij reeds eene aanmelding voor Groot-Brussel ingediend heeft.
In geval geen uitgewezenen meer in uw gemeente aanwezig zijn, moet mij zulks meegedeeld worden.
Op verzoek der Feldkommandantur 681 te Hasselt, vestig ik verder uwe zeer ernstige aandacht op het volgende:
Aan de nog in uwe gemeente verblijvende uitgewezenen moet gemeld woden dat de inwilliging van de verzoeken tot vestiging in Groot-Brussel binnen den kortst mogelijken tijd kan tegemoet gezien worden.
Al dezen die voor 20 augustus a.s. door bemiddeling van den burgemeester en het provinciaal bestuur, geen verblijfstoelating voor Groot-Brussel, bij de Feldkommandantur ingediend hebben, zullen onverbiddelijk naar het Arbeidskkamp van Overpelt overgebracht worden, van waar ze, na het ontslag uit het kamp, naar een nog te bepalen arbeidskamp zullen overgebracht worden.
In geval van opneming in dit laatste kamp, is hun de mogelijkheid ontnomen, nog naar Brussel af te reizen.
Zij mogen niet in de provincie Limburg blijven wonen, en kunnen met zekerheid op hunne overbrenging naar het kamp rekenen, indien zij er niet vrijwillig toe besluiten naar Brussel over te gaan. Na 20 augustus zal dan ook geen enkel uitgewezene zich nog vrij in eene gemeente bevinden.
Verder moet er voor gezorgd worden dat alle vroeger uitgewezenen, welke, zelfs voor een bezoek, naar de gemeente terugkeeren, door de politie en de rijkswacht worden opgeleid en onmiddellijk met den eersten trein, worden teruggezonden. Bij herhaling zullen zij naar de Feldkommandantur 681 te Hasselt overgebracht en aldaar met gevangenis gestraft worden.
Ik vestig uwe bijzondere aandacht op deze onderrichtingen en verzoek U er stipt naar te gedragen.
Voor den Gouverneur a.i.
De griffier der provincie
K. Van Bockrijk
Hasselt, 25 augustus 1941
Provinciaal Bestuur
van Limburg
1ste Afdeeling
Aanwnr. 0163425 bisAan de Heeren burgemeesters en schepenen van de Vlaamse gemeenten der provincie
Mijne Heeren,
Onderwerp: Uitgewezenen. Terugkeer naar Antwerpen
De heer Feldkommandant te Hasselt deelt mede hetgeen volgt:
“Een gedeelte der joden, die zich aan een uitwijzing uit Antwerpen verwachtte, heeft haar uitwijzingsbevel aldaar niet afgewacht maar zijn van te voren naar de provincie Limburg afgereisd.
Deze personen dienen uitgenoodigd te worden de provincie ten laatste op 31 dezer te verlaten. Mochten zij aan dit verzoek niet vrijwillig gevolg geven, dan moeten zij op 31 augustus aanstaande naar Antwerpen teruggevoerd worden”.
Deze maatregel is toepasselijk op al de joden die zich na 10 mei 1940 in de provincie Limburg gevestigd hebben, komende uit de provincie Antwerpen.
Ik verzoek U onverwijld het noodige te doen ter uitvoering van dezen maatregel.
De gouverneur a.i.
J. Lysens
Hasselt, 16 september 1941
Provinciaal Bestuur
van Limburg
3de Afdeeling
Aanwr.961/1941 UITGEWEZENENOnderrichtingen aan de gemeenten
Mijnheer de burgemeester,
Luidens de onderrichtingen der Feldkommandantur 681 te Hasselt, welke U destijds medegedeeld werden, moesten alle vrouwelijke uitgewezen personen, alsmede de kinderen beneden 16 jaar, gezamentlijk naar Antwerpen teruggevoerd worden, en mochten deze personen in geen enkel geval in de Provincie achterblijven.
Thans worden bij gezegde Feldkommandantur herhaaldelijk aanvragen ingediend van vrouwen en kinderen, voor verhuizing naar Brussel.
De Feldkommandantur moet aannemen dat hoogerbedoelde schikking niet in vollen omvang nagekomen is. Zij verwacht derhalve dat de overige, nog hier-zijnde vrouwen en kinderen, onmiddellijk naar Antwerpen zullen teruggezzonden worden.
Ik verzoek U uitdrukkelijk aan dit verzoek dadelijk gevolg te geven, voor zoover er nog dergelijke personen in uw gemeente mochten aanwezig zijn. Er zal nagegaan worden of het noodige gevolg gegeven werd.
De Gouverneur a.i.
J. Lysens
Duitse overheid bepaalt standpunt inzake onderwijs voor joodse kinderen
Op 8 januari 1942 kreeg de gouverneur van Limburg van de minister Van Openbaar Onderwijs Nyns de opdracht de ministriële omzendbrief van 31 december 1941 ter kennis te brengen aan alle gemeentebesturen van Limburg.
Brussel, 31.12.1941
Ministerie van Openbaar Onderwijs
Algemeen secretariaatMijne Heeren,
Ik meen uwe aandacht te moeten vestigen op zekere bepalingen van de verordening dd. 1 december l.l. der bezettende overheid over het joodsche schoolwezen.
Luidens par.1 dezer verordening is de jodenvereeniging, welke ter toepassing van de verordening van 25 november l.l. derzelfde overheid zal worden opgericht, gehouden voor het schoolonderwijs der joden zorg te dragen.
Deze vereeniging moet te dien einde lagere scholen oprichten en onderhouden. Zij kan bovendien bewaarscholen, middelbare en techinsche scholen inrichten.
Krachtens par.2 deze verordening, mogen de joden slechts ter school gaan in onderwijsinrichtingen die door de vereeniging onderhouden worden en zijn zij, binnen de omschrijving van de Belgische voorschriften op den leerplicht, gehouden de lagere school te bezoeken.
Overeenkomstig de bepalingen van par.4 van bedoelde verordening, zal het tijdstip waarop de leerplichtige joodsche schooljeugd de openbare en particuliere onderwijsinrichtingen moeten verlaten, later vastgesteld worden, nadat de joodsche scholen opgericht zijn.
In dit verband dienen dus als leerplichtig tot het einde van het loopend schooljaar beschouwd, de joodsche kinderen geboren tussen 1 januari 1928 en 31 december 1935 op de verlenging van den leertijd en van de latere desbetreffende beschikkingen - pas in den loop van dit schooljaar den leeftijd van 16 jaar zullen bereiken.
Krachtens dezelfde par.4 der verordening daarentegen, moeten de niet meer leerplichtige joodsche leerlingen ten laatste op 31 december 1941 de niet-joodsche onderwijsinrichtingen en leergangen verlaten, voor zoover er geen uitzondering wordt toegestaan overeenkomstig de daarop volgende bepaling.
Deze, welke het voorwerp is van par.5 der verordening, voorziet dat het Hoofd van het Militair Bestuur gedurende de overgangsperiode uitzonderingen kan toestaan op het principieel verbod voor de joden andere scholen te bezoeken dan die welke door hun vereeniging onderhouden worden.
Onder voorbehoud van eventuele aanvullende inlichtingen, verzoek ik U de aandacht der betrokkenen te vestigen op de bepalingen der hierboven ontlede verordeningen.
De Secretaris-Generaal,
M. Nyns
Hasselt, 13 januari 1942
Provinciaal Bestuur
van Limburg
3de Afdeeling
Aanwnr. 961 Uitgangsnummer 11873Mijne Heeren,
Door verschillende gemeentebesturen en Commissies van openbare onderstand wordt er mij de vraag gesteld op welke wijze de verplegingskosten worden terugbetaald van uitgewezen joden welke door de plaatstelijke Besturen in hospitalen werden geplaatst en welke formaliteiten hiervoor te vervullen zijn.
De verplegingskosten in hospitalen worden op dezelfde wijze uitbetaald als verplegingskosten van noodlijdende vreemdelingen die niet in bevolkingsregisters eener Belgische gemeente ingeschreven waren en die wegens de vijandelijkheden als burgerlijke gekwetsten of zieken in onze gasthuizen opgenomen werden.
In den omzendbrief van 5 november 1940, 3de Afdeeling nr.540/5318 wordt onder nr. 2 uiteengezet dat voormelde onkosten door den Staat uitbetaald worden, zooals reeds gebeurde voor de noodlijdende vreemdelingen, die geen onderstandswoonst in België hadden.
Ten einde de terugbetaling dezer verplegingskosten in hospitaln te bekomen, moeten de desbeteffende rekeningen rechtstreeksch gezonden worden aan het Departement van Binnenlandsche Zaken enVolksgezondheid, Bestuur van den Onderstand, Dienst van Rekenplichtigheid, Hertogelijke straat 85 te Brussel.
Wat de kosten van opeisching, huisvesting en vervoer betreft, waarin o.m. kunnen begrepen worden deze van levering van brandstof, meubelen, huisraad en slaapgelegenheid, hotelkosten van het Roode of van het Vlaamsche Kruis en van de politieagenten der stad Antwerpen die de uitgewezenen vergezelden – met uitzondering van den GEWONEN onderstand in geld waarvan de terugbetaling door het Departement van Financiën overwogen wordt wat de periode voor 9 maart 1941 betreft – verzoek ik U mij een echt verklaarde opgave, in tweevoud, te doen toekomen, gedetailleerd opgevend de bedragen aldus uitgegeven.
Deze staten zullen door mijne zorgen overgemaakt worden aan het Departement van Binnenlandsche Zaken en Volksgezondheid, Algemeen Bestuur voor hulp en steunverlening, Hertogelijke straat 85 hetwelk de terugbetaling zal onderzoeken.
Gelieve dus deze onderrichtingen aan de Commissie van Openbaren Onderstand mede te deelen en U met deze laatste te verstaan voor het eventueel opmaken en inzenden van bedoelde opgaven.
De gouverneur a.i.
J. Lysens
Besluit over het verblijf van de joden uit het Antwerpse in de 43 Limburgse gemeenten
Het is moeilijk het juist aantal joden te achterhalen dat van Antwerpen naar Limburg gebracht werd vanaf 21 december 1940 tot 12 februari 1941.
Als we de optelling maken van de bezetting van de negen treinen (licentiaatsthesis Ignace Degens V.U.B. 2003) die voor het vervoer instonden, dan komen we tot het cijfer 3.189, volwassenen en kinderen samen. Marc Bertrands in zijn boek “Kroniek van een klopjacht” – “De Joden van Beverlo 1940-1945” uitgegeven in het jaar 2000, vermeldt het cijfer 3.401, verspreid over 43 gemeenten en dorpen.
Tot op heden is er nog geen duidelijk antwoord gevonden op de vraag : welke is de essentieële bedoeling geweest van de Duitsers om reeds van bij de aanvang van de Tweede Wereldoorlog enkele duizenden joden vanuit Antwerpen naar Limburg over te brengen. Wellicht wilden de Duitsers de joden die na 1938 uit Duitsland gevlucht waren, op de voet volgen. Ging men er van uit dat dit een groep was die een gevaar kon betekenen voor de rust in België tijdens de bezetting?
Ons komt het voor dat de Duitsers vanaf de bezetting van België een bepaalde strategie hadden ontworpen om de joden op een ernstige wijze aan te pakken. Het eerste punt van deze strategie was de localisatie van de joden. Men begon met Antwerpen waar de meeste joden verbleven. Het was een echt getrouwtrek en steeds moesten zowel door de provincie als de gemeentebesturen lijsten aangelegd worden met vermelding van naam en voornaam, geboortedatum, beroep en woonplaats. Deze registratie nam ongeveer twee jaar in beslag om dan toe te slaan. Via razzia’s en aanhoudingen volgde de concentratie in de Dossinkazerne te Mechelen. Het verder verhaal kennen we: het transport naar de uitroeiingskampen.
Over de uitwijzing van joden naar Limburg schrijft Nico Wouters in zijn boek “Oorlogsburgemeesters 40/45“ pag. 457:
De Antwerpse administratie verleende actieve administratieve medewerking.
Op 16 januari 1941 liet de Antwerpse Feldkommandantur weten dat de joden die zich onttrokken hadden aan de uitwijzing, zich bij de volgende rantsoenuitdeling van februari waarschijnlijk zouden melden. Zij moesten daar door de Belgische politie of administratie worden aangehouden (festgenommen) en geïnterneerd tot de overdracht aan de Duitse politie.
Het Antwerps provinciebestuur verschafte de gemeenten op 17 februari 1941 de lijst van alle joden die zich aan de uitwijzing onttrokken hadden, zodat zij opgespoord konden worden. De gemeentebesturen moesten deze joden “melden” als zij opdoken in hun gemeente wat ook gedaan werd.
Hoofdstuk III
Het arbeidskamp te Overpelt
Toen de nazi’s in Duitsland aan de macht kwamen in 1933, was het al vroeg duidelijk dat zij alle “ongure” elementen in hun samenleving uit de weg zouden ruimen: de politieke tegenstrevers, de homoseksuelen, de zigeuners, de joden en nog vele anderen. Als nuttige instrumenten waren hiervoor dienstig: arbeids- en concentratiekampen.
Na 28 mei 1940 werd deze gedragslijn ook voor België toegepast.
Bepalend voor het oprichten van een arbeidskamp in Limburg was de aanwezigheid van rond de 3000 uitgewezen joden die in onze provincie verbleven. Een sanctiemaatregel werd door de Duitsers achter de hand gehouden indien er misbruiken zouden gebeuren zoals zwartwerk en smokkelen. Hoewel we geen echte schriftelijke bewijzen gevonden hebben, gaan we er van uit dat twee doelstellingen aan de basis gelegen hebben tot de oprichting van een kamp in Limburg: enerzijds de tewerkstelling van de valide joden en anderzijds de bestraffing in geval van misbruiken.
Op 21 maart 1941 schreef de Duitse overheid aan de provincie Limburg dat er een “arbeidskamp” moest opgericht worden. In alle verdere briefwisseling tussen de Feldkommandantur 681 en de provincie is er steeds sprake van een arbeidskamp; ook werd de benaming “jodenkamp” vermeld maar nergens “interneringskamp”.
De vraag is uiteraard is: hoe is men er toe gekomen het werkkamp te vestigen in Overpelt? Voor er sprake was van het overbrengen van joden naar Limburg, had de gemeente Overpelt bij de provincie Limburg een verzoekschrift ingediend om een perceel grond van 9 ha 45 ca, gelegen op het Holven, Luikersteenweg te mogen ontginnen. Toen er op verzoek van de Feldkommandantur gezocht werd naar een geschikt terrein om een arbeidskamp op te richten, heeft de provincie Limburg het ontginningsterrein van Overpelt voorgesteld.
Ter beschikkingstelling van barakken bestemd voor het kamp te Overpelt:
Feldkommandantur 681 28.3.41
Verwaltungschef5 – ausgew Vertaling. Dringend
Aan het Provinciebestuur van Limburg
Betreft: Onderbrenging van uitgewezen joden in barakken
Door den heer Militärbefehlshaber in België en Noord-Frankrijk zijn volgende barakken ter beschikking gesteld voor het onderbrengen van joden:
- 12 goed behouden barakken, gedeeltelijk nochtans zonder vensters te Kuringen
- 1 keukenbarak te Kuringen
- 1 barak te Munsterbilzen
- 1 kleinere barak, dienstig voor vrouwelijk dienstpersoneel te Hasselt
- 2 barakken te Bilzen
Ik verzoek per keerende om mededeeling wanneer het Provinciaal Bestuur beginnen kan met de afbraak en den weder-opbouw der barakken. Verzocht wordt thans reeds de noodzakelijke voorbereidingen te treffen voor het uitrusten van de barakken met bedden, stroomatrassen, tafels enz. zoodat het samenbrengen der joden dadelijk na wederopbouw der barakken kan plaats hebben.
Ik verzoek op uiterlijk 2.4 om mededeeling in hoeverre de voorbereidingen gevorderd zijn.
Get.Schram Oberkriegsverwaltungsrat
Het plaatsen van de barakken in Overpelt werd uitgevoerd door de aannemer Is. Daniels-Van Ham van Hasselt
Provinciaal Bestuur van Limburg
Griffie Hasselt, 23n april 1941Aan den heer Burgemeester
der gemeente KwaadmechelenGeachte Heer Burgemeester,
De provincie Limburg heeft vanwege de Duitsche Militaire Overheid opdracht gekregen te zorgen voor de tewerkstelling van de uitgewezen joden en deze naar de gemeente Overpelt over te brengen waar zij zullen gebezigd worden aan de uitvoering van dringende ontginningswerken en droogmakingswerken.
Aangezien de Duitsche Overheid tevens het verlangen heeft uitgedrukt dat een twintigtal vrouwen zouden toegelaten worden hun echtgenoot in bedoeld Kamp te Overpelt te vergezellen om zich aldaar bezig te houden met het onderhoud, het voorbereiden van de eetmalen en andere aangelegenheden van huishoudelijken aard, ware het mij aangenaam van U dringend te kunnen vernemen of onder de huisgezinnen van joodsche gezinnen, welke in uw gemeente nog verblijven, er geen vrouwen zijn die vrijwillig zouden aanvaarden, met hunnen echtgenoot naar dit kamp te worden overgebracht.
Ik wensch uw antwoord ten spoedigst te ontvangen, daar de Duitsche Overheid beslist heeft het noodige persooneel onder deze huisgezinnen van ambtswege aan te duiden, indien er geen voldoende aantal vrouwen dit vrijwillig aanvaarden.
De Gouverneur a.i.
G. Romsée
Zolder den 25 april 1941
Gemeente Zolder
Provincie LimburgAan den heer Gouverneur der provincie
Limburg te HasseltMijnheer de Gouverneur,
Gevolg aan schrijven van 23 april j.l. betreffende de overzending en tewerkstelling van uitgewezen joden naar de gemeente Overpelt, heb ik de eer Ued. ter kennis te brengen, dat de hierna vermelde vrouwen, vrijwillig aanvaarden hun echtgenoot naar dit kamp te vergezellen:
- Weinberger Ester, vrouw Steinberg, 1 kind
- Meiss Gertrude, vrouw Dalice, zonder kinderen
- Frankfurter Lily, vrouw Huth, zonder kinderen
- Karp Mili, vrouw Karp Bernard, 1 kind
- Lipschitz Helena, vrouw Fischer, 1 kind
- Insdorf Hinda, vrouw Wagner, zonder kinderen
- Tygendhaft Brucha, vrouw Perelman, 1 kind
- Wagner Schewa, vrouw Wagner, zonder kinderen
- Assja Chana, vrouw Meisel, 4 kinderen
- Kapelner Helena, vrouw Frankfurter Kurt, zonder kinderen
Hierbijgevoegd geneeskundige voorschriften van Frankfurter Herman, Fischer Ghain, Smalberg Salomon en verzoekschrift van Jorysz Leon.
Met mijne meeste hoogachting
Baron de Villefagne
Kwaadmechelen,den 25 april 1941
Gemeente Kwaadmechelen
Mijnheer de Gouverneur,
In verband met uw geëerd schrijven van 23n dezer, Griffie, betreffende het tewerkstellen van uitgewezene joden en deze naar de gemeente Overpelt over te brengen, heb ik de eer Ued. mede te deelen dat de volgende vrouwen zich vrijwillig hebben aangemeld om hunnen echtgenoot naar dit kamp te worden overgebracht.
- Bartfeld Paja, geb. 31.1.1899, echtgenote Krauthamer Chaim, geb. 22.12.1891
- Dunst Germana, geb. 31.5.1917, echtgenote Forst,
- Goldschmidt Mathilde, geb. 11.7.1891 (echtgescheiden)
Aanvaard, Mijnheer de Gouverneur, de verzekering mijner gevoelens van hoogachting.
De burgemeester
Em. Hermans
Koersel, den 25 april 1941
Gemeente
KoerselLijst der joodse vrouwen die met hunnen echtgenoot willen overgebracht worden
- Knoblovic Helena, ongehuwd, geb. te Dubrinioden 21.4.1914
- Wellner Malka, echtgen. Welner Szymon, Lajk, geb. Wolbrom, 24.8.1898
- Forst Greta, echtg. Schlamowicz Frits, geb.Wenen,15.1.1917
- Schlamowicz Alexander, geb. Borgerhout 6.3.40
- Jellinek Paula, ongehuwd, geb. Olomone, 8.8.1912
- Klein Regina, echtg. Salamon Leopold, geb. Velatin, 17.1.1921
- Berkovic Franciska, echtg. Elyovic Salomon, geb.Sinice 27.11.1913
- Abrahamovic Cecilie, echtg. Friedman Israel, geb. Strazne 23.6.1916
Aanstelling kampleider
28 april 1941
De Bestendige Deputatie
van den provincieraad van LimburgGezien de provincie Limburg door de Duitsche Overheid bij schrijven van 28 maart 1941 verplicht werd een arbeidskamp op te richten op het grondgebied der gemeente Overpelt
Gelet op de noodzakelijkheid een kamp- en arbeidsleider aan te stellen
Gezien de kandidatuur van den heer Leo Heuts van Mechelen-aan-de-Maas
Gehoord het verslag van den heer Boes, lid van het College
Besluit
Artikel 1 – De heer Leo Heuts, voornoemd, wordt als kampleider aangesteld om het bestuur en de leiding waar te nemen van het kamp dat thans te Overpelt opgericht wordt voor het tewerkstellen van de uitgewezene joden
Artikel 2 – Al de daden van bestuur zullen geschieden op bevel, onder toezicht en mits goedkeuring der Bestendige Deputatie
Artikel 3 – De Heer Leo Heuts, voornoemd, zal zorgen voor de leiding en het bestuur van het kamp en zal hieraan al zijn tijd, al zijn krachten en al zijn bekwaamheid en kundigheid besteden. Hierdoor wordt verstaan dat de taak van den kampleider zal bestaan in het algemeen toezicht en het dagelijksch beheer van het kamp, de handhaving der orde en tucht, de regeling van alle aangelegenheden betreffende het innerlijk leven in het kamp, zoals de voeding en bevoorrading, slaapgelegenheid, onderhoud binnen en buiten en in het algemeen alle aangelegenheden te regelen in verstandhouding met het Provinciaal Bestuur.
Artikel 4.- De heer Heuts zal in dienst treden op 1 mei 1941.
Artikel 5.- De provincie Limburg zal aan den heer Heuts, als vergoeding:
- een maandelijkse vergoeding uitbetalen, voorop betaalbaar, vastgesteld op 2.000 fr met ingang op 1 mei 1941
- huisvesting verleenen in het kamp, inbegrepen, verlichting, verwarming en voeding
- terugbetaling van zijn reiskosten, op grond van het tarief in voege voor de bestuurders van de provinciale diensten
Ten uitzonderlijken titel, zal aan den heer Heuts een aanvullende dagelijkse vergoeding van 50 fr toegekend worden, ingeval hij de hem verleende voordeelen in natura niet kan genieten b.v. voor de periode tot volledige afwerking van het kamp.
Artikel 6. Zowel door den heer Heuts als door de provincie kan aan deze opdracht een einde gesteld worden, mits verwittiging per aangeteekenden brief twee maanden op voorhand. Ingeval van opzegging door den heer Heuts, zal deze den opzeggingstermijn van twee maanden eerbiedigen: gedurende deze termijn zal hij stipt zijn ambt moeten blijven vervullen.
Hasselt den acht en twintigsten april negentien honderd één en veertig.
De Bestendige Deputatie
Het kamp te Overpelt werd in het begin (juni 1941) bewaakt door Belgische rijkswachters en later door de Duitse Feldgendarmerie. Het kamp hing af van de Feldkommandantur 681 van Hasselt.
De hamvraag: Wie betaalde de uitgaven die gedaan werden om dit arbeidskamp te doen draaien ?
De provincie Limburg wilde in geen geval opdraaien voor de kosten. Uiteindelijk kwam men akkoord dat het commissariaat voor ’s Lands Wederopbouw zou instaan voor de inrichting- en werkingskosten.
20 mei 1941
Aan den Heer Secretaris-Generaal bij
het Ministerie van Landbouw
en Ravitaillering- BrusselGeachte Heer Secretaris-Generaal,
Vanwege de Duitsche Militaire Overheid werd aan de provincie Limburg opdracht gegeven de noodige schikkingen te treffen met het oog op het te werk stellen van de naar de Provincie Limburg uitgewezen joden en, te dien einde op het grondgebied der gemeente Overpelt, een kamp op te richten alwaar deze joden zullen te werk gesteld worden.
Uitvoeringsmaatregelen werden getroffen: barakken werden opgetimmerd, voor benoodigdheden gezorgd, kampleider en het noodig personeel aangeworven.
Thans dringt de Duitse Militaire Overheid er beslist op aan dat, vanaf maandag 26 mei e.k. bedoelde uitgewezenen naar dit kamp zouden uitgeleverd worden.
Dit stelt natuurlijk de hoogst actueele kwesties der bevoorrading van betrokkenen.
Ik heb dan ook de eer, Geachte Heer Secretaris-Generaal, U beleefd volgende dubbel verzoek over te maken:
dat door den bevoegden dienst van uw departement, onmiddellijk, bijgaande machtigingen goedgekeurd worden voor: melk, vleesch, havermout, honing, confituur en deegwaren.
dat, bij middel van hieraangehechte modellen 5 machtigingen onmiddellijk aan de grossisten zouden bezorgd worden.
Ik heb aan den heer Van Olmen, Directeur van den Provincialen Dienst voor Ravitaillering, opgedracht gegeven deze aangelegenheid, op uw departement persoonlijk te regelen, gelet op het spoedeischende van het geval, ten overstaan van het beslist aandringen vanwege de Duitsche Overheid op de overbrenging der uitgewezen joden naar dit kamp op 26n dezer.
Ik koester de hoop, Geachte Heer Secretaris-Generaal, dat een spoedige en gunstige beslissing betreffende mijn dubbel verzoek moge getroffen worden.
Met dank bij voorbaat en oprechte hoogachting
De gouverneur a.i.
J. Lysens
Brussel, 20 mei 1941
Ministerie van Binnenlandsche
ZakenDienst voor Motorbrandstoffen Den Heer Burgemeester
Nr.585/4/2829 van Overpelt
Voor kennisgeving
Aan den Heer Gouverneur der Provincie Limburg
Aan den Heer Sleurs, autovoerder, OverpeltMijnheer de Burgemeester,
Onderwerp: Benzinequotum van den heer Sleurs, Overpelt
De Heer Gouverneur van Limburg deelt mij mede dat de Heer Sleurs, uit Overpelt, door den leider van het op het grondgebied uwer gemeente ingerichte kamp voor uitgewezen joden belast is met alle dringend noodzakelijk vervoer ten behoeve van dit kamp.
Voor den auto van den heer Sleurs mag, uit dien hoofde, een grootere hoeveelheid benzine worden verstrekt dan normaal voor soortgelijke wagens wordt toegekend.
Ik verzoek U mij zoo spoedig mogelijk mede te deelen hoeveel brandstof de bovengenoemde persoon per maand denkt noodig te hebben. Het quotum uwer gemeente zal dan in dezelfde mate verhoogd worden.
Het spreekt van zelf dat uit den reiswijzer moet blijken dat het aanvullend quotum, dat aan den heer Sleurs wordt toegekend, uitsluitend wordt gebruikt voor verplaatsingen die hem door den kampleider en ten hoeve van het kamp worden opgelegd.
Voor den Secretaris-Generaal
Het Hoofd van den Dienst
Marlier
“De Toekomst”, het V.N.V. weekblad in Limburg schreef op 31 mei 1941 het volgende over het jodenkamp: De voorbereidende werken aan het jodenkamp dat opgericht wordt aan de Trapkens te Overpelt vorderen snel. Binnen enkele dagen zullen de eerste Israëlieten-zonen geinstalleerd worden. De ontginning van de grond zal ten goede komen van de bevoorrading onzer gemeente en de volksgemeenschap wordt ontlast van de joodse parasieten.
Provinciaal Bestuur van
LimburgGriffie Hasselt, 7 juni 1941
Aan den Heer Burgemeester van
de gemeente GenkGeachte Heer Burgemeester,
Ik heb de eer U te berichten dat, op dringend bevel der Duitsche Militaire Overheid, de uitgewezene joden die in uwe gemeente verblijven en wier namen op bijzijnde lijst vermeld staan – voor zover het joden van de Poolsche nationaliteit betreft – dinsdag in den voormiddag, overgebracht dienen te worden naar het kamp voor uitgewezenen te Overpelt, waar zij, ten laatste moeten aankomen, in de voormiddag.
De betrokkenen,vergezeld door de plaatselijke politie moeten te Genk – stadhuisplein – verzameld zijn, om samen tijdig te kunnen vertrekken naar Overpelt.
Desgevallend zal uw bestuur zorgen voor het nasturen van het reisgoed dat door belanghebbenden niet zou kunnen meegenomen worden; dit geldt vooral voor het beddegoed, waarvan zij gebeurlijk eigenaar zouden zijn.
Met achting
Voor den Gouverneur a.i. De griffier der Provincie Get. Van Bockrijk
7n juni 1941
Aan den heer Leo Heuts
Kampleider
Arbeidskamp
Overpelt-HolvenMijnheer,
De Duitsche Overheid bericht mij heden dat aanstaanden DINSDAG, 10 dezer, 80 joodsche uitgewezenen naar het kamp zullen overgebracht worden.
Ik verzoek heden den heer Custers, zich onmiddellijk in verbinding te stellen met U, ten einde de laatste schikkingen te kunnen treffen.
Ik dring er ten zeer op aan onmiddellijk in bezit gesteld te worden van het kampreglement, dat in het arbeidskamp strikt zal moeten toegepast worden. Dit zal ten laatste aanstaanden Maandagmorgen moeten overhandigd worden, ter gelegenhheid van het bezoek dat ik in Overpelt zal brengen.
Ik denk ter plaatse aan te komen met den heer Custers rond 9 u. Uw aanwezigheid is aldus vereischt.
Zooals ik het zoo pas getelefoneerd heb aan het gemeentebestuur van Overpelt, kunnen onmiddellijk kolen verkregen worden bij de Koolmijn van Houthalen. Hiervan werd ook de heer Custers op de hoogte gesteld.
’t Blijft wel te verstaan dat vanaf heden uw aanwezigheid in Overpelt bestendig vereischt is.
Met achting
De griffier der Provincie
Karel Van Bockrijk
Aanstelling beheerder met ingang van 16 juni 1941
Hierna volgt de tekst van de beraadslaging van de Bestendige Deputatie waarbij de beheerder werd aangesteld.
De Bestendige Deputatie van den
Provincieraad van LimburgGezien de opdracht, de provincie Limburg door de Duitsche Militaire Overheid opgelegd, tot oprichting van een arbeidskamp voor uitgewezenen, te Overpelt:
Overwegende dat het noodzakelijk is gebleken een beheerder-boekhouder aan te stellen, met het oog op het degelijk beheer van het arbeidskamp;
Gezien de kandidatuur van den heer Vanderougstraete Antoon, IJzerlei 41 te Leopoldsburg;
Gehoord het verslag van den heer Boes, lid van het college;
Besluit
Art. 1 – De heer Vanderougstraete Antoon uit Leopoldsburg wordt, met ingang op 16 juni 1941, aangesteld als beheerder-bedrijfsleider, van het arbeidskamp voor uitgewezenen, te Overpelt.
Art. 2.- Zijn bezoldiging wordt vastgesteld op een vaste wedde van 2.000 fr per maand, plus een vergoeding van 50 fr per dag ter compensatie van de voordeelen in natura die betrokkene in het kamp zelf niet kan genieten.
Art. 3 – Ingeval van ontbinding van het arbeidskamp zal belanghebbende, als vergoeding, nog recht hebben op de uitbetaling van een maand wedde plus de hierbovenvermelde vergoedingen.
Aanwezig de heeren, Gouverneur, Boes, Vanslype, Bollen en Smeets, leden en Van Bockrijck, Griffier der Provincie
De Bestendige Deputatie
De Griffier der Provincie De Gouverneur-voorzitter
Provincie Limburg Houthalen, 10.6.1941
Provinciale Directie der Ravitaillering Dienst der Economische consulenten
Den Heer van Bockrijck
Griffier der ProvincieHasselt
Arbeidskamp Overpelt
Weledele Heer Griffier
Hierbij heb ik de vrijheid Ued. de lijst over te maken van de uitwijkelingen die zich op 10 juni 1941, dinsdagavond in het kamp bevonden; in het totaal 57 personen met vermelding van: nummer inschrijvingsregister, naam en voornaam, datum van geboorte en gemeente van herkomst.
6081 Brodman Hirsch 1. 6.00 Neeroeteren 3619 Drucker Szyja 6. 9.98 Neeroeteren 1077 Bodner Hans 1. 8.21 Neeroeteren 709 Bodner Leib 29.12.92 Neeroeteren 347 Berneman Zelik 15. 8.99 Neeroeteren 6663 Charak Kizel 14. 3.04 Neeroeteren 3604 Bruner Pinkus 18. 7.01 Opoeteren 2035 Bernstein Osias 10. 4.96 Opoeteren 1479 Bieder Natan 1. 4.90 Beverloo 858 Brender Jankel 18. 1.87 Beverloo 1412 Cukiermann Israel 2. 8.01 Beverloo 175 Brand Benzio 16.12.01 Beverloo 3507 Adler A. 28.10.05 Kwaadmechelen 78545 Cwerner Noach 8. 4.09 Genk 3490 Blumenfeld Jacob 4. 6.04 Genk 1176 Blumenkranz Brauch 01.10 Genk 16076 Baron Abraham 12. 2.82 Genk 1713 Blimbaum Zasche 27.12.24 Velm 1350 Brudniewski Jud 14. 8.13 Velm 5601 Beer Jules 16. 6.22 Spalbeek 3370 Domb David 21. 5.95 Helchteren 19097 Birencwajg Idel 7. 4.10 Alken 2025 Birnzwaig Salomon 1. 8.83 Alken 105 Anger Egon 16. 4.12 Zonhoven 3460 Borensztain Mmailich 7. 1.98 Zonhoven 3682 Chelmer Jozef 29. 7.12 Hoeselt 6463 Breindel Nathan 15.10.15 Asch 457 Adler Josna 6. 7.90 Asch 6050 Bok David 26. 1.92 Asch 3989 Binder Chaim 17. 1.89 Beringen 3430 Bornstein Bernard 24.12.02 Zutendaal 6180 Barterer David 20. 7.97 Genk 3874 Damm Bernard 2. 2.01 Genk 2939 Cinamon Eugeen 18.11.86 Genk 1729 Bienstock Pinkas 8. 4.93 Genk 2815 Bienstock Hans 23.12.20 Genk 2924 Bornstein Nojeck 10. 6.06 Genk 1641 Bornsztein Israel 23. 5.07 Genk 3184 Buchbaum Hersc 19. 3.05 Genk 442 Berkowicz Cejmach 8.10.87 Genk 16909 Alter Aron 1. 3.83 Genk 16948 Alter Naftali 5.10.19 Genk 18660 Brenner Bernard 1. 3.19 Genk 18661 Brenner David 8. 2.21 Genk 17800 Bekermann Jerzi 5. 5.21 Genk 3349 Aronowicz Genk 1327 Bier Binem 1. 1.91 Asch 971 Belfer Leib 29.12.96 Diepenbeek 470 Beller Karl 12. 8.20 Diepenbeek 3705 Brener Szlama 12. 8.91 Diepenbeek 607 Bild Jozef 29. 2.04 Diepenbeek 3870 Berencwaig Aron 25. 8.98 Gruitrode 214 Blauner Simon 12. 3.08 Gruitrode 3127 Diller Joachim 10. 2.04 Houthalen 3717 Dembina Berek 1. 2.97 Houthalen 2970 Bohm Maks 30. 7.22 Stevoort 760 Ciechanow Chaim 27. 7.08 Op de lijsten staan niet vermeld:
- Rottenberg: leider
- Wolf, boekhouder
die zich eveneens vanaf dinsdag in het kamp bevinden in uitoefening van bovenvermelde functies.
Zooals voorzien was de inrichting den eersten dag niet volledig. De bevoorrading was zelfs gebrekkig.
We hebben in de mate van het mogelijke hierin trachten te voorzien. Ook den avond van woensdag 11 juni 1941 hebben wij ons ter plaatse kunnen overtuigen dat de toestand verre van vlot ging.
In dit verband meen ik dat het dringend noodzakelijk is de verantwoordelijke instanties ter plaatse bij mekaar te brengen en van meet af aan het werkterrein, de verantwoordelijkheid, de bevoegdheid van ieder betrokkene vast te leggen en duidelijk te omschrijven. Dit gezien de bekwaamheden van den eene en de tekorten van den andere.
Voor wat de kolenlevering betreft: het gemeentebestuur is akkoord de sommen voor te schieten om de leveringen comptant te betalen. Graag had men een schriftelijke bevestiging hierover van Ued.
Indien Ued., Heer Griffier, het goedvindt kunnen wij ons ter beschikking houden van Ued. om meerdere detailpunten mondelings over te maken.
Gelieve te aanvaarden, Weledele Griffier, de uitdrukking mijner eerbiedige en bereidwillige gevoelens.
J.Custers
Consulent
Herman Rottenberg was in het kamp vergezeld van zijn vrouw Kompa Maric en zoon Heinz; Rottenberg bekleedde een leidersfunctie in het kamp.
11.6.1941
KAMPREGLEMENT
Het arbeidskamp mag zonder toelating van den Kampkommandant niet verlaten worden. Indruischingen worden met gevangenis bestraft. Na uitboeting van de straf volgt interneering in een Duitsch concentratiekamp.
De aanduidingen van den Kampkommandant, de politie-beambten, den meestergast en dergelijke overheidspersonen dienen beslist te worden ingevolgd.
Voor het handhaven van de orde in de barakken is de voor elke barak door den Kampkommandant aangeduide oudste verantwoordelijk. Deze is hoofd van de ingezetenen der barak.
De ingezetenen van elke barak worden in 3 groepen van elk 25 man ingedeeld. Voor elke groep wordt door den Kampkommandant een groepsleider aangeduid. De groepsleiders regelen in den groep den kamerdienst. De groepsleider is hoofd van den groep.
Het betreden van het kamp door derden is slechts met uitdrukkelijke toelating van den Kampkommandant toegelaten. Vrouwelijke familie-leden van de ingezetenen is het betreden van het kamp verboden.
Tijdens den arbeidsduur is het betreden van de slaapbarakken verboden.
Beschadigingen van voorwerpen behoorend tot de kampinrichting, verplichten tot vervanging.
Kansspelen zijn verboden.
Het arbeidsloon wordt, voor zoover het niet te verrekenen is in de verzorging op het tegoed geboekt. Bedragen van hoogstens 10 fr dagelijks kunnen op aanvraag door den Kampkommandant uitbetaald worden. Op aanvraag kunnen de geboekte bedragen aan familieleden gezonden worden.
Ziektemeldingen dienen gedaan aan den barakken-oudste. Ze moeten bij het morgen-appel aan den Kampkommandant doorgegeven worden.
Taptoe wordt vastgesteld om 22 uur.
De Gouverneur der Provincie Limburg
Bovenstaand Kamp-reglement
wordt hierbij goedgekeurd. (get. Lysens)Hasselt, den 11 juni 1941
De FeldkommandantVerwaltungschef
(get. Wildfang) i.o.
14 juni 1941
Provinciaal Bestuur
van LimburgAan den heer Lantmeeters
Burgemeester te GenkMijnheer de Burgemeester,
De heer Feldkommandant meldt mij dat aanstaande Maandag al de uitgewezenen die thans gehuisvest zijn in het Mariahuis te Genk, naar het arbeidskamp te Overpelt dienen overgebracht.
Ik verzoek U onmiddellijk, in verband hiermede, de noodige maatregelen te treffen.
De uitgewezenen zullen vergezeld worden tot aan het kamp door een lid van de gemeentelijke politie. Een lijst, in dubbel opgemaakt, zal mij moeten overgemaakt worden met opgave van al de noodige inlichtingen betreffende de identiteit en nationaliteit van de uitgewezenen.
Reisgoed dat zij gebeurlijk niet zouden kunnen meenemen kan desgevallend nagestuurd worden.
Met achtingsvolle groeten
Voor den Gouverneur a.i.
De griffier der provincie
Van Bockrijk
Feldkommandantur 681 14.6.1941
Verwaltungschef Vertaling
5 ausgew.
Aan den heer Gouverneur van Limburg
HasseltBetreft: Arbeidskamp te Overpelt
Nadat te Genk typhus is uitgebroken, is het door de uitgewezenen joden betrokken hospitaal “Mariahuis” te ontruimen. Het gaat er om 82 personen. De joden dienen per keerende verplaatst te worden naar het arbeidskamp te Overpelt. Een gemeenschapsbarak met inventaris staat voor de opname beschikbaar. Verzocht wordt de joden, maandag 14 juni naar het arbeidskamp te vervoeren. Kampkommandant Heuts is reeds mondeling op de hoogte gebracht.
Te zelfdertijd verzoek ik de verzorging voor het verhoogd aantal ondergebrachten te verzekeren. Het is doelmatig den kampkommandant te gelasten met den aankoop en het vervoer van de levensmiddelen daar deze door de handhaving van de orde in het kamp en de leiding van den arbeid volledig erop aangewezen is. De verzekering van de levensmiddelen-verzorging is een aangelegenheid van de Provincie. In hoeverre het mogelijk zijn kan de gemeente Overpelt, als eigenaarster van het te bebouwen land, van uw standpunt uit, bij den aankoop en het aanschaffen van de levensmiddelen in te schakelen, verzoek ik bij U te onderzoeken en te beslissen. De kampkommandant dient slechts de provincie mede te deelen welke hoeveelheden levensmiddelen noodwendig zijn. Het heeft tot nog toe den schijn dat het gemeentebestuur van Overpelt zich tot hier toe om het tot stand komen van het arbeidskamp en het aanschaffen van levensmiddelen zich in ’t geheel niet bekommerd heeft. Eveneens dient het ravitailleeren in kolen door de gemeente Overpelt te geschieden. Hoewel de Goederencentrale te Brussel 3000 kgr. kolen voor het Arbeidskamp Overpelt bij het koolmijnbestuur van Houthalen heeft vrijgehouden, is slechts een zeer geringe hoeveelheid kolen aangevoerd geworden.
Een beoogd kolenvervoer kon niet plaats hebben, daar blijkbaar de noodige koopsom niet voorhanden was en de Mijn van Houthalen zonder betaling geen kolen wilde leveren. Ik veroorloof mij erop te wijzen dat, blijkens mededeeling van uw zaakgelastigde, de Provincie Limburg aangeduid geworden is de gelden voor bebouwingsarbeid voor te schieten. Voor het verzekeren van de ravitailleering der uitgewezenen is het aanschaffen van de noodzakelijke hoeveeldheid kolen beslist noodwendig. De in het arbeidskamp werkzame meestergasten beklagen er zich over dat het bedrag van hun loon tot nog toe niet werd vastgesteld. Er wordt verzocht ook hier het noodige te doen.
Voor het verhoogd aantal geinterneerden is niet voldoende alaam voorradig. Eveneens ontbreekt het aan het noodzakelijk keukengerei. Voor de te verwachten Duitsche Wachtmanschappen zijn 8 kasten noodig.
Voor de doorvoering van den bebouwingsarbeid in de moerasgronden ontbreken nog de laarzen. De heer Militärbefehlshaber verlangt dat het Arbeidskamp met draad omrasterd worde. De prikkeldraad kan door de Feldkommandantur 681 ter beschikking gesteld worden. Het werk zelf kan door de geinterneerden uitgevoerd worden. Hoewel ik uw zaakgelastigde verzocht had mij per keerende de noodzakelijke hoeveelheid prikkeldraad te laten kennen, heb ik tot op heden geen bericht ontvangen. Het is verder noodwendig dat het Arbeidskamp telefonisch aangesloten worde, zoodat gebeurtenissen van bizonderen aard dadelijk aan uw Bestuur kunnen medegedeeld worden.
Ik verzoek U voor het afhandelen van de aangehaalde gebreken per keerende zorg te willen dragen.
In opdracht : get. Wildfang
Kriegsverwaltungsrat
Gemeentebestuur van Genk
Lijst der uitgewezenen uit Genk vertrokken naar het Kamp van Overpelt op 10 juni 1941 Nr. 29/14/4
Naam en voornaam Plaats Datum Geboorte Nr. E.K. Uitwijsnr. Naftali Alter Keulen 5.10.1919 16948 2151 Aron Alter Jaroslau 1. 3.1883 16808 2152 Barterer David Wismicz 20. l.1897 6180 2375 Fassberg Abram Dolmia 12. 2.1882 16076 2441 Beckermann Jerzy Zomeszow 5. 5.1921 1780? 892 CeymakBerkowicz Socharzew 8.10.1887 442 2450 Pinkas Bienstock Jasien 8. 4.1893 1729 2854 Bienstock Hans Krakau 23.12.1920 2815 525 Blumenfeld Jacob Prusza 4. 6.1904 350 2601 Hojcek Borstein Chelm 10. 6.1906 2934 2216 Bernard Brenwer Krakau 1. 3.1919 18660 1504 David Brenner Krakau 8. 2.1921 18661 1503 Buckraum Heisch Wisniez 19. 3.1905 3184 2213 Eugen Cinamon Rottstiel 18.11.1886 2939 754 Bernard Damm Widawa 2. 2.1901 3874 2399 Isee Mendel Aronowicz 14. 4.1909 3349 914 Israel Chaim Borstein 25. 5.1907 1641 1204 Noack Cwerner Warschau 8. 4.1897 854 1378 Blumenkranz Baruch 1. 1.1910 5020 De volgende uitgewezenen zijn dien dag niet vertrokken. Zij hadden reeds eerder de gemeente Genk verlaten
Antmann Jozef Przemyal 4.5.1902 479 2452
Vertrokken den 8.4.1941
Birnbaum Mesulem Krakau6.8.1899 78248 1430
Vertrokken den 25.4.1941
Censor HerbertElberfeld 20.3.1918 19416 2270
Vertrokken sedert 26 maart 1941
Mojzesz Domb Rymanow 10.6.1905 16926 2236
Gemeentebestuur van Genk den 18 juni 1941
Genk
Nr.29/14/4 Aan den Gouverneur der
Provincie Limburg –HasseltMijnheer de Gouverneur,
Als gevolg aan uw geëerd schrijven in dato 14n Juni ll. zonder nr. heb ik de eer Ued. de lijst in dubbel exemplaar te laten geworden van de uitgewezenen uit deze gemeente vertrokken met bestemming naar Overpelt Kamp, den 10.6.1941 en den 16 juni 1941.
Er zijn zes uitgewezenen op de lijst vermeld, die in ’t geniep de gemeente verlaten hebben in den nacht van 15 op 16 juni ll.
De uitgewezenen Fajersteyn Manfred en Fajersteyn Samy werden eveneens verwittigd dat zij samen met de andere uitgewezenen moesten vertrekken; zij zijn echter niet vertrokken en verblijven nog steeds te Genk, Winterslagstraat 27.
Aanvaard, Mijnheer de Gouverneur, de betuiging mijner gevoelens van ware hoogachting.
De burgemeester d.d
Withofs Eerste schepen
Gemeentebestuur van
GenkNr.29/14/4
Lijst der uitgewezenen die de gemeente Genk verlaten hebben op 16 juni 1941 naar het Kamp van Overpelt
Naam en voornaam Geboorte nr. EK Uitwijzingsnr
Plaats Datum
Flascher Heinrich Weenen 14. 3.1924 2874 5834 Strauber Chaim Btok-Zlotz 2. 8.1892 4822 3204 Flaschmann Felix Leipzig 23. 9.1922 3140 2865 Herzkowicz Misyn Wolbram 5. 5.1914 91684 1566 Kirchenbaum Friwel Tarnibuzeg 5. 5.1893 90796 1809 Sliwinsky Hirschel Dzialosssyos 3. 7.1897 7241 3498 Sliwinsky Nathan Duisburg 21. 4.1923 90858 1686 Strassberg Efrain Lubazow 30. 9.1914 14921 1967 Kornblum Mozes Wochok 10. 9.1890 1578 38 Trank Eliasz Zagorsz 18. 6.1908 86889 1586 Grunblatt Jacob Lods 15. 7.1910 5878 2455 Ubersfeld Jozef Budapest 2. 5.1911 2430 2208 Flascher Wolf Haliez 12. 4.1888 5836 2547 Werbner Max Weenen 29.12.1916 6228 2308 Wagschal Chaim Zwierdza 3. 7.1897 5008 2305 Knelier Hirsch Wisnitz 25. 8.1899 1642 2378 Gerhardt Simon Sanok 10.10.1906 1149 2332 Kohn Bernhardt Wielieska 6. 5.1913 6179 2373 Rechter Jossel Huszatyn 26. 6.1902 9192 2295 Opatowski Chaja Bolinon 14. 5.1900 6114 2327 Szurek Alter Warschau 14. 7.1899 3234 2388 Waizenblitt Rivon Ciesla 19. 2.1896 2108 2007 Hirschenbaut Nuta Borinicze 16. 1.1898 1434 2328 Kramer Uscher Nudwona 3. 6.1902 4473 2433 Low Salomon Dukla 13. 4.1897 19190 2436 Rozenberg Mozes Minsk 25. 8.1885 1144 2139 Ringer Leopold Mannheim 1. 4.1903 5994 2040 Silbermann Meyer Wiesniez 20. 5.1902 6023 2416 Singer Jozef Schanow 25. 3.1927 70750 1736 Wochiller Ephrain Dobra 21 1.1895 534 1516 Verstandig Gerzon Scholow 8. 6.1896 5233 2777 Lipschutz Jacob Duitsburg 24. 8.1919 6239 2275 Fleischer Herman Mor Astrawa 8. 4.1917 872 2397 Friedman Kielma Warschau 5.12.1887 17798 2198 Goldblatt Isaac Keulen 17. 2.1920 729 2256 Goldman Abraham Lodz 26. 7.1898 1864 2239 Kolman Mayer Wieniszone 15. 8.1897 5657 2244 Kejsman Szapsia Olkrisz 15.11.1898 88238 1259 Kleinman Isaac Brzostek 25. 5.1891 2387 Kranzler Mendel Kronental Jos Badzin 10.12.1898 5886 1512 Moszkowince Abr. Bechola 5.11.1880 5576 2199 Moszkowice Sam. Lodz 28.11.1914 6328 2159 Moszkowice Heinz Lindenthal 27. 3.1923 6327 2135 Neiss Mendel Dukla 22. 5.1898 4434 2330 Ostrager Isaak Buizac 6. 2.1902 5727 849 RechtschaffenHeinr Rosniatza 20. 9.1897 69711 3442 Reichmann Jozef Lodz 10. 5.1900 16212 3442 Soler Esle Rybotycze 20.10.1907 3219 2264 Hochdorf Mendel Sanak 19. 2.1896 237 2857 Silberberg Isaak Kozfow 9. 5.1901 5399 2396 Himmmelfarb Robert Polica 3. 6.1903 1278 3172 Freedrich Wol Polica 21. 1.1904 136 631 Lenzner Ilja Wilna 17. 9.1891 6662 2582 Katz Markus Keukenburg 3. 4.1916 2728 991 Erbsman Szymon Nowosidki 1. 1.1919 15223 627 Rotbaum Jacob Bolechow 7. 2.1909 338 2631 Friedan Abraham Sochaczew 5. 5.1909 1393 768 Lando Mozes Aleskandrow 4.12.1912 6623 904 Pomeranchie Chaim Slonim 25. 2.1914 2335 1116 Soldinger David Leipzig 15. 3.1924 2763 2302 Lenzner Simon Wilno 16. 4.1891 1820 2581 Maier Herman Velka-Berezna 7. 6.1908 1828 630 Spira Emie Baclawice 5. 9.1899 2844 Rozenzweig Ignatz Lemberg 7. 6.1909 4171 Weinbach Rasmyl Stryj 19. 2.1888 5055 Kempler Kurt Berlijn 25. 1.1915 4117 Sudwerts Israel Zunigrod 2. 2.1897 4254 Thurm Fahe Reich Przeworsek 10. 1.1908 89 Frank Isaak Wieliczzka 16.12.1894 702 Kanarek Chaim Dusseldorf 29.10.1919 1042
De volgende uitgewezenen zijn in ’t geniep in den nacht van 15 op 16 juni 1941 met een onbekende bestemming vertrokken en zijn dus niet naar het kamp te Overpelt overgebracht:
Erlich Jacob Sokalow 19. 3.1922 16600 2206 Megierman Szul Sandomiers 15. 9.1912 19457 1920 Stern Abraham Hiycze 18.12.1917 3196 646 Metal Jacob Magiero 12. 4.1913 3126 823 Poliwoda Sysman Sosnowice 1. 7.1916 5103 Poliwoda Moszek Sosnowice 30. 7.1918 4041
(Lijst niet ondertekend)
Samenvattende lijst van de joden die in het kamp van Overpelt verbleven hebben en ingeschreven waren in de registers van de bevolking en de jodenregisters
Deze lijst werd ons ter beschikking gesteld door Henri Naus, archivaris van de gemeente Overpelt.
In de eerste kolom de gemeente vanwaar ze kwamen, de tweede kolom naam en voornaam, derde kolom de geboortedatum en in de laatste kolom de gemeente waar zij zich vestigden toevoegend het nummer van en de rangschikking in het konvooi dat hen vanuit de Dossinkazerne wegvoerde.
1. Genk Alter Naftali 5.10.1919 Brussel 2. Genk Alter Aron 1.3.1883 Schaarbeek X/4425 3. Genk Aronowicz Jcek Mendel 14.4.1909 Schaarbeek 4. Genk Damm Bernard 2.2.1901 Brussel XXII/309 5. Genk Cinamon Eugen 18.11.1886 Brussel XXI/265 6. Genk Buchbaum Hirsch 19.3.1905 Schaarbeek II/199 7. Genk Brenner David 8.2.1921 St.-Gillis II/722 8. Genk Brenner Bernard 1.3.1919 St. Gillis II/773 9. Genk Bornstein Nojeck 10.6.1906 Schaarbeek 10. Genk Bloemenfeld Jacob Leib 4.6.1904 Schaarbeek 11. Genk Bienstock Pinkas 8.4.1893 Schaarbeek 12. Genk Bienstock Hans 23.12.1920 Schaarbeek 13. Genk Fassberg Abraham 12.2.1882 Brussel 14. Genk Flasscher Wolf 12.4.1888 Anderlecht 15. Genk Flaschman Felix 23.9.1922 Schaarbeek I/420 16. Genk Fleischer Herman 18.4.1917 Schaarbeek II/684 17. Genk Flascher Heinrich 14.3.1924 Anderlecht 18. Genk Friedman Kielman 15.12.1887 Schaarbeek 19. Genk Gerhardt Simon (Terug) 10.10.1906 Schaarbeek I/956 20. Genk Hochdorf Mendel Em. 19.12.1896 Schaarbeek V/261 21. Genk Kalman Majer 15.8.1897 St.-Gillis 22. Genk Kleinman Isaak 25.5.1897 Schaarbeek III/197 23. Genk Knelder Hirsch 25.8.1899 Schaarbeek 24. Genk Kornblum Moszek Mos. 10.9.1890 Schaarbeek XI/483 25. Genk Krmer Uscher 3.6.1902 Schaarbeek 26. Genk Krnzler Mendel 1.2.1905 Schaarbeek 27. Genk Kronental Joseph 12.12.1898 Anderlecht II/929 28. Genk Lando Hersz 24.12.1912 Schaarbeek 29. Genk Lipschutz Jacob 24.8.1919 Schaarbeek 30. Genk LowSalom.Wolf 13.4.1897 Schaarbeek VII/322 31. Genk Moskowicz Abraham 11.5..1886 Brussel 32. Genk Moskowicz Sam.David 28.11.1914 Brussel 33. Genk Meiss Mendel 22.5.1998 Schaarbeek 34. Genk Opatowski Chenja W. 14.5.1900 Schaarbeek I/954 35. Genk Ostreger Isaak 6.2.1902 St.Joost t.Node 36. Genk Rechter Jossel David 26.6.1902 StJoost t. Node XVI/387 37. Genk Ringer Leopold 1.4.1903 St-Gillis II/200 38. Genk Rosenberg Moses 25.8.1885 Schaarbeek 39. Genk Silberberg Isak 9.5.1901 Schaarbeek 40. Genk Silbermann Majer 20.5.1920 Schaarbeek 41. Genk Sliwinski Hirschel 3.7.1897 Schaarbeek XVI/428 42. Genk Sliwinski Nathan 1.3.1921 Schaarbeek I/417 43. Genk Soler Esla 20.10.1907 Schaarbeek 44. Genk Strauber Chaim 2.8.1892 Schaarbeek 45. Genk Szurck Alter 14.7.1899 IX/653 46. Genk Ubersfeld Jozef 2.5.1911 Anderlecht 47. Genk Verstandig Gerron 8.6.1896 III/363 48. Genk Wagschal Chaim Aron 3.7.1897 Schaarbeek 49. Genk Werbner Max 29.12.1916 St.-Joost t –N. XVI/678 50. Genk Wochiler Ephraim 21.1.18956 Anderlecht IV/131 51. Kuringen Lustmann Herbert W. 1.9.1922 Schaarbeek 52. Neeroeteren Bernemann Zelik 15.8.1899 Schaarbeek 53. Neeroeteren Bodner Leib 29.12.1892 Schaarbeek 54. Neeroeteren Bodner Hans 1.8.1921 Schaarbeek 55. Neeroeteren Brodmann Hirsch 1.6.1900 Schaarbeek 56. Neeroeteren Charak Kizel M 14.3.1904 Schaarbeek 57. Neeroeteren Drucker Szyja 6.9.1898 Schaarbeek I/909 58. Neeroeteren Feit Leo (terug) 23.3.1897 X/418 59. Neeroeteren Glanz Mordho 4.12.1896 II/944 60. Neeroeteren Glass Abraham 28.1.1920 XVIII/607 61. Neeroeteren Kohn Berb 22.7.1910 62. Neeroeteren Kummer Leib 15.7.1906 63. Neeroeteren Landsmann Wigdor 5.7.1899 III/713 64. Neeroeteren Leher David Leib 8.6.1891 VIII/840 65. Neeroeteren Lebkowitz Daniel 1.11.1909 66. Neeroeteren Metzger Markus 11.11.1905 XVIII/75 67. Neeroeteren Osinberg M. L. 5.9.1903 XXV/436 68. Neeroeteren Perel Abraham 14.2.1910 69. Neeroeteren Reinmann Jozef 11.1.1924 II/555 70. Neeroeteren Reinmann Mayer 18.3.1897 II/553 71. Neeroeteren Spira Michael 4.8.1911 XXI/1296 72. Neeroeteren Steinberg Jude 17.1.1920 Schaarbeek XVIII/601 73. Neeroeteren Szerman Szlama 10.11.1902 naar St-Gillis IX/924 74. Neeroeteren Srylt Isaak 22.12.1900 75. Neeroeteren Comar Abraham 26.11.1923 76. Neeroeteren Wites Srepsic 17.9.1897 II/733 77. Neeroeteren Weinstein Baruch 12.11.1906 I/915 78. Neeroeteren Russak Henoch 14.7.1912 79. Neeroeteren Retik Martin Jozef 27.1.1925 VIII/483 80. Neeroeteren Fuchs Mojzesc 17.4.1913 81. Neeroeteren Dembina Berck 1.2.1897 82. Houthalen Rottenberg Hermann 7.2.1898 83. Houthalen Kompa Maric 31.12.1901 84. Houthalen Rottenberg Heinz 21.4.1931 85. Houthalen Wolf Otto 12.3.1898 VII/953 86. Houthalen Cierhanowthaim A. 27.7.1908 87. Stevoort Bohm Makx 30.7.1922 Schaarbeek XXI/15 88. Kozen Bloemenkranz Baruch 9.9.1908 89. Genk Rosenzweig Ignatz 7.6.1909 I/809 90. Genk Kempler Kurt 25.1.1915 Schaarbeek XVIII/968 91. Genk Spira Emil 5.9.1899 Schaarbeek II/860 92. Genk Sudwerts Israel 2.2.1897 St-Jans Molenbeek 93. Genk Weinbach Rachmi l 19.2.1888 Brussel V/7 94. Helchteren Domb David 21.5.1895 Schaarbeek 95. Genk Beckerman Jerzy F. 5.5.1921 Schaarbeek 96. Antwerpen Bornstein Israel Ch 23.5.191907 Schaarbeek 97. Genk Erbsman Sryman 1.1.1919 Schaarbeek 98. Genk Frank Izak 16.12.1894 Schaarbeek 99. Antwerpen Fridrich Wolf 21.1.1904 Schaarbeek I/874 100. Antwerpen Himmelfarb Robert 3.6.1903 Schaarbeek 101. Genk Kanarck Chaim (T) 29.10.1919 SchaarbeekV/987 102. Antwerpen Katz Markus 3.4.1916 St.-Gillis 103. Genk Majer Herman 7.6.1901 Schaarbeek II/739 104. Genk Lenzner Simon 16.4.1891 Brussel II/71 105. Genk Lenzner Ilia 17.9.1891 Brussel II/72 106. Genk Pomcranic Chaim 25.2.1914 Schaarbeek XVIII/556 107. Genk Rothbaum Jacob 7.2.1909 Schaarbeek I/19 108. Genk Soldinger David Ed. 15.3.1924 St.Joost t. Node I/989 109. Genk Thurm False R.L. 10.101908 Schaarbeek 110. Genk Schildhaus Srnopa 26.9.1889 111. Genk Majcrowitz Mozes 11.2.1900 XX/232 112. Genk Moskowicz Heinz 27.3.1923 Brussel 113. Beverlo Bieder Nathan 1.4.1890 Schaarbeek XII/746 114. Beverlo Brendel Jankel 18.1.1887 Schaarbeek XXI/42 115. Genk Zajdenband Moszek(T) 21.4.1923 Schaarbeek V/290 116. Genk Kirschenbaum Feiwel 5.5.1893 Anderlecht XX/531 117. Genk Strassberg Efraim 30.9.1914 Schaarbeek 118. Genk Trank Elias 18.7.1908 Schaarbeek XXIII/85 119. Genk Singer Jozef 25.3.1897 Schaarbeek XXI/1266 120. Genk Rechtschaffen Heinrich 20.9.1897 Schaarbeek 121. Genk Kejsman Szapzia 15.11.1898 Schaarbeek XXIV/312 122. Antwerpen Cwerner Noach 8.4.1909 St.Joost t .Node 123. Opoeteren Bruner Pinkus 18.7.1901 V/461 124. Opoeteren Bernstein Osias 10.4.1896 XV/112 125. Genk Barterer David 20.1.1897 II/558 126. Genk Berbowicz Cejmach 8.10.1887 127. As Bier Binem 1.1.1891 I/914 128. Diepenbeek Belfer Leib (T) 29.12.1896 XX/1315 129. Diepenbeek Beller Karl 12.8.1920 130. Diepenbeek Brener Szlama 12.8.1891 XIV/51 131. Diepenbeek Bild Jozef 29.2.1904 IV/159 132. Gruitrode Berencwaig Aron 25.8.1898 III/7111 133. Gruitrode Blauner Simon 12.3.1908 XX/643 134. Beverlo Cukierman Israel (T) 2.8.01 St-Joost XVIII/499 135. Beverlo Brand Benzion 13.12.1901 Schaarbeek XIII/533 136. Kwaadmech. Adler A. 28.10.1905 137. Velm Blimbaum Zasche(T) 27.12.1924 XX/1334 138. Velm Brudniewski Juda 14.8.1913 XIV/451 139. Spalbeek Beer Jules 16.6.1922 XVII/18 140. Alken Birnzwaig Salomon 1.8.1883 XXI/755 141. Alken Birencwaig Idel 7.4.1910 142. Zonhoven Anger Egon 16.4.1912 143. Zonhoven Borensztain Mmailich 7.1.1898 XXIV/100 144. Hoeselt Chelmer Jozef 29.7.1912 II/649 145. As Breindel Nathan 15.10.1915 XIV/163 146. As Adler Josna 6.7.1890 XVIII/399 147. As Bok David 26.1.1892 XIX/106 148. Beringen Binder Chaim 17.1.1889 XVII/407 149. Zutendaal Bornstein Bernard 24.12.1902 XX/105 150. Houthalen Diller Joachim 10.2.1904 151. Houthalen Ciechanow Chaim 27.7.1908 XV/108 152. Houthalen Herzkowicz Misyn 5.5.1914 153. Houthalen Grunblatt Jacob 15.7.1910 IX/40 154. Houthalen Kohn Bernardt 6.5.1913 155. Houthalen Waisenblitt Rivon 19.2.1896 156. Houthalen Hirschenbaut Nuta 16.1.1898 157. Houthalen Goldblatt Isaak 17.2.1920 158. Houthalen Goldman Abraham 26.7.1898 160. Houthalen Fricdan Abraham 5.5.1909 161. Beverlo Goldberg Otto 17.12.23 XXI/552 162. Beverlo Sperber Albert 15.4.11 XVII/517 163. Beverlo Hammel Alex 17.2.07 XVI/717 164. Beverlo Stark Julius
Van de lijst met de namen van 163 joden die in het kamp van Overpelt verbleven, vonden we 88 namen terug in het Memoriaal van de deportatie der joden uit België die gedeporteerd werden naar Auschwitz. Van deze 88 joden hebben er volgens onze gevonden gegevens alleszins 4 de kampen overleefd en is l kunnen ontsnappen.
We troffen in een aantal gemeenten de briefwisseling aan waarin jodinnen voorgedragen werden om behulpzaam te zijn in het kamp. Welke gevolg hieraan gegeven werd is ons niet bekend behalve het gezin Herman Rottenberg betreft wiens vrouw Maric Kampa, geboren 31 december 1901 en de zoon Heinz, geboren 21 april 1931 die vermeld staan op de lijst van de joden die in het kamp verbleven. Geen van hen werd op transport geplaatst naar de kampen.
Hasselt, den 18 juni 1941
INTERELECTRA
Dokter Wilemsstraat 34
HasseltAan den Weledelen Gouverneur der provincie Limburg – Hasselt
Weledele Heer Gouverneur,
Betreft: aansluiting en verlichting van een barakkencomplex te Overpelt
Ingevolge uw geëerd schrijven van 31 mei l.l. betreffende de aansluiting en verlichting van een barakkencompleks op het grondgebied der gemeente Overpelt, gehucht Holven, kunnen wij Ued. het volgende meedelen.
De aansluitingskosten vanaf de bestaande laagspanningsdienst tot aan de meter opgesteld in het bureel worden geraamd op 892,70 fr.
Wij zenden U hierbijgevoegd het ontwerp en bestek volgens eenheidsprijzen der verlichtingsinstallatie opgemaakt volgens de aanduidingen ter plaatse verstrekt. Volgens dit bestel kunnen de installatiekosten geraamd worden op 10.770,93 fr.
Dit werk zou door een installateur kunnen uitgevoerd worden gedeeltelijk met materiaal dat wij nog in voorraad hebben en zou alle waarborgen op gebied van veiligheid geven. Met den aanleg der installatie kan onmiddellijk begonnen worden. In afwachting Uwe beslissing in deze zaak te vernemen, en steeds tot Uwe beschikking voor verdere inlichtingen verblijven wij van Ued.
Met de meeste hoogachting
De dw. dn.
A. Botman
Provincie Limburg
Arbeidskamp Overpelt Overpelt, den 21 juni 1941
Afzender A. Vanderougstraete
Beheerder van het KampAan den heer Gouverneur van de Provincie Limburg
Geachte Heer Gouverneur,
Ik heb de eer U verslag te geven nopens mijn werkzaamheid van 17 tot 21 juni 1941.(De joden verdienden 150 fr per maand)
1. Beheer
Drie Postcheckrekeningen werden aangevraagd op het postbureel te Overpelt
- Arbeidskamp Overpelt – Beheer
- Arbeidskamp Overpelt - Huishouding
- Arbeidskamp Overpelt - Kantien
Ik zal binnen enkele dagen de nummers dezer postcheckrekeningen bekend maken aan de belanghebbende overheden. Den 20.6.1941 ontving ik van de provincie Limburg twee zendingen van 10.000 fr elk. Onmiddellijk ging ik over tot het uitbetalen der loonen:
Periode van 11 tot 14.6.1941 5.570fr
Periode van 16 tot 21.6.41 19.200 fr
24.770 fr
24.770 fr
Voor het uitbetalen der loonen van 23.6 tot 28.6.1941 heb ik circa 20.000 fr noodig.
De Heer Heuts heeft mij zijn rekeningen overgemaakt. Ik heb geen opmerkingen te doen kennen.De boekhouding van juni 1941 zal op ’t einde der maand opgestuurd worden.
2. Huishouding
In de rekeningen van mijnheer Heuts bemerk ik dat van de hem toevertrouwde sommen 2.869,70 fr betaald wierden voor aardappelen. Aangezien deze betaling ongetwijfeld de huishouding betreft, zal ik de noodige overschrijvingen doen ten einde het postcheckrekeningnr. van het “Beheer” met deze som te verhoogen. Te dien einde vraag ik een afschrift van de rekening opgesteld te dien tijde. Het ontbrekend materiaal (lepels, vorken, tassen, borden enz.) wierd aangekocht en op het huidige oogenblik zijn de werklieden niet meer verplicht in twee groepen te eten bij gebrek aan borden, tassen enz.
Een stock levensmiddelen is aangelegd en de betalingen geschieden normaal.
Nochtans moet ik doen opmerken dat veel joden hun zegels niet hebben afgegeven bij hun aankomst in het kamp ’t zij omdat ze er geen meer hadden, ’t zij om ook welke andere reden. Ten einde tijd te sparen en niet buiten mijn bevoegdheid te gaan heb ik ze verpleegd door middel van den voorraad der machtigingen A. in mijn bezit.
Het is onontbeerlijk dubbel rantsoen brood, koffie en vleesch te verleenen.
Brood
Mijn werkvolk is met zwaar werk gelast. Het terrein is zeer lastig. Ze werken zonder laarzen en hebben voortdurend natte voeten. Op bevel van de Duitsche Overheid bekomen ze slechts 250 gr aardappelen (Kriegsverwaltungsrat Dr. Wildfang)
Vleesch
Zelfde reden als hierboven
Koffie
Het water is niet drinkbaar en ten einde epidemie te vermijden ben ik verplicht de uitdeelingen van koffie te vermenigvuldigen. Door het warm weder is er een uitdeeling koffie op het veld om 10 u en 16 u. Bier, spuitwater of melk kan ik niet geven wegens de prijs dezer dranken. Er is slechts één oplossing : dubbel rantsoen koffie toekennen.
Dagelijks rantsoen
Ontbijt : koffie, honig of gelei – 225 gr. Brood
10 u : koffie
Middag : een liter soep – Vleesch
(vleesch driemaal per week
16 u : koffie
avond : afgeroomde melk ( 1 liter), honig, gelei of kaas
Een of twee maal per week: uitdeeling van suiker
3.Inrichting
De arbeiders zijn gehuisvestigd in houten barakken. Het is er stikkend warm in en ten einde besmettelijke ziekten te weren, heb ik de bedlegerige zieken in een gemeenschappelijke zaal gelegd (zie rubriek gezondheidsdienst).
De aannemer begon met het plaatsen der individueele kastjes en zal toekomende week aanvangen met het bouwen van een kelder voor de keuken (door mij aangevraagd).
Het ware te wenschen dat de Duitsche Overheid stroozakken toekende aan ’t Kamp. 250 stroozakken zijn noodig rekening houdend met de ontsmettingen. Kriegsverwaltungsrat Dr. Wildfang wierd door mij op de hoogte gesteld van deze noodwendigheid en in mijn tegenwoordigheid telefoneerde hij aan den Ortskommandant van het Kamp te Beverloo. Deze zaak zal bestudeerd worden. Tot heden is er geen oplossing.
4.Gezondheidsdienst
Niets was voorzien en er waren geen medicamenten. Mijn eerste zorg was zieken van gezonden te scheiden. Te dien einde heb ik een houten wand doen plaatsen in een der barakken en heb er een afzonderlijke ziekenzaal ingericht.
Twaalf bedden zijn er voorzien. Een oud adjudant van den gezondheidsdienst voor lichten arbeid aangewezen door den Duitschen geneesheer, wierd door mij als ziekenverpleger aangesteld. 11 grote zieken zijn er reeds gehuisvestigd en zullen naar alle waarschijnlijkheid uit het Kamp geweerd worden.
Ik vraag dat zulks spoedig zou geschieden.
Den ziekenverpleger is in bezit der door mij aangekochte verbanden en medicamenten.
Anderzijds heb ik een overeenkomst gesloten met den heer geneesheer Poelmans van Overpelt. In dringende gevallen mag ik hem onmiddellijk doen roepen. Hij zal eenmaal per week het Kamp bezoeken ten einde zich te vergewissen of op oogpunt van algemeene gezondheid niets te wenschen overlaat. Hij is in ’t bezit van een schriftelijk bewijs welke hem toegang geeft tot ’t Kamp.
De vergoeding van deze bezoeken zal door de huishouding betaald worden.
Een aanvraag aan tandarts Van Can te Overpelt is nog niet beantwoord. Het gaat er om, de tanden der uitgewekenen te verzorgen in ’t Kamp zelf, eenmaal per week na 18 u (de kosten ten laste van de belanghebbenden)
5. Kantien
Is ingericht en heeft een afzonderlijke postcheckrekening en kasboek.
Een stock noodwendige en niet gerantsoeneerde waren is ter beschikking gesteld van de manschappen. De waard is een voor lichten arbeid aangewezen jood en is bovendien nog gelast met karwei in de keuken.
(zie afzonderlijke brief voor hetgeen tabak betreft)
6.Haarkapper
Is voorzien. Zijn salon is in de waschzaal voorbehouden. Hij werkt buiten de diensturen. Het is insgelijks een voor lichten dienst aangewezen uitwijkeling. Is ook gelast met het onderhoud van de waschzaal en karwei in de keuken.
Tarief: Haar snijden 1.00 fr
Scheren 0,50 fr
7.Herstellingen aan kleederen en schoenen
De kleine herstellingen worden gedaan ’t zij door de belanghebbenden, ’t zij door een joodsch stielman.
De groote herstellingen zullen gedaan worden door: Schoenen : G. Stevens, Houtmolen Overpelt
Kleederen : Vanhoof, Schuttersbaan Overpelt
Eenmaal per week zal een karwei de herstellingen ten huize brengen of afhalen.
Het spreekt van zelf dat de onkosten door de belanghebbenden betaald worden.
Zie bijzonder verslag voor hetgeen de grondstoffen aangaat.
8 Wasscherij
Een vrouw zal eenmaal per week het vuil waschgoed komen inzamelen aan den ingang van ’t Kamp. De onkosten zullen door de uitwijkelingen betaald worden.
Een drooger zal toekomende week opgesteld worden voor het droogen van rein gemaakt klein linnen.
9.Baden
Het Kamp heeft geen badinrichting. Ik heb aan de “Cie des Métaux” (Overpelt Werkplaatsen) gevraagd of mijn personeel niet in de fabriek mag baden na 18 u. De aanvraag is in princiep toegestaan. Het Bestuur zal mij dinsdag aanstaande dagen en uren doen kennen.
De uitwijkelingen zullen naar ’t bad gestuurd worden onder bewaking van den Rijkswacht twee maal per week indien het mogelijk is.
Bovendien heb ik voor den zondag om 10 u 30 een schouwing voorgeschreven van:
- de kamers
- de kleederen
- het linnen
- het lichaam.
Alle dagen om 10 u inspecteer ik de instellingen van ’t Kamp.
10.Briefwisseling
Laat wat te wenschen over. De aangeteekende stukken en de fondsen kunnen niet afgeleverd worden aan de manschappen zelf aangezien ze niet aanwezig zijn wanneer de briefdager zich in het kamp aanbiedt. Het is mij ook niet mogelijk de briefdrager te doen terugkomen tusschen 12 en 14 u.
Daarom heb ik aangevraagd een joodsch briefdrager te mogen aanstellen. (verantwoordelijk tegenover mij – dagelijks toezicht van zijn postboek).
In princiep is de postmeester van Neerpelt het eens met mij maar hij wenscht dat ik een officieele aanvraag zou opsturen naar zijn hierarchische oversten.
Voorts kan ik geen “portvrij” bekomen omdat ik niet in bezit ben van omslagen waarop de melding gedrukt is.
Ik vraag een stock zulker omslagen te bezitten.
11. Aankoopen
Voor het vervoer van mijn aankoopen stuit ik hier op groote moeilijkheden. Ik ben verplicht mijn aankoopen te doen in Overpelt, Neerpelt, Lommel, Hechtel en zelfs Bree. Het is mij niet mogelijk mij te doen vergezellen van de noodige karwei bij gebrek aan fietsen.
E. Vaessens, Kamperbaan te Hechtel, eigenaar van een “triporteur”, wierd door mij aangeworven als boodschapper. Voor het vervoer van keukenmateriaal van Leopoldsburg naar ’t Kamp (18 km) heen en terug vroeg hij slechts 15 fr hetgeen zijn geringen prijs aanwijst.
Ik vraag dat deze persoon een bewijs zou bekomen hem toelatend naar de Kluis van Achel (Nederlandsch grondgebied- enkele kilometers over de grens) te gaan ten einde er groenten te halen.
De handelaars met wie ik dagelijks in betrekking kom, hebben allen toegang gekregen tot het Arbeidskamp en bekwamen een schriftelijk bewijs. Tot heden werden vijf doorgangsbewijzen afgeleverd.
De Beheerder
A.Vanderougstraete
Compagnie des Métaux
d’Overpelt, Lommel et de Overpelt, 28.6.1941Corphalie Overpelt
Aan den heer Gouverneur der
Provincie LimburgHasselt
Heer Gouverneur,
Den heer Vanderougstraete, administrateur van het jodenkamp dat zich op het grondgebied onzer gemeente bevindt, heeft zich verleden week tot ons gewend met het doel onze toestemming te bekomen tot het gebruiken onzer stortbaden, voor de geinterneerde joden.
Wij hebben de eer U schriftelijk het antwoord te sturen dat wij verleden week mondeling aan den heer Vanderougstraete zouden gegeven hebben, bij gelegenheid van een bezoek dat hij voorgenomen had ons te brengen in onze bureelen. Dit bezoek kon niet doorgaan. Wij geven derhalve afschrift van dezen brief aan dezen heer.
Wij aarzelden in het begin deze toestemming te verleenen, aangezien wij zooveel mogelijk wilden vermijden de joden in aanraking te brengen met ons personeel.
Van een andere kant bestaat het feit dat de meeste onzer fabricaties stil liggen en zoodoende kunnen de stortbaden ook niet meer in gebruik genomen worden, behoorende bij deze installaties.
Nochtans, daar de heer Vanderougstraete beroep gedaan heeft op onze menschlievendheid tegenover zijne beschermelingen en ons deed opmerken dat wij gedurende het verblijf der bezettingstroepen, onze baden ook ter beschikking der Duitsche soldaten stelden, heeft onze heer Directeur, de Heer Quintin, deze vraag aan onze Algemeene Directie voorgelegd, hun gunstig beinvloedend om hun akkoord te bekomen.
Het is van dit akkoord dat wij het genoegen hebben U op de hoogte te stellen.
Wij willen U nog doen opmerken dat de Duitsche bezettingsoverheid ons spontaan aangeboden had, de kosten van het gebruik onzer baden, op zich te nemen, door de kolen te betalen noodig voor het verwarmen van het water dezer baden, wat geheel normaal is, ten andere.
De heer Vanderougstraete heeft ons ter kennis gebracht dat hij over een wacht van Belgische gendarmen, alsook over een Duitsche wacht beschikte, om toezicht te houden over de joden. Ingevolge deze kennisgeving, drukken wij den wensch uit, zooveel mogelijk de wacht te zien doen door onze lokale brigade, waarmede wij voortdurend in betrekking zijn. Zulks zou ook veel gemakkelijker zijn om iedere omgang van ons personeel met de joden te vermijden, aangezien de Duitsche wacht onze taal niet kent en ook niet op de hoogte is van lokale gebruiken.
Wij hopen dat wij U alzoo algemeene voldoening geschonken hebben en bieden U, Heer Gouverneur, de gevoelens van onze bijzondere hoogachting.
De Technische Directeur
Get.onleesbaar
Hasselt, den 28n juni 1941
Provinciaal Bestuur
van LimburgAan den heer burgemeester der
Gemeente GenkMijnheer de Burgemeester,
Naar aanleiding van het bevel der Duitsche Overheid, heb ik de eer U te berichten dat de uitgewezene joden, die nog in uw gemeente verblijven, MAANDAG aanstaande, naar het arbeidskamp voor uitgewezenen, te Overpelt, moeten overgebracht worden.
Uw Bestuur gelieve de noodige schikkingen te treffen met het oog op deze overbrenging. Betrokkenen moeten vergezeld zijn door de plaatselijke politie.
Het geldt wel te verstaan de uitgewezene mannen tusschen 16 en 60 jaar.
Voor den Gouverneur a.i.
Het Afgevaardigde afdeelingshoofd
Droogmans
30 juni 1941
Provinciale Administratie Limburg
GriffieHospitalisatiekosten van de uitgedreven zieken
Bij gelegenheid van de discussie, die vorige vrijdag heeft plaats gehad tijdens de vergadering, gehouden op het Kabinet van de Gouverneur, hebben wij het advies gevraagd van de 3de Afdeeling.
De 3de Afdeeling laat weten dat de hospitalisatiekosten van de uitgedreven vreemdelingen worden terugbetaald door het Departement van Binnenlandsche Zaken en van Openbare Gezondheid, en dit op dezelfde manier als de hospitalisatiekosten van noodlijdende vreemdelingen, die niet ingeschreven zijn of waren in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente en die werden toegelaten in onze hospitalen of armenhuizen als gekwetste of zieke burgers ten gevolge van de vijandelijkheden.
De gemeenteadministraties hebben advies ontvangen van deze beschikking bij bericht van Gouverneur Romsée van 5 november 1940.
De vraag stelt zich nu om te weten wie de geviseerde staten, vermeld in de omzendbrief, moet overmaken aan de Minister van Binnenlandsche Zaken met het oog op de terugbetaling van de hospitalisatiekosten. Is het de gemeente of het provinciebestuur?
Dat hangt, naar onze mening af van de situatie wat de verblijfplaats van de joden betreft, die overgebracht zijn naar het kamp. Als de uitgedrevenen, aan het werk gezet in het werkkamp, worden beschouwd als verblijvende in Overpelt, is het de gemeente die belast is met het verzenden van de staten.
In ieder geval, als de belanghebbenden niet zijn ingeschreven in de gemeente, is het provinciebestuur verplicht de staten naar de minister te sturen.
Vanaf het ogenblik dat dit punt is uitgeklaard, kunnen wij ons over deze zaak bevragen bij de administratie van het kamp en de burgemeester van Overpelt.
In ieder geval hopen wij dat de uitgedrevenen altijd gedomicilieerd zijn in feite en in rechte in de gemeenten waar zij verbleven voor hun uitwijzing.
Hasselt, 30 juni 1941
1 juli 1941
Aan den heer burgemeester
der gemeente OverpeltGeachte Heer Burgemeester,
De Feldkommandantur heeft laten weten dat vanaf Woensdag a.s 2 juli 1941 een achttal rijkswachters van de Duitsche Feldgendarmerie den bewakingsdienst zullen komen waarnemen in het arbeidskamp voor uitgewezenen, te Overpelt.
Daar de barak, waar deze acht wachtmannen zullen ondergebracht worden, nog niet klaar is, vraagt de Duitsche Overheid dat het Gemeentebestuur van Overpelt zou zorgen voor de voorloopige inkwartiering van de Feldgendarmmen in het dorp zelf, in afwachting dat de barak welke zij moeten betrekken behoorlijk ingericht wordt.
Ik verzoek U, Geachte Heer Burgemeester, de noodige schikkingen te willen treffen, onmiddellijk na ontvangst van dezen brief, welken ik U per spoedbestelling laat geworden.
Voor den gouverneur a.i.
De griffier der Provincie
Overpelt, 7 juli 1941
Provincie Limburg
Arbeidskamp Overpelt
Beheer
Aan den Heer Kriegsverwaltungrat
Dr.Krauze
Mijnheer,
Ik heb de eer U ter kennis te brengen dat de uitwijkelingen in ’t algemeen een groote hoeveelheid persoonlijke zaken hebben waarvan de aanwezigheid in ’t Kamp niet te wenschen is, veel plaats inneemt en de kamers onnoodig bezetten (potten, braadpannen, donszakken 3 à 4 valiezen enz.) Daar die voorwerpen onmogelijk kunnen geplaatst worden in het individueel kastje en bijgevolg aan de kamers een schijnbare wanorde geven, heb ik besloten dat de uitwijkelingen slechts het strikt nodige mogen behouden en het overtollige weg moet.
Te dien einde zal ik, indien U mij geen tegenbevel geeft, de werklieden (bedoeld de joden) in verlof sturen:
Zondag 9 juli 1941 - barak 1
Zondag 16 juli 1941..- barak 2
Zondag 23 juli 1941 - barak 3
Aangezien te Antwerpen, de joden niet op straat mogen vertoeven voor 7 u ’s morgens en na 7u ’s avonds, zullen de verlofgangers ’t Kamp verlaten den Zondag morgen rond 5 u en terug komen in den loop van den daaropvolgende maandag.
De lijst der toegekende verloven, zal U binnen enkele dagen overgemaakt worden.
Ik teeken met alle achting. Vanderougstraete
Beheerder
Door deze maatregel kregen de joden de gelegenheid hun persoonlijke bezittingen terug te brengen naar Antwerpen.
18.7.41
Ontginning Overpelt Holvensche Heide
Ongeveer 1 ½ hectaar heide is omgespit, verdeeld in twee afzonderlijke perceelen. Na bespreking met den werkleider, den Heer Heuts, zal overgegaan worden tot het omspitten van een derde strook, zuidzyds den nieuw afgebakenden bebouwingsweg, tot aan de lichte helling welke het terrein vertoont, en vormende eene verbinding met de lange singel reeds omgespit langsheen de laagten, aan de westzyde van het terrein.
De hoogte zal voorloopig voorbehouden worden en, naargelang de plaatsing der grondlagen, afgevoerd en uitgegraven worden om de laagste gedeelten langsheen de Holvensche beek aan te vullen met enkele centimers grond. Aldus zouden de laagten kunnen bezaaid worden met gras en klavers.
Te dien einde is er door den heer Heuts gevraagd naar smalspoor en kipwagens. Gezien het gebruik hiervan geruimen tyd kan duren, ware het geraadzaam van te voren een akkoord met den verhuurder aan te gaan; tot heden is dit niet gebeurd.
Doorheen de moerassen is men steeds bezig met het uitdiepen en verder trekken der Holvensche beek. Dit werk vordert bevredigend; na bespreking is besloten om onverwyld met meerdere ploegen het opzuiveren, verdiepen en het graven van nieuwe sloten aan te vatten, gezien het gunstige seizoen dat binnen een paar maanden eindigt.
Steeds blijft de vraag gesteld, waar zullen en wie zal, de noodige phosphoormestoffen bezorgen?
De heer Heuts heeft drie duizend kilos ontbonden phosphaat gekocht; gezien echter de ongehoord hooge prys hiervan is dergelyke bemesting verder niet meer toe te passen en kan hiervan geen sprake zyn voor deze ontginning.
Kan vanwege het Provinciaal Bestuur geen initiatief genomen worden tot het bekomen der noodige metaalslakken, vermits het hier toch gaat om eene tewerkstelling van vreemde personen?
Intusschen zyn er een party spaden opgekocht door den heer Heuts en kan verder uitgezien worden voor nog een of ander onontbeerlyk getuig.
St.-Huibrechts-Lille 18.7.1941
J. Spaas
Hierna geven we een plan met de heidegronden te Overpelt, opgesteld door Stulan, Studiebureau voor Landbouw te Antwerpen
Richtlijnen niet altijd even duidelijk
Over het al of niet overbrengen van joden uit de verschillende gemeenten naar het arbeidskamp te Overpelt was er nogal verwarring.
Marc Bertrands citeert o.m.: De Provinciale Overheid deelde op 7 juni 1941 aan de gemeente Beverlo mee dat de joden van Poolse nationaliteit die in hun gemeente verbleven op 10 juni 1941 moesten overgebracht worden naar Overpelt.
Op 5 augustus 1941 schreef griffier van Bockrijck evenwel aan de heer Maurice Hermans, burgemeester van Beverlo het volgende:
“Nadat het grootste gedeelte der uitgewezenen, voor zover ze werkonbekwaam waren, naar Antwerpen teruggekeerd en de anderen met ambtelijke afreisvergunningen naar Groot-Brussel gegaan zijn, moeten alle nog in de verschillende gemeenten der Provincie verblijvende mannelijke uitgewezenen tusschen 16 en 65 jaar naar het Arbeidskamp van Overpelt vervoerd worden. Alle toelatingen tot arbeiden die aan de uitgewezenen verstrekt geworden zijn, worden hierbij opgeheven.
Vanaf heden worden geen toereisvergunningen voor Groot-Brussel meer verstrekt. Het indienen van dergelijke vragen is nutteloos. De Bezettende Overheid verlangt dat de overbrenging naar het kamp van Overpelt DADELIJK zou geschieden.
*Ik verzoek U derhalve hoogdringend maatregelen te treffen om bedoelde uitgewezenen uwer gemeente, onder politie-geleide, op Vrijdag 8 augustus a.s. *(de datum werd manueel ingevuld) naar het kamp over te brengen en mij onmiddellijk nadien bericht dezer overbrenging te zenden.
De Militärverwaltung maakte in zijn Verordnungsblatt 54 van 27 augustus 1941 bekend dat de bewegingsvrijheid van alle in België verblijvende joden streng te beperken. Vanaf 29 augustus mochten zij zich nog enkel ophouden in Brussel, Antwerpen, Luik en Charleroi en gold daar voor hen de avondklok tussen 20 en 7 uur.
Feldkommandantur 681 28 augustus 1941
Verwaltungschef
Ref.9Az. ausgewies 6 Aan het Prov.Best.van Limburg
Hasselt
Betreft: Arbeidskamp Overpelt
Op den 30.8.1941 wordt het arbeidskamp Overpelt voor de uitgewezenen versperd. Van dat tijdstip af staat het arbeidskamp uitsluitend ter beschikking van den Vlaamsche Arbeidsdienst. De Duitsche bewakingsmanschappen zullen op gemelden dag het arbeidskamp verlaten.
Ik verzoek een speciale verplichting voor den Arbeidsdienst ervan te maken dat de verzorging van de barakken en het inventaris door hem worde verzorgd. De barakken worden slechts ten allen tijde ten herroepelijken titel ter beschikking gesteld. Bouwkundige veranderingen kunnen slechts ondernomen worden mits voorafgaandelijke instemming van de Feldkommandantur.
Door den Vlaamschen Arbeidsdienst dient een ontvangstbericht omtrent de barakken, het inventaris enz. aan de Feldkommandantur gestuurd.
get. Dr. Schramm.
Provinciaal Bestuur 2n september 1941 van Limburg
Aan den Bestuurder van het Arbeidskamp (Vlaamschen Arbeidsdienst) te Overpelt-Holven
Geachte Heer,
Naar aanleiding van de overname van het arbeidskamp te Overpelt, Holven, door den Vlaamschen Arbeidsdienst, word ik door de Feldkommandantur 681 dringend verzocht het bestuur van uw organisme te wijzen op de bijzondere verplichting te zorgen voor de goede bewaring van de barakken en van hunnen inboedel.
De Feldkommandantur doet opmerken dat de barakken slechts ten allen tijde ten herroepelijken titel ter beschikking zijn gesteld en grondige veranderingen slechts mogen ondernomen worden, dan met de voorafgaandelijke toestemming van de Feldkommandantur.
Tenslotte verzoekt de Feldkommandantur mij U te willen vragen haar een ontvangsbewijs te laten geworden betreffende de overname van de barakken en van hunnen inboedel.
Ik verzoek U aan deze vraag zoo spoedig mogelijk te willen voldoen.
Met achtingsvolle groeten
De gouverneur a.i.
J.Lysens
Uit deze brief kan men afleiden dat er vanaf 31 augustus 1941 geen joden meer in het kamp toekwamen.
De provincie Limburg was door deze maatregel heel zeker opgelucht. Op 2 september 1941 schreef de gouverneur aan de betrokken burgemeesters:
Ten einde aan de Bestendige Deputatie de vereffening der onkosten wegens het foto’s van uitgewezenen te kunnen voorleggen, verzoek ik U de Commissie van openbaren onderstand uit te noodigen de hierbijgaande verklaring, in tweevoud, behoorlijk in te vullen en te ondertekenen en ze mij daarna onmiddellijk terug te zenden. Tevens dient de gekweten rekening dezer uitgave bijgebracht te worden.
De joden die op 31 augustus 1941 nog in het kamp verbleven, konden terugkeren naar de streek van Antwerpen of verhuisden naar Brussel, voornamelijk Schaarbeek. De twee laatste joden verlieten het kamp op 2 januari 1942.
Wie had de leiding in het kamp?
De kampleider:
Leo Heuts, geboren te Mechelen-aan-de-Maas op 4 december 1902, koloniaal landbouwkundige, wonende Heerstraat 19 te Mechelen-aan-de-Maas, werd in deze gemeente op 27 oktober 1941 uitgeschreven om zich te vestigen Holven te Overpelt. Tijdens zijn verblijf in Overpelt logeerde hij in het gezin Daniels-Voets, Holven 29.
0p 12 september 1942 werd hij uitgeschreven naar de gemeente Lommel, Leuken 25 waar hij ingeschreven werd op 15 september 1942.
Op 16 november 1946 werd hij door de krijgsraad van Tongeren veroordeeld tot levenslange hechtenis wegens uniform- en wapendracht tegen België.
Na lang zoeken en met behulp van Pieter Bollen uit Tongeren vonden we nog in het Tweede Guldenboek van het St.-Maartensfonds dat Leo Heuts algemeen secretaris was van de propaganda van het V.N.V. in Limburg.
Op een voor ons onbekende datum nam hij dienst in een afdeling die instond voor de ravitaillering van de Organisation Todt. Deze organisatie beijverde zich voor het oorlogstransportwezen van het Duitse leger in en naar het front. Bij de terugtocht uit Rusland werd Leo Heuts op 4 juli 1944 te Jamoze dicht bij de stad Posen-Poznan (Polen) krijgsgevangen genomen door de Russen.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken liet op 22 juli 1987 aan de gemeente Lommel weten dat Heuts op 23 februari 1945 in een Russisch veldhospitaal overleden was en in de omgeving van dit hospitaal met een aantal andere landgenoten begraven.
II. De beheerder:
Antoine, Jules, Gustave, Alfred Vanderougstraete, geboren te St.Amandsberg op 10 augustus 1902. Hij werd beroepsvrijwilliger in het Belgisch leger op 6 maart 1919. Met zijn vrouw Thérèse Josephine Adelaide Vandebroek had hij vier kinderen.
Hij was woonachtig te Leopoldsburg, IJzerlei 41
Hij nam deel aan de 18daagse veldtocht en werd met de graad van adjudant als onderrichter van de Infanterieschool met stamnummer 122.3223 krijgsgevangen genomen te Evergem op 28 mei 1940. Tot 20 januari 1941 verbleef hij in het krijgsgevangenkamp XB.Sandbostel bij Bremen in Duitsland.
Op 2 april 1941 trad hij in dienst van het Ministerie van Landbouw als controleur bij de dienst van de ravitaillering.
Op welke datum hij beheerder werd van het Jodenkamp te Overpelt hebben we niet kunnen achterhalen.
Het provinciebestuur van Limburg schreef hem op 30 augustus 1941:
Naar aanleiding van de beslissing door de Feldkommandantur 681 getroffen inzake afschaffing van het arbeidsambt voor uitgewezen joden tegen 31 augustus e.k. mag uw taak, als beheerder van dit kamp als volbracht beschouwd worden. Zooals overeengekomen zal U echter nog zorgen voor de regeling van de nog hangende zaken en de liquidatie van het kamp. Anderzijds daar het kamp ontbonden wordt met ingang van 31 augustus 1941, zal uw bezoldiging nog uitbetaald worden voor de maand september 1941.
Na het beeindigen van zijn taak als beheerder van het jodenkamp trad hij in dienst van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, Volksgezondheid – Hoofdbestuur der Controlediensten (gewest Leopoldsburg).
Op 16 mei 1942 werd hij benoemd tot politiecommissaris te Tongeren en vestigde zich met zijn gezin op de Sint-Maternuswal nr.5 te Tongeren.
Door de Partizanen werd hij op 9 september 1944 op de binnenkoer van de gevangenis te Tongeren zonder enige vorm van proces terechtgesteld.
Ze waren hem dankbaar
Josef Smeets die gedeputeerde was voor de provincie Limburg vanaf juli 1940 maar omwille van zijn leeftijd door de Duitsers ontslagen werd uit deze functie met ingang van maart 1942, kreeg na de oorlog een dankbrief van de joodse rabbijn.
Rabbin S. Lowy
37 Rue van Hammée Bruxellesle 1 mai 1945
M. Josef Smeets
Zolder (Limbourg)
Monsieur,
Au moment de la victoire glorieuse des grands Alliés nous vous rappelons avec gratitude des services que vous nous avez rendus pendant notre séjour involontaire à Zolder.
C’est vous qui avez par votre intermède facilité le sort de beaucoup d’Israélites qui étaient expulsés d’Anvers par les Allemands et envoyés au Limbourg. C’est aussi gràce à vos démarches qu’un grand nombre d’Israélites furent sauvés d’être envoyés au camp d’Overpelt. Nous n’oublierons pas que vous vous êtes efforcé d’apporter un soulagement à nos malheureux pendant leur séjour forcé au Limbourg et que personne d’entre nous ne vous a jamais demandé en vain de lui rendre une faveur.
Donc, nous voudrions par cette lettre vous remerciér de tout coeur et vous assurer de notre respect parfait et de nos sentiments distingués.
Rabbin Lowy
Hoofdstuk IV
De houding van de katholieke Limburgse instellingen ten aanzien van de Joden
Vooraf blijven we even stilstaan bij de houding van de katholieke kerk in België.
In de nieuwsbrief nr. 4 van mei 1995 van Kadoc (Katholiek Documentatiecentrum Leuven) lezen we: ”In tegenstelling tot Frankrijk en Nederland, nam de Belgische kerkelijke hiërarchie nooit openlijk stelling tegen de jodenvervolging. Mogelijk was de kardinaal van mening dat in tijden van oorlog het heil van de eigen gelovigen primeerde. Hij sloot aan bij de politiek van het minste kwaad door het vooral voor de Belgische en bekeerde joden op te nemen. Nochtans was de aartsbisschop van Mechelen niet onbekend met of ongevoelig voor het drama dat zich haast letterlijk onder zijn ogen afspeelde. Op 4 augustus 1942, de dag waarop de eerste deportatietrein vertrok, schreef hij aan de pauselijke nuntius: “De behandeling die joden op dit ogenblik moeten doorstaan, is werkelijk onmenselijk en wekt eenieders medelijden en verontwaardiging”.
Jan Devolder schrijft in “Tertio”, het christelijk geinspireerd weekblad van 2 november 2005: Het is een wijdverspreid idee dat de katholieke kerk boter op het hoofd had bij de jodenvervolging door de nazi’s. Nochtans hielpen veel gelovigen joden onderduiken. De zogenaamde collaboratie- kardinaal Ernest Van Roey wist van die reddingsacties in zijn bisdom en stemde ermee in.
Naar aanleiding van de tentoonstelling over de jodin Emilie Fresco die plaats had in de Nokerstraat 4 te Mechelen gedurende de maanden november en december 2005 die wij op 2 december 2005 bezochten, schreef Katrien Vanderveegate in Visie, het weekblad van de Christelijke Arbeidersbeweging, van 18.11.2005: René Ceuppens, priester en de secretaris van kardinaal Van Roey, betekende inzake jodenhulp een spilfiguur. Honderden kinderen bracht hij onder in gastgezinnen, kloosters en seminaris enz. Daarin werd hij bijgestaan door Madeleine Sorel, vice-voorzitter van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn, het huidig Kind en Gezin.
Ander opmerkelijk figuur: priester Ivo Cornelis. Een Mechelse bekende, stichter van enkele weeshuizen.
Limburg
De kerkgemeenschap Limburg behoorde tot 1967 tot het bisdom Luik met als bisschop Mgr. Kerkhofs. Deze rasechte Limburger uit Valmeer, verleende steun aan de joden; hij had de Luikse rabbijn onder een valse naam aangesteld tot zijn privé-secretaris.
Een aantal Limburgse priesters die benoemd waren als pastoor of kapelaan in een Waalse parochie, volgde wellicht zijn voorbeeld. Paul Nolens uit Bree, kapelaan in de parochie St.-Sebastien te Charneux, leverde valse paspoorten af aan de joden waaronder de bekende poolse pianist Stefaan Askenase. Nolens werd aangehouden en verbleef in verschillende gevangenissen in Duitsland.
Camiel Engelbos van St.-Truiden, kapelaan te Chenée-Thiers, actief weerstander, kon tijdig onderduiken toen de Duitsers op punt stonden hem aan te houden.Onder de valse naam abbé Vanloon werd hij directeur van de kolonie voor verzwakte kinderen “La Cure des Enfants Animiés” te Leffe bij Dinant. Een aantal joodse kinderen verbleef eveneens in dit hersteloord en kon alzo gered worden van deportatie.
Het is opvallend dat we niet veel gevonden hebben over jodenhulp vanwege priesters en instellingen in Limburg zelf. In zijn boek “Vreemdelingen in een wereldstad” (Lanno 2000) vermeldt Lieven Saerens het aantal instellingen in België die hulp verleenden aan joodse kinderen. Voor Brabant waren er dit 76 of 48.10 %. Limburg komt er niet zo goed uit: slechts 3 instellingen of 1.90 %.
De kinderkolonie Duin en Heide te As
De meeste gegevens over het verblijf van joodse kinderen in de kolonie te As werden ons verstrekt door het Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning De Stap te Genk, door de zusters Dochters der Liefde, Notelaarstraat 80 te Brussel en door mevouw Suzanne Auwerx uit Hasselt. Deze laatste begon reeds gedurende de oorlog 40-45 haar loopbaan als onderwijzeres in de kinderkolonie te As.
Op 12 december 2005 hadden wij met haar een telefonisch gesprek. Nadien volgden nog vele telefonische contacten.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog 14-18 bouwden de Duitsers te As op een groot perceel grond, toebehorend aan barones de Beekman uit Houthalen, een vliegveld met bijhorende gebouwen. Na de wapenstilstand op 11 november 1918 schonk de barones de verlaten gebouwen aan de V.Z.W. Nationaal Werk voor Schoolkolonies. Zo kwam de kinderkolonie Duin en Heide te As als internaat tot stand onder de leiding van de Dochters der Liefde (Congregatie Sint-Vincentius à Paulo). Gedurende de Tweede Wereldoorlog verbleven er heel wat verzwakte kinderen, waaronder een aantal joodse kinderen uit de regio Brussel en Antwerpen. Gespreid over de oorlogsjaren zijn er 15 joodse kinderen, allen jongens, geweest die er verbleven onder een valse naam. Alleen moederoverste zuster Gabrielle, in de wereld Jeanne De Backer, geboren te Schaarbeek 25 januari 1888 en overleden te Genk 4 maart 1963, was ervan op de hoogte dat het joodse kinderen waren.
Zij kregen onderricht in het nederlands door gediplomeerde onderwijzeressen.
Tijdens de grote vacantie kwamen de paters Servieten van Maria, een bedelorde uit Brussel met monitoren van 17 à 18 jaar die dan zorgden voor de ontspanning van de kinderen.
Gedurende de oorlogsjaren was E.H. Wauter van Ettinger aalmoezenier in de kolonie. Deze priester was geboren in Den Haag op 26 augustus 1908. Hij studeerde aan de Sorbonne in Parijs en werd te Melun (Fr.) priester gewijd op 5 juli 1936.
Vanaf 1945 werd hij leraar benoemd aan het St.- Hubertuscollege te Neerpelt en nadien aan het St-Jozefscollege te Hasselt. Achtereenvolgens was hij pastoor in de parochies Verlaine, in de parochie Sint-Servatius te Grootloon en in de Sint-Saturninus te Mielen-boven-Aalst. Vanaf 1985 was hij rector in het Rusthuis H.-Hart te Montenaken gedurende 7 jaar. Hij overleed te Leuven in 1992 .
Een der joodse jongens van destijds (Maurice Hirsch) met de valse naam Van Bievoet onderhoudt nog steeds contact met zijn vroegere onderwijzeres mevrouw Auwerx, thans woonachtig in Hasselt.
Waren verder nog ondergedoken: Mairam Hirsschovitz, (schuilnaam Marcel Devos), Felix Van Berk, Maurice Wijnants, R. Van Baal (?), H. Van Bael (?), A. Rozen Simeon, (schuilnaam Leon Robyns), Martin Magier, Horemans (?) en Theo Simonis. Op 1 september 1944 werden nog drie joodse kinderen Hauer Harry, 10 jaar Samuel Waczal, 8 jaar en Maurice Lalande, 8 jaar in de kinderkolonie van As opgenomen. (Bron: Dienst Oorlogsslachtoffers-Brussel)
Op vrijdag 24 maart 2006 hadden we in de senaat een boeiend gesprek met de thans 74 jarige Maurice Hirsch die vergezeld was van dr. Picard. We vatten hierna ons gesprek samen.
Maurice Hirsch was geboren in Antwerpen. Zijn vader kwam uit Polen en zijn moeder uit Roemenië. Zij hadden elkaar in Antwerpen leren kennen. Gedurende de oorlog woonde het gezin Hirsch in Brussel waar ze regelmatig van woonst veranderden omdat zij wisten dat de Duitsers op jacht waren naar de joden. Zij hebben beiden de oorlog overleefd.
De kleine Maurice werd eerst opgenomen onder zijn joodse naam in een gezin in de omgeving van Oudenaarde waar hij vlug vertrouwd geraakte met het dialect van het dorp waarin hij verbleef. Toen bleek dat hij risico liep om aangehouden te worden, kwam hij door bemiddeling van pater Bruno Reynders in de kolonie van As terecht onder de valse naam Maurice Van Bievoet. Als 10 en 11 jarige wist Maurice dat hij een jood was en een valse naam droeg. Zijn zus werd geplaatst in een home in Wallonië.
Nog voor het ontbijt ’s morgens moest elk kind naar de kapel voor de H. Mis. Maurice had het zelfs tot misdienaar gebracht en in die tijd was het nog in het latijn. Hij wist ons te vertellen wat hem overkwam toen hij naar de communiebank stapte.
Het te communie gaan was door de zusters goed geordend. Toen hij vanuit zijn bank de rij van de jongens volgde die naar de communiebank trokken, werd hij plots door zuster Gabrielle met zijn kraag gevat en uit de rij gezet. Zuster Gabrielle wist waarom dat ze dit deed. Als jood was Maurice niet gedoopt en had hij ook niet zijn eerste communie gedaan.
Godsdienstonderricht kregen ze van de aalmoezenier Ettinger. Het was een priester met een open geest. Toen overwogen werd om Maurice te dopen, antwoordde de priester dat hij beter kon wachten tot na de oorlog om dan in alle rust een beslissing te nemen.
Het eten en de verzorging in de kolonie waren goed. Er werd heel veel in de bossen per groep gewandeld. Maurice herinnerde zich nog goed dat hij van zijn groep de leiding had. De vlag met PX (de twee eerste woorden van Christus in het grieks) werd steeds meegedragen. Eenmaal zijn de Duitsers de kolonie komen inspecteren omdat ze er zelf hun intrek wilden nemen. Die dag werden alle kinderen ondergebracht in een nabij gelegen boerderij. Uiteindelijk is de inkwartiering door de Duitsers niet doorgegaan.
Toen Limburg in 1944 nog niet helemaal bevrijd was o.a. de regio Maaseik, kwamen de ouders Maurice terughalen.
Op het einde van ons gesprek stelde ik aan de heer Hirsch de vraag of de periode van zijn verblijf in de kolonie te As een nutteloze tijd voor hem geweest was. Zijn antwoord was formeel: ik moest kiezen tussen de kolonie van As en Auschwitz.
Colonie du Foyer Leopold III te Duras (St.-Truiden)
Gedurende de Tweede Wereldoorlog verbleven ongeveer veertig verzwakte kinderen in het kasteel van graaf de Liedekerke-d’Oultremont te Duras bij St.-Truiden. Negen joodse jongens werden ook onder een valse naam opgenomen. Tussen hen de twee joodse jongens Henri en Raymond Gorbitz die zelfs in de kapel van het kasteel hun plechtige communie deden. Dit werd ons verteld door de thans meer dan 80 jarige mevrouw Jeanne Putseys uit Duras-Wilderen die gedurende de oorlog dienstmeid was op het kasteel. Zij heeft beide broers goed gekend.
Bij het vernemen van deze gegevens zorgde notaris Ghislain de Schaetzen uit Tongeren voor een gesprek met de 93 jarige gravin Clementine Antoinette Eugenie Marie de Liedekerke–d’Oultremont de Duras, weduwe van Eduard de Liederke, wonend op het kasteel Oudemont te Verlaine. Zij zorgde ervoor dat Henry Gorbitz uit Virelles ook aanwezig kon zijn. Intussen is de gravin overleden.
Onze ontmoeting had plaats op zaterdag 11 februari 2006 op het kasteel Oudemont.
Hierna volgt het relaas van de ontmoeting met de gravin en de jood Henry Gorbitz.
Bij het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940, waren in de registers van de bevolking van de gemeente Duras, thans stad Sint-Truiden ingeschreven als verblijvend op het kasteel te Duras: graaf d’Oultremont Emmanuel E.O., geboren te Cannes (Frankrijk) op 8 maart 1881, gehuwd op 11 februari 1909 met de gravin d’Oultremont Antoinette M.E.G.
Kinderen
- d’Oultremont Henriette A.M.G, geboren te Brussel op 20 mei 1910, gehuwd te Duras op 12 april 1934 met graaf de Liedekerke de Pailhe Rasse René A.M.G.
- d’Oultremont Clementine A.I.M.G., geboren te Brussel op 5 april 1913 (vertrokken naar Verlaine op 28.5.1947)
- d’Oultremont Isabelle A.M.G. geboren te Brussel op 11 juli 1919
Dienstmeiden
- Hendrickx Maria, ° Runkelen op 22 augustus 1910
- Magdelijns Maria, ° Dormaal op 15 augustus 1916
- Bonneux Maria E, ° Sint-Truiden op 10 februari 1919
In de bevolkingsregisters van de vroegere gemeente Duras was er geen spoor terug te vinden van het verblijf van joodse kinderen noch van het personeel dat in de kolonie werkzaam was.
De familie d’Oultremont was zeer patriottisch. Via het Rode Kruis meldden de dochters zich aan om de zieke Belgische soldaten die na mei 1940 vanuit Duitsland per trein gerepatrieerd werden, verzorging te geven. De Duitsers waren hieromtrent niet zo gelukkig.
Nadien volgden zij het militair gebeuren in en rond het vliegveld van Brustem.
Opnieuw via het Rode Kruis werd aan de familie d’Oultremont door prinses de Ligne uit Beloeil gevraagd in het kasteel te beginnen met een kolonie voor de opvang van verzwakte kinderen uit Brussel en Wallonië. Prinses de Ligne zelf had een aantal van deze kolonies in het Waals landsgedeelte opgericht. Van bij de oprichting werd overwogen enkele joodse kinderen eveneens op te nemen.
Op 7 december 1942 werd de kolonie opengesteld. Tussen de 30 à 40 kinderen kregen er onderdak. Er waren twee onderwijzeressen die zorgden voor het onderwijs dat franstalig was. De onderwijzeres Yvonne Fraipont zorgde voor de lessen, het eten en de ontspanning.
Gravin Clementine d’Oultremont functioneerde als directrice.
Van bij de aanvang verbleven in de kolonie de twee joodse jongens Raymond en Henry Gorbitz, (schuilnaam Gorbois). Zij kwamen van Brussel met de trein tot in St.-Truiden en werden dan met de koets naar het kasteel van Duras gebracht. De ouders van de twee joodse jongens leefden op dat ogenblik nog. De twee oudere broers waren met konvooi II op 11 augustus 1942 vanuit de Dossinkazerne te Mechelen weggevoerd naar Auschwitz en kwamen nooit terug.
Godsdienstonderricht werd in de kolonie goed verzorgd want er werden kinderen gedoopt. Op een voor ons niet gekende datum deden 7 kinderen, waaronder 3 joodse, hun eerste communie. Het waren 4 jongens en 3 meisjes.
Op 20 maart 1943 deden de joodse jongens Raymond en Henry hun plechtige communie samen met nog andere kinderen uit de kolonie. Bij deze plechtigheid was hun moeder aanwezig.
Het religieus leven op het kasteel werd verzorgd door E.H. Jean Delvaux, professor filosofie aan het Klein Seminarie te St.-Truiden. Hij kreeg de volledige steun van de deken van St.-Truiden E.H. Pierre Kubben, geboren te Vroenhoven in 1876, pastoor te Opglabbeek 1915-1917, voormalig deken te Maaseik en deken te St.-Truiden vanaf 1927. Tijdens de Tweede Wereldoorlog durfde hij resoluut optreden tegen de Nieuwe Orde. Vanop de preekstoel kantte hij zich tegen de werving voor het Oostfront (Nico Wouters in zijn boek over de oorlogsburgemeesters Lanno 2004 pag.325). Hij werd tot 21 maanden gevangenis veroordeeld door het Duits krijgsgerecht.
Welke was de dagindeling voor de kinderen in het kasteel?
Om 8 u ’s morgens werd iedereen gewekt. Mevrouw Devos hield zich bezig met het wassen en aankleden van de kleineren. Tijdens het ontbijt in de refter kwam gravin moeder Emmanuelle de kinderen groeten en hun een aangename dag toewensen.
Rond 10 u. begonnen de lessen: frans, rekenen, godsdienst, zang, tekenen enz.
Een korte recreatie ging vooraf aan het middagmaal. Niet zelden was het nagerecht klaargemaakt door de gravin Emmanuelle. Dan volgden de wandeling in het park en de ontspanning op het speelplein waar gelegenheid was om te schommelen.
Na de koffiepauze was er een geruime tijd voorzien voor het huiswerk. Rond 7 u ’s avonds was er het avondmaal en het klaar maken voor de nachtrust.
Als in de winter de vijver dicht gevroren was, konden de kinderen glijden en schaatsen.
Bij gelegenheid van Kerstmis werd een grote kerstboom geplaatst. Kerstliederen werden gezongen en ieder kind kreeg een geschenk.
Met Pasen was het een traditie om in het park eieren te rapen die dan allemaal verzameld werden in een grote korf en dan verdeeld onder de kinderen.
Gedurende de vacantieperiode kwamen de scouts van St.-Truiden onder de leiding van Roger Daniels er kamperen. Voor de kinderen werden boeiende spelen georganiseerd. Op de vooravond van het vertrek van de scouts was er een groot kampvuur.
Op een onverwacht ogenblik vielen de Duitsers binnen op zoek naar een Engels piloot. De familieleden d’Oultremont deden alsof ze sliepen. De spits werd afgebeten door juffrouw Yvonne die met de handen omhoog en met een Duitse revolver voor haar hoofd, ijskoud bleef staan terwijl de Duitsers het ganse kasteel doorzochten. Gelukkig lekte niets uit over de joodse jongens; de piloot die er niet was, werd niet gevonden en de Duitsers dropen onverrichterzake af.
De twee joodse jongens Raymond en Henry bleven tot op het einde van de oorlog in de kolonie. Na de bevrijding daagde niemand van de familie op om hen terug te halen. Hun ouders waren afzonderlijk met konvooi XXIII op 15 januari 1944 en met konvooi XXIV op 4 april 1944 van de Dossinkazerne te Mechelen weggevoerd naar het vernietigingskamp van Auschwitz en kwamen niet terug.
De graaf en de gravin de Liedekerke-d’Oultremont hebben de twee jongens als hun kinderen in hun gezin opgenomen en ze zelfs hogere studies laten doen. Beiden hebben een niet onbelangrijke loopbaan opgebouwd.
Buiten de gebroeders Gorbitz waren er nog ondergedoken (steeds schuilnaam) Michel Demol, J. Leeners, Marie Sroho, Karl Klerenlicht (Bron: Dienst Oorlogsslachtoffers Brussel)
St.-Jan Berchmanskolonie te Maaseik
In een huis aan het station te Maaseik waarin nog ooit het hotel St.-Martin uitgebaat werd en dat eigendom was van de familie Michel Gutshoven-Hacken was gedurende de Tweede Wereldoorlog een home of kolonie voor verzwakte kinderen.
De familie Gutshoven deelde ons mee dat het oprichten van een kinderkolonie een verzoek was van het bisdom. Dit is niet onmogelijk gezien kruisheer Huygens gedurende de oorlog kapelaan was te Maaseik. De familie Gutshoven zou het gebouw gratis ter beschikking gesteld hebben.
De directrice van de kolonie was Marieke Segers, geboren te Rekem op 10 december 1914 en overleden in de St.-Annakliniek te Lanaken op 13 januari 1995. Zij was na de oorlog medestichtster van de kolonie Kinderdorp-Molenberg te Rekem en van het preventorium O.-L.-Vrouw ter Dennen te Lanaken.
De aalmoezenier te Maaseik was kruisheer Cornelis Huygens, geboren te Maastricht op 21 september 1912, priester gewijd te Udenhout (Nederland) op 21 september 1935, kapelaan te Maaseik van 1939 tot 1945, pastoor te Achel Statie 1958, aalmoezenier in het ziekenhuis te Maaseik, overleden te Neerpelt op 21 februari 1970. In de archieven van de Dienst voor de Oorlogsslachtoffers te Brussel vonden we verder nog dat tussen de verzwakte kinderen op 21 april 1944 ook vier joodse jongens ondergebracht waren: Jacques Goldstein (schuilnaam J. Kestemont), Bruno Goldstein, (schuilnaam B. Kestemont), Leon Roelants (schuilnaam ?) en Feingold Benno (schuilnaam Robert Sandron). (Bron: Dienst Oorlogslachtoffers Brussel.
De jood Bruno Goldstein, wonende in Amerika, schreef op 3 maart 1992 zijn wedervaren uit zijn jeugdjaren aan de redactie van het boek “Résistance – Père Bruno Reynders” dat handelt over het leven en de uitzonderlijke hulpverlening aan joden door Père Bruno Reynders. Het boek verscheen in juni 1993:
In de zomer 1943 beslisten mijn ouders dat het om veiligheidsredenen niet meer mogelijk was om samen te leven en dat mijn broer Jack en ik zelf meer levensmogelijkheden hadden indien we verborgen zouden worden.
Mijn ouders werden ingelicht over het geweldig werk van pater Bruno en er werd een regeling getroffen dat mijn broer en ik in het Noord-Station een ontmoeting hadden met pater Bruno. Wij namen afscheid van onze wenende moeder.
We vertrokken met de trein en de eerste nacht brachten wij door bij een geneesheer die ons ’s anderendaags vergezelde naar Maaseik. Hij legde ons uit dat we om gezondheidsredenen aldaar in een ziekenhuis moesten behandeld worden. We werden ondergebracht in de St-Jan Berchmanskolonie. Pater Bruno bracht er twee joodse kinderen binnen en verzekerde ons dat onze ouders in veiligheid gebracht waren.
Bij deze gelegenheid heb ik pater Bruno voor de laatste keer gezien.
Tot in de lente van 1944 zijn we in de kolonie gebleven.
Onze moeder kwam, uiteraard met veel risico’s, ons bezoeken. Mijn broer en ik waren beiden ziek en ondervoed. Moeder besliste ons over te brengen naar Brussel waar wij verbleven tot aan de bevrijding.
Onze familie is in de herfst van 1949 geëmigreerd naar Amerika.
Het is spijtig dat we geen contact meer hebben kunnen houden met pater Bruno. Noch zijn klooster- noch zijn familienaam hebben we ooit geweten. Ook niet de schuilnaam Kestemont.
Op 7 mei 2006 hadden we een telefonisch gesprek met Luc Jaminé uit Hasselt die ons wist te vertellen dat hij samen met zijn twee broers in 1943 en 1944 in de kolonie te Maaseik verbleven had. Zijn moeder was in 1942 gestorven en zijn vader bleef met 7 kleine kinderen achter. Voor de vader bleef maar een oplossing mogelijk: zijn drie jongste kinderen laten opnemen in een kinderkolonie, eerst te Maaseik, nadien in As en tenslotte nog in Rekem.
Luc Jaminé sprak niet met veel enthousiasme over zijn verblijf in de kolonie te Maaseik. De behandeling was eerder streng en de voeding niet goed hoewel er moet aan toegevoegd worden dat het oorlog was en het voedsel eerder schaars.
Luc Jaminé heeft nooit geweten, onder de oorlog niet en nu ook nog niet, dat er joodse kinderen in de kolonie te Maaseik verbleven hebben.
De Kruisheren te Maaseik
Mij is voldoende bekend het onderdak dat de Kruisheren te Maaseik verleenden aan een joodse jongen die onder een valse naam gedurende de periode 1942-45 intern was en zijn studies deed in hun college.
Kruisheer Albert Wieërs vertelde mij hierover het volgende: Op een zekere dag in 1942 deelde prior Frans Verhoeven tijdens het middagmaal in de refter aan al de kruisheren en broeders mee dat niemand de eetzaal mocht verlaten want hij had een belangrijke mededeling te doen. En welke was de korte mededeling?
In ons klooster en meer bepaald in het internaat van het college, verblijft onder een valse naam een joodse jongen. Ik breng U dit ter kennis en U moet “sub juramento”(onder ede) uw algehele solidariteit bevestigen met al de gevolgen die hieruit voortspruiten. Qui tacet, consentire videtur. Wie zwijgt, stemt toe. Even was het stil en toen verliet iedereen de refter.
De joodse jongen is er gebleven tot het einde van het schooljaar 1944-1945.
Wie was deze joodse jongen?
In september 2005 verscheen het boek “150 jaar H. Kruiscollege”. In een van de hoofdstukken schrijft Martin Boonen uit Maaseik, voormalig student en leraar aan het college, het volgende over deze joodse jongen. Hierna geven we de korte inhoud:
De kleine Shlomo (Salomon) Hanegby woonde in Antwerpen toen in mei 1940 de oorlog uitbrak. Zijn vader was in de jaren twintig uit Silezie in Polen naar West-Europa uitgeweken. Zijn moeder was een Nederlandse.
Reeds in het begin van de bezetting was zijn vader door de Duitsers opgepakt en weggevoerd. Toen in augustus 1942 de eerste razzia’s tegen joodse burgers in België plaats vonden, was de moeder door een kennis uit het verzet hiervan verwittigd, zodat ze samen met haar zoontje wegvluchtte. Na heel wat omzwervingen vond het tweetal een veilig onderkomen in Zepperen bij de familie Van Oorbeek en na enkele maanden in Neerharen bij het echtpaar Claise, later bij de familie Dormans. Voor iedereen in het dorp heette de moeder mevrouw Janssen en haar zoontje Edmond. Volgens de valse identiteitspapieren die ze bezat, was ze de weduwe van een Belgisch soldaat die in mei 1940 was gesneuveld.
Kort na hun aankomst in Neerharen werd de kleine Edmond Janssen op het H.Kruiscollege van Maaseik ingeschreven en dit ondanks het levensgrote risico waarvan de kruisheren zich bewust waren. Onderdak verschaffen aan een jood werd met de dood gestraft.
De kleine jongen moest zijn ware identiteit verbergen, zijn geloof, zijn cultuur en zijn tradities.
Bij het baden moest Egie, zoals hij op het college genoemd werd, steeds alle voorzichtigheid in acht nemen, want het teken van de besnijdenis, waaraan iedere joodse man te herkennen is, zou hem kunnen verraden. Gelukkig had de jongen geen uitgesproken Semitische trekken met zijn vlasblond haar, zodat zijn uiterlijk geen vermoedens verwekte.
Tot en met juni 1945 bleef Egie intern in het college om nadien met zijn moeder terug te keren naar Antwerpen. Zijn vader en zijn familie kwamen niet meer terug uit Auschwitz. In 1950 vertrok Shlomo Hanegby naar het pas opgerichte Israel om aldaar zijn studies te vervolledigen. Hij huwde er en het gezin kreeg drie kinderen. Thans woont hij als gepensioneerde in Asdod, Israel.
Hij blijft de kruisheren dankbaar omdat zij zijn leven gered hebben
Limburgse families namen grote risico’s
Ondanks de grote risisco’s, namen Limburgers een joods kind in hun gezin op. We hebben er enkele kunnen terugvinden.
Een moedig gezin te Eksel
Om dit korte verhaal te kunnen schrijven, verwijzen we onder meer naar een artikel dat op 8 juni 1995 verscheen in “Het Belang van Limburg”.
Niet minder dan 28 landgenoten ontvingen uit handen van de ambassadeur van Israël op 8 juni 1995 het eremetaal “Rechtvaardige tussen de naties” voor de hulp die zij verleend hadden aan joodse onderdanen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hun namen werden als blijk van erkentelijkheid gebeiteld in de “Eremuur van de rechtvaardige” van het Yad Vashem Instituut te Jerusalem. Tussen de gedecoreerden was er ook de 91-jarige Maria Cuypers uit Eksel.
Hoe was alles verlopen ?
Door de Duitsers was beslist vanaf december 1940 meer dan 3000 joden uit de regio Antwerpen naar Limburg over te brengen en ze te plaatsen in leegstaande gebouwen en bij particuliere families.
Met de trein van 18 januari 1941 kwamen vanuit Antwerpen in Eksel 40 volwassen joden en 14 kinderen terecht. Een groep joden kreeg onderdak op het kasteeltje van de brouwer in Eksel. De familie Glejser werd opgenomen in de familie Cuyvers-Cuypers die een kleine kruidenierswinkel uitbaatte. Het gezin Glejser bestond uit de vader die rabbijn was en voormalig professor aan de universiteit te Wenen, zijn vrouw Helena en het zoontje Herbert.
Enkele maanden later kregen de joden in Limburg bevel terug te keren naar Antwerpen of met de goekeuring van de Duitsers, zich elders te vestigen. Het gezin Glejser trok naar Luik. Toen ook in deze stad de Duitsers begonnen met de aanhouding van de joden, kwam er opnieuw contact met de familie Cuypers. De zoon Herbert werd als katholiek ingeschreven in een weeshuis en de moeder Helena dook onder bij een Luikse geneesheer. Maria Cuypers ging de rabbijn zelf ophalen in Luik. Tot op het einde van de oorlog verstopte zij hem op hun zolder. Buiten de kinderen Juliette, Maria en zoon Jean was hiervan niemand op de hoogte.
Na de bevrijding keerde de rabbijn terug naar Luik waar hij zijn vrouw Helena en zoon Herbert terugvond. Het gezin was opnieuw herenigd.
Van de Kempen naar het Maasland
In het gezin Martens-Dirkx, Eikerstraat te Maaseik werd het joods meisje Thea Chillid onder de schuilnaam Carla Frencken opgenomen. Haar ouders die de oorlog overleefden, kwamen hun dochtertje na de bevrijding zelf ophalen. Het afscheid was emotioneel, zo vertelde ons de kleindochter Annemie Creemers.
Uiteraard is de vraag hoe dit kind bij de familie Martens in Maaseik terechtkwam.
In Borsbeek (provincie Antwerpen) was er een klooster van de Zusters van het Arme Kind Jezus. Aan dit klooster was er een kleuter-, lagere-, middelbare- en normaalschool verbonden. De huidige Moeder Overste van het klooster gaf mij voor enkele maanden het adres van Rachelle Lausman die op zesjarige leeftijd in 1943 ook in Borsbeek ondergedoken had gezeten. Thans woont zij in Ramat Gan (Israel). Met haar hadden we op 17 april 2006 een langdurig telefonisch gesprek. Zij wist mij te vertellen dat er in totaal dertien joodse kinderen in het klooster van Borsbeek opgenomen waren waaronder zij zelf, haar zus en haar broer. Zij kende tijdens haar verblijf in Borsbeek gedurende de oorlog niemand van de andere tien joodse kinderen.
Een van de zusters in het klooster van Borsbeek, Marie Damien, in de wereld Jeanne Haex, kende in Maaseik een pleegfamilie. Zo kwam het kind Carla terecht bij de familie Martens-Dirkx. Zoals andere kinderen van haar leeftijd liep zij school in het Klein Kloosterke, O-.L.-Vrouw ter Engelen in Maaseik. Buiten vader en moeder Martens wist niemand dat Carla een joods meisje was.
Dit verhaal werd ons verteld door de kleindochter mevrouw Deckers-Creemers uit Maaseik en door moederoverste van de Zusters te Borsbeek.
Het rustige Ven in Maaseik
Het kasteel De Nieuwenhof in ’t Ven te Maaseik is eigendom van de familie Nyssens die sinds eeuwen haar roots heeft in Maaseik.
We vonden in de Maaseikenaar nr. 1 van 2005 dat Jacques Joseph Nyssens, geboren te Maaseik in 1757 en overleden in 1816, voormalig griffier was aan de Hof van Justitie. Louis Nyssens was burgemeester van Maaseik van 1842 tot 1846. In het kasteel woont thans Paul Nyssens.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog was de boerderij Nieuwenhof, verbonden aan het kasteel, bewoond door Christiaan Coolen en zijn vrouw Barbara Segers. Vele jaren voor de oorlog diende Barbara bij de familie Crotto in Brussel. Bij het uitbreken van de oorlog liep de dochter Alice, ongeveer 23 jaar, gevaar aangehouden te worden door de Duitsers. Om dit te voorkomen werd contact genomen met de familie Coolen-Segers uit ’t Ven te Maaseik die bereid gevonden werd om Alice in haar gezin op te nemen. Tijdens haar verblijf in de Nieuwenhof liet Alice blijken dat zij aanleg had voor de schilderkunst. Nog steeds kan men op de muur langs de trap in de Nieuwenhof een Lievevrouwke met zwarte haren, door haar geschilderd, terugvinden. Toen zij haar vriend in Brussel ging bezoeken, werd zij tijdens een razzia aangehouden.
In het Joods Museum te Mechelen vonden we dat het hier gaat over Alice Crotoszyner, geboren op 4 maart 1919, dochter van Jean Croto-Szyner, geboren te Breslau op 15 maart 1876, handelaar van beroep en van Wally (?) Schirobaur, geboren te Peetz op 11 juni 1884. wonende Quai de Willebroek 4 te Brussel.
Alice werd met konvooi XXII B (uitsluitend Belgische joden) op 20 september 1943 onder nummer 860 afgevoerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Een aantal gegevens vonden we in een artikel van Martin Boonen, verschenen in de Maaseikenaar, jaargang XXXVI, 2005 nr.2. Tijdens een telefonisch gesprek met Simone Costens-Coolen uit Kinrooi, 15 jaar in 1943 en op dat ogenblik wonend op de Nieuwenhof, werden deze gegevens bevestigd.
Interview met Joseph Rosenzweig en Madeleine Goldmann in de senaat te Brussel op donderdag 12 oktober 2006:
We vatten samen:
Joseph Rosenzweig waarvan de ouders reeds voor 1940 vanuit Polen naar België (Brussel) gekomen waren, was gedurende de Tweede Wereldoorlog onder de valse naam Jo Goffaux opgenomen bij de familie Jaak Indekeu in Neeroeteren. Jo ging in Neeroeteren ook naar school en wist te vertellen dat hij een mooie schooljuffrouw had. Hij herinnerde zich nog goed dat hij op een bepaalde dag aangesproken werd door de oorlogsburgemeester van Neeroeteren Mathieu Soors die hem allerlei vragen stelde omtrent zijn afkomst en religie maar daar bleef het bij.
Zijn ouders kwamen hem onmiddellijk na de bevrijding van Neeroeteren terughalen. Joseph werd apotheker in Vorst en woont nog steeds in Brussel.
Madeleine Goldmann waarvan de ouders vanuit Polen emigreerden naar België eveneens voor 1940, was onder de Tweede Wereldoorlog samen met haar zus Astrid opgenomen bij de Dochters der Liefde, (Les Filles de la Charité) Pijlstraat (rue de la Flèche) te Brussel.
De overste in het klooster was zuster Cécile, in de wereld Simone van Ormelingen uit Tongeren. Als Tongenaar zocht en vond ik dat er in het gezin waartoe Simone behoorde, negen kinderen waren waaronder notaris Leon van Ormelingen. Drie dochters traden in het klooster. Naast Simone waren er nog de twee anderen Ghislaine en Madeleine die kozen voor de Kanunnikessen van de H. Augustinus met klooster te Juprelle. Zuster Simone van Ormelingen was geboren te Tongeren op 24 augustus 1902 en overleed te Luik op 12 november 1990.
In het dagblad Le Soir van …januari 2005 lazen we dat gedurende de oorlog de Duitsers binnenvielen in het klooster van de Dochters der Liefde op zoek naar joodse kinderen. Toen een Duits officier aanstalte maakte om de kinderen Astrid en Madeleine Goldmann mee te nemen, kwam moederoverste (Simone van Ormelingen) met het certificaat te voorschijn dat beide meisjes gedoopt waren. Zo werden beiden gered.
De ouders van Madeleine en Astrid Goldmann werden beiden aangehouden door de Duitsers. Hun moeder Celli (Cécilia) Goldmann werd met konvooi XX onder nummer 220 op 19 april 1943 en hun vader Benjamin Eckhaus met konvooi XIII onder nummer 159 op 10 oktober 1942 naar Auschwitz gedeporteerd. Ze kwamen niet meer terug.
Enkele dagen na ons interview met de twee voornoemden, namen we contact met Paul Indekeu, wonende te Kasterlee die als zoon deel uitmaakte van het gezin Indekeu waarin Jozeph Rosenzweig opgenomen was. Hij wist mij een aantal bijzondere inlichtingen te verschaffen.
Mijn vader Jaak Indekeu was directeur van de melkerij in Neeroeteren. Als voormalig oudstrijder 14-18 waren zijn gevoelens anti-duits. Een nicht van vader, Hélène Indekeu, woonde in Brussel en was bevriend met de familie Jo Goffaux. Via deze weg geraakte Joseph Rosenzweig in Neeroeteren waar hij school liep en ook zijn eerste communie deed. Zijn schooljuffrouw was de vrouw van oorlogsburgemeester Mathieu Soors.
Op 26 juli 1944 werd in Neeroeteren een duits soldaat doodgeschoten. Dezelfde avond werden vijf inwoners van Neeroeteren als gijzelaars aangehouden. Tussen hen mijn vader. De duitse Feldgendarmen kwamen hem thuis halen. Onze kleine joodse pleegzoon heeft dit allemaal zien gebeuren.Via de gevangenis van Hasselt kwam vader in het kamp van Breendonk terecht en vervolgens in het concentratiekamp van Neuengamme waar hij op 17 januari 1945 overleed.
De verdienstelijke pater Bruno
Bij ons opzoekingswerk omtrent het hulp verlenen aan de joden, kwamen we heel dikwijls pater (père) Bruno tegen. Vandaar onze vraag: Wie was deze priester?
Reynders Henri Gerard Joseph Marie was geboren te Elsene op 24 oktober 1903 als zoon van Jean Michel Joseph Reynders (geboren te Sint-Truiden) en Pétronille Marie Cornélie Crix. Na zijn humaniorastudies in het Institut St.-Boniface te Elsene trad hij op 20 september 1920 toe tot de Benedictijnerabdij Keizersberg te Leuven en werd priester gewijd op 1 juli 1928. In 1931 behaalde hij het diploma van doctor in de theologie aan de universiteit te Leuven. Gedurende vele jaren was hij voor de toekomstige Benedictijnermonniken professor in theologie.
Pater Bruno lag aan de basis van de stichting in oktober 1942 van de vereniging A.C.D. (Aide Chrétien aux Israëlites) in nauwe samenwerking met het Comité de Défense des Juifs (C.D.J.) (het Joods Verdedigingscomité), gesticht door Ghert Gospa en zijn vrouw Have, Handelslaan 23 te Brussel. Deze verzetsgroep (C.D.J.), gericht op het helpen van joden, leunde dicht aan bij het Onafhankelijkheidsfront. Het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (NWK) en de Vlaamse Kajottersbeweging van Jozef Cardijn schaarden zich achter het Joods Verdedigingscomité.
Van januari 1944 tot september 1944 moest pater Bruno onderduiken, Place des Châtelain nr. 3 te Ukkel onder verschillende valse namen zoals Henri Renard, Georges Blanchard en Gustave Delaet. Zijn hulp aan de joden ging onverdroten verder. De vergaderingen hadden plaats bij de kapelaan van St.-Gillis Comte Cornet de Peissant, 94 rue Hôtel de Monnaie evenals 130 rue de ? Woonden eveneens de vergaderingen bij: pater Deman, priester De Bruycker, aalmoezenier te Mol, de heer Andernach, rue de la Croix te Namen.Tot zijn verdere medewerkers behoorden eveneens de abt Bernard Capelle van Keizersberg, abbé André, 40 Place de l’Ange, Namen, de heer Roger Adolf Van Praag, Vanderswalmenlaan, Watermaal-Bosvoorde, Mevrouw Vanderveken, Maurice Bolle van Ukkel, Ch. Perelman, professor aan de Vrije Universiteit te Brussel, 32, rue de la Pêcherie te Ukkkel, mevrouw Yvonne Jospa, Handelslaan 23 te Brussel
Meerdere malen vielen de Gestapo’s binnen in de abdij Keizersberg te Leuven op zoek naar Pater Bruno.
In totaal heeft pater Bruno 316 joden geholpen waaronder 226 minder dan 21 jaar en 90 ouder dan 21 jaar.
Na de oorlog verbleef pater Bruno in de Benedictijnerabdij van Chevetogne ( thans gemeente Ciney - provincie Namen) Hij overleed in het ziekenhuis te Elsene op 28 oktober 1981.
De pers in Limburg en de joden
Vanaf 10 mei 1940 verscheen de krant “Het Belang van Limburg” niet meer. Het V.N.V. (Vlaams Nationaal Verbond) startte vanaf 1 mei 1941 als collaborerende partij met het weekblad “De Toekomst” dat gedrukt werd op de persen van “Het Belang van Limburg”. Het weekblad telde rond de 4.000 abonnementen. Jef Deumens, de oorlogsburgemeester van Hasselt, was voorzitter van de Raad van Beheer. Het laatste nummer van “De Toekomst” dateert van 2 september 1944. Enkele dagen later werd Hasselt door de Amerikanen bevrijd.
Het eerste jaar dat het weekblad verscheen en het de Duitsers voor de wind ging, was er in “De Toekomst” practisch geen anti-joodse strekking te bespeuren. Nadien begon de pijnlijke hetze tegen de joden.
Hierna volgen een aantal artikels die duidelijk aangeven dat er in Limburg bij de collaborende leiders van het V.N.V. een anti-joodse tendens aanwezig was.
We raadpleegden de licentiaatsthesis (K.I. Leuven-1987) van Peter Schrijvers over het onderwerp “De Toekomst”, het oorlogsweekblad van het Limburgse V.N.V.
21 februari 1942 – Uit de gouw – Tongeren- “De eeuwige jood” – geen auteur vermeld.
Op donderdag 26 februari te 19u30 wordt in de kinozaal “Casino” de aangrijpende film “De eeuwige jood” afgerold. Zij die nog eenigszins begrip hebben voor het “gestroomlijnde gevaar” dat het “uitverkorene volk van fanatieke Kosher- Talmoed-joden” voor de wereld is en dat eensgezind met man en macht in het gelid staat om bij middel van sluwheid, leugen en geldmacht, het losverbondene (sic) Europa in het verderf te storten omdat het zich uit de parasieten-klauwen van het jodendom dierf los te rukken, zullen ongetwijfeld dezen film willen zien die uitsluitend handelt over het “ras” dat zich door afzondering en inteelt buiten de gemeenschap heeft gesloten en onmogelijk gemaakt. Een meesterlijke film, een meesterlijke vertolking.
16 mei 1942 – M. of N.S – Juda profiteert
En die zonen van het uitverkoren volk leven er als in het land van beloften. Zij profiteren van het leven. Zij roken dikke sigaren en doen niets anders dan smokkelen, werken doen ze niet. Vliegen moeten en zullen zij, daar waar zij thuis hooren. En eens de zwarte joden buiten, dan volgen de witte ook ! Dan is het uit met hun profiteeren. Dan profiteeren wij.
31 oktober 1942 – De figuur van den jood – Geen auteur vermeld.
In een donker steegje van de grauwe achterbuurt, waar zwart, drabbig water over de ruwe kasseien loopt, waar het stinkt naar de rioolen, woont een oude, vieze smous.
Hij woont er in een muffige, bouwvallige krot, waar hij in stof en vuil rondploetert als een zwijn in zijn mest.
Bij den eersten oogopslag ziet men dat hij vettig is. Hij draagt een lange overjas glimmend groen van ouderdom; een uitgerafelde broek zakt in menigvuldige plooien over zijn beslijkte schoenen. Van onder den rand van zijn verfomfaaiden hoed begluipen U een paar loerende, lichtschuwe oogjes en om zijn viezen mond met brokkelige tanden ligt een trek. Zijn ongekamde profetenbaard bedekt zijn halve borst.
Alleen in zijn bazar temidden van allerlei rommelzooi en kontrabande voelt die jood zich thuis; daar kan hij met zijn van schraapzucht tintelende oogjes, met zijn grijpklauwen zijn “lieve centjes”, zijn judaspenningen tellen en hertellen! Daar - in zijn hol – versjachert hij zijn smerig goedje; daar speculeert hij met duivelsche sluwheid op de armoede, de nood en de honger van MIJN volksgenooten, om hen tegen woekerprijzen de hoogbegeerde levensmiddelen te verkoopen.*
Die man heeft met zijn satanische handel mijn volk weten te kortwieken; die jood, met zijn verdoemde praktijken, is de verdoemde vijand van MIJN volk.
Kameraden,
Weert als één man dit wangedrocht uit Vlaanderen. Geen mag versagen. Wij zullen den jood een einde, een katastroof voorbereiden, vreeselijk dan ooit een generatie of een volk heeft gekend!
DE JODEN BUITEN.
12 juni 1943 LDC Joodsche zedenloosheid
In zijn boek “Du Mariage” blz. 22, verschenen te Parijs in 1937 schreef Leon Blum (leider der Fransche Kommunisten en Vrijmetselaars (hij zelf jood) het volgende: “Ik heb nooit ingezien wat er bij de bloedschande eigenlijk afstootelijk is, en zonder te onderzoeken om welke reden de bloedschande in onze gezelschappen als schande wordt aanzien, kan ik enkel zeggen dat het natuurlijk is dat broeder en zuster geslachtelijk verkeering met elkaar hebben.” Dat is het kommunistische jodendom dat ’t bolsjevisme en de Angelsaksen ons willen brengen.
Samuel Roth, een Jood schreef over zijn eigen volk de joden: De jood is onrein en besmet elke plaats wanneer hij er ook maar voorbijgaand woont. Ik zeg dit zonder booswilligheid want ik heb het ondervonden in mijn leven als Jood. Dat is het jodendom dat ’t Bolsjevisme en de Angelsakers ook over ons en onze kinden wilden brengen.
Nog een citaat uit het boek van Samuel Roth, een jood, “Jews must live” (Joden moeten leven): Wij moeten van aanvang af een schrikkelijk wreedaardig volk geweest zijn, want ook vroeger sprak men van ons al met afschuw en betitelde men ons als parasitendom; wij zijn een volk van gieren dat van het werk en de goedheid van de rest van de wereld leeft” Zo zijn de joden. Dit boek verscheen in 1934.
Dat is het jodendom dat ons wilde overheerschen, ons en onze kinderen. Over den bolsjevistischen beestmens zegt Samuel Roth het volgende: In het oosten zal zich een man verheffen met zulk een wreedheid als de wereld nog nooit gekend heeft. Hij zal over de marktplaatsen schrijden en enkel met afschuw en laster van Europa spreken. In Europa zal alles onderste boven gekeerd worden, en waar eens een hoofd stond zullen nu vorsten staan.
*Deze man zal de leider van een wraak- en rooftocht zijn. Van Polen en de Oekraïne zal hij ‘n schreeuwende wildernis maken en alle vrouwen zullen geschonden worden voor men ze zal dooden. Dit ter herinnering aan datgene wat men er eens tegen een weerloos volk gedaan heeft (Samuel Roth bedoelde hier ’t joodsche volk dat in Europa als een pest verafschuwd wordt. De wreker is het joodsche Bolsjevisme). De dokken van Dantzig zullen overloopen van vervuild bloed. België en Duitschland zullen zulk een slachthuis worden dat men in Holland grootere en hoogere dijken zal moeten bouwen omdat de stroomen niet zouden overloopen van ’t bloed. Hij zal door Frankrijk trekken als een brand door een korenveld. (Dit uit “Now en forever” “Nu en altijd” 1924)
Dat willen de Joden ons brengen. Dat en niets anders.
Alleen om ons daarvan te vrijwaren strijden onze jongens in Rusland en werken onze broeders en zonen in de fabrieken van het Groote Germaansche Rijk, aan den Rijn en aan de Elbe. Tot aan de Memel en den Donau en ver in Griekenland daar overal werkt men tegen het jodendom, tegen den moordzucht en ’t onaarde volk, dien moordzucht die zich nu uit in de bombaarsche bombardementen op onze Europese steden (Keulen, Antwerpen, Rennes, Dortmund en tientallen anderen). Maar ook deze Bolsjevistische jood moge weten dat eens de dag komt van Europa’s wraak en dat de vernieling van hen fataler zal zijn dan deze die hij ons voorspiegelt.
In het archief van Maurice Thysen uit Tongeren vonden we de documentatie waaruit duidelijk blijkt dat de sluikpers gedurende de Tweede Wereldoorlog de verdediging opnam voor de joden. “De Vrijheidsklok“, orgaan van het Onafhankelijksfront voor Vlaams Brabant en Limburg” schreef in zijn nummer 2 in augustus 1942:
“Op tegen de DEPORTATIES!
Duizenden joden worden uit het land verdreven, hun families worden uiteengerukt, kinderen boven de 3 jaar worden van hun ouders gescheiden. Men dwingt de ontvoerden aan de kust verdedigingswerken aan te leggen en in de ongezonde fabrieken van synthetisch rubber in Silezië te gaan werken. Met hen en ongezien werden reeds honderden Vlamingen eveneens gedeporteerd. Laten wij ons gezamenlijk verzetten tegen de snode misdaden van de nazi’s, die met hun jodenvervolgingen in België den haat tegen de joden zouden willen doen opwekken om den haat tegen den MOF te doen verdwijnen.
In het artikel “Over vaderlandse plicht en mogelijke wraakmaatregelen” verschenen in nummer 3 oktober 1942 verdedigde de Vrijheidsklok het recht en de zin van daadwerkelijke strijd tegen de bezetter en zijn knechten. Het roept verder zijn lezers op om de “gemartelde, gekwelde, vervolgde joodsche mensen te helpen en te steunen, hoe en waar ze maar kunnen”. “Help ze te ontvluchten, zich te verbergen. Ontrukt vooral hun arme bloedjes van kinderen aan de nazibeulen, schenkt hen een plaatsje aan uw haard en in uw hart”.
In oktober 1942 had het Onafhandeljjkheidsfront in zijn “Inwendig Bulletijn” richtlijnen verspreid om de joodse bevolking ter hulp te komen. De leden van het OF hadden in de eerste plaats een informatieopdracht: de bevolking inlichten en de verontwaardiging opwekken, het “joods probleem” in het politieke kader van de strijd tegen het nationaal-socialisme te plaatsen. Daarnaast diende de concrete hulp te worden georganiseerd: de joodse kinderen en volwassenen moesten zich kunnen verbergen. Een hele reeks praktische voorstellen werden gelanceerd, het zoeken van families, maar ook kloosters, sanatoria, scholen, pensionaten om de joden te herbergen.
Hoofdstuk V
Individuele en joodse families in Limburg
In mijn boek “Oorlog tussen Maas en Kempen” dat verscheen in 1993, besteedden wij een aantal bijdragen over dit onderwerp. Het boek is volledig uitverkocht. Gezien er nog regelmatig naar dit boek gevraagd wordt, dachten wij er goed aan te doen op een ietwat andere wijze maar zonder inhoudelijke wijziging, aan een aantal individuele joden en joodse families in Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog, een bijdrage te wijden.
Molenbeersel ideaal gelegen voor ontsnappingsroutes
Deze grensgemeente leende er zich in alle opzichten toe om een rol te spelen in het smokkelen en in het verzet. Het begon reeds in 1940 toen Franse krijgsgevangenen illegaal naar hun vaderland probeerden terug te keren. Boer Mathieu Aendekerk uit Molenbeersel die vlak tegen de Nederlandse grens woonde, speelde hierin een belangrijke rol. Hij hielp de krijgsgevangenen probleemloos over de grens. Naargelang de oorlog vorderde, begon de hulp aan geallieerde piloten die uiteraard ook over de grens moesten. Van Nederlandse zijde speelde hierin de douanier Faber die ondergedoken zat bij Jan Meulen, Heibloem in Molenbeersel een belangrijke rol. Zo bracht hij twee geallieerde piloten en de joodse jongen Johny van der Sluys, vanuit Nederland naar Molenbeersel. Johnny Vandersluys kreeg onder de valse naam Jan Stals onderdak bij de familie Stals om er te helpen in hun zagerij. Hij was zogezegd geboren te Molenbeersel op 4 augustus 1916. Meestal werden de geallieerde piloten, komende van Nederland, ondergebracht in de onderaardse hut in ’t Broek te Molenbeersel waar ook Russen ondergedoken zaten. In dezelfde hut zat ook Mathieu Swennen uit Opoeteren op zijn genezing te wachten. Hij was immers betrokken geweest bij het neerschieten van een Duitse soldaat.die de wacht hield voor de woning van de oorlogsburgemeester te Kessenich. Tijdens de vlucht werd Mathieu Swennen getroffen in het been en aan het hoofd. Dr. Jan Rutten, huisdokter in Molenbeersel, had de gekwetste partizaan geneeskundige hulp verstrekt. Toen Mathieu Swennen min of meer genezen was, kwam hij samen met Jan Stals (Johnny van der Sluys) naar “den atelier” van de tramdepot te Molenbeersel waar de partizanen hun hoofdkwartier hadden. Op 22 augustus 1944, bij een overval door de Duitsers, werden beiden aangehouden.
Na het beeindigen van de oorlog werd het Rode Kruis van Maaseik door de repatriëringsdienst verwittigd dat de medeburger Jan Stals uit Molenbeersel op 4 januari 1945 overleden was in het concentratiekamp van Neuengamme. Daar was hij ingeschreven onder nr. 44.393. De familie Stals moest met de meeste omzichtigheid ingelicht worden omtrent dit overlijden.
27 augustus 1945
De heer voorzitter van het Rode Kruis
Weertersteenweg 5
MaaseikRef. Dé GB/ML
Nr.65O30Mijnheer de Voorzitter,
Tot onze grote spijt moeten wij U mededelen dat, volgens inlichtigen die we gevonden hebben in het Sterbebuch (overlijdensregister) van het kamp van Neuengamme, uw medeburger Joannes Stals, geboren de 4 augustus 1916 en wonende te Molenbeersel overleden is de 2 januari 1945 te Neuengamme.
Mogen wij U verzoeken dit droevig nieuws, met alle omzichtigheid, mondeling aan de familie bekend te maken of te bevestigen en haar tevens de innige deelneming van het Belgisch Commissariaat voor Repatriëring en het Rode Kruis van België in de diepe rouw die haar treft, te willen betuigen.
Met onze beste dank bij voorbaat, tekenen wij met ware hoogachting.
De commissaris voor Repatriëring
J. GroothaertDienstoverste.
De burgemeester van Molenbeersel nam met volgend schrijven alle onduidelijkheid weg.
Molenbeersel, 11 september 1945
Heer Directeur,
Als verder gevolg aan ons schrijven van 1 dezer betreffende uw kennisgeving van 27 augustus 1945 Ref. DeCB/ML nr. 65.030 waardoor ons het overlijden gemeld wordt van Johannes Stals, overleden te Neuengamme op 2 januari 1945, kan ik U het volgende meedelen.
Zoals in ons vorig schrijven gemeld, betreft het hier de genaamde Johnny van der Sluys, geboren de 4 augustus 1924, zoon van Israël van der Sluys, geboren te Zwartsluis de 25 augustus 1885 en van Betje Cohen, geboren te Groningen de 12 september 1895. Hun laatstbekend adres vermeldt K. Marx 23 te Leiden. Volgens een door de zoon alhier achtergebleven schrijven betreft het een jodenfamilie.
In gezegd schrijven wordt eveneens gevraagd dat, ingeval hem iets moest overkomen, zulks te willen laten weten aan volgend adres: E.H. Bernefeld, rector van het St.-Elisabethziekenhuis, Hooigracht te Leiden. Volgens zijn verklaring heeft hij zich op 5 maart 1944 in gezegd gesticht laten dopen. Van zijn ouders had hij als laatste bericht ontvangen dat ze naar Polen waren weggevoerd. Bovengenoemd heer Bernefeld was door zijn vader aangesteld als voogd over hem.
*Hoogachtend
De burgemeester
Joodse families te Neeroeteren, te Genk en te Elen
Reeds voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam een aantal joodse families zich vestigen in het Maasland meer bepaald in Neeroeteren en Elen.
Neeroeteren
Felix Gerson, geboren te Aldekerk (Duitsland) op 27 augustus 1890, gehuwd met Anna Kauffman, geboren te Vluyn (Duitsland) op 10 augustus 1897, kwam op 27 december 1938 naar België en vestigde zich in Schootsheide te Neeroeteren. Er waren drie kinderen, die allen te Aldekerk geboren waren: Ingeborg op 10 juli 1924, Helga op 27 april 1927 en Hans op 2 september 1930.
Bij de inval van de Duitsers op 10 mei 1940 werd Felix Gerson door de Belgische Staatsveiligheid aangehouden en opgesloten in het kamp Gurs in Frankrijk. Wellicht gebeurde dit in het kader van “de vijfde kolonne-psychose”. De echte reden van zijn aanhouding kennen we niet. Omdat hij Duitser, jood, communist of staatsgevaarlijk was ?
Op 28 december 1940 wist hij uit het kamp van Gurs te ontsnappen. Van 20 april 1942 tot 15 mei 1942 verbleef hij in de gevangenis te Hasselt. De reden van deze aanhouding hebben we evenmin kunnen achterhalen.
Op 7 oktober 1942 werd het ganse gezin Gerson-Kauffman te Neeroeteren aangehouden en overgebracht naar de Dossinkazerne te Mechelen. Met konvooi XIII onder de nummers 208, 209, 210, 211 en 212 werden de vijf gezinsleden op transport geplaatst naar het concentratiekamp te Auschwitz. Dit konvooi vertrok op 10 oktober 1942. Zij kwamen nooit meer terug.
Genk
Jacob Schafer, Schalenweg 20 te Genk, geboren te Klibocka (Roemenië) op 1 mei 1899, vluchtte op 10 mei 1940 naar Frankrijk. Hij verbleef gedurende 17 maanden in het kamp St.-Cyprien in Frankrijk. Voor de tweede maal werd hij te Schaarbeek op 14 julie 1942 door de Feldgendarmerie aangehouden en vanuit de Dossinkazerne te Mechelen met konvooi XIII onder nummer 283 op 10 oktober 1942 weggevoerd naar Auschwitz. Hij kwam niet meer terug.
Zijn vrouw Sophie Theodore Heisse, geboren te Dortmund op 29 november 1908 en de kinderen Edith Anna, geboren te Antwerpen op 21 januari 1935 en Norbert Isidoor, geboren te Genk op 18 april 1939, zijn niet weggevoerd naar de Duitse kampen.
Elen
De joodse familie Hendrik Koopman, geboren te Weeze (D) op 14 november 1894, zijn echtgenote Paula Baer, geboren te Munster (D) op 7 oktober 1905 met hun twee kinderen Marion, geboren te Weeze op 19 januari 1930 en Rose-Marie, geboren te Weeze op 18 februari 1932, allen wonende Langstraat 73 te Elen, werd door de Gestapo aangehouden. Het dochtertje Marion werd opgepakt aan de tramhalte te Elen, terugkerende van de school te Maaseik.
Toen Jaak Schols uit Elen Marion in de school te Maaseik kwam verwittigen dat zij niet met de tram moest terugkeren, antwoordde zij: “Waar mijn ouders zijn, wil ik ook zijn” met al de gevolgen vandien.
Heel wat nieuwsgierigen waren getuige van deze aanhouding. De Duitsers schoten in de lucht om het publiek te verdrijven. Het ganse gezin werd eerst opgesloten in de Dossinkazerne te Mechelen en enkele dagen nadien op 10 oktober 1942 met konvooi XIII onder de nrs. 213, 214, 215 en 216 op transport geplaatst naar het vernietigingskamp Auschwitz. Niemand keerde terug.
De jodin Selma Sara Löwenberg, vestigde zich op 26 juli 1939 te Elen. Zij was geboren op 2 mei 1900 te Ochtrup in Duitsland, dicht bij de Nederlandse grens ter hoogte van Enschede. Zij was de dochter van Abraham Löwenberg en Rika Stern. Zij werd aangehouden en na een kort verblijf in de Dossinkazerne met konvooi I op 4 augustus 1942 onder nummer 205 overgebracht naar Auschwitz vanwaar ze niet meer terugkeerde.
In Elen en omstreken was de familie Wijnhausen, afkomstig uit het Nederlandse Gulpen, zeer goed gekend.
Vader Emmanuel, Nederlander, was gehuwd met Hanna Hartog die geboren was te Sankt-Jobs in de omgeving van Aken. Beiden waren joden. Zij hadden twee zonen. Arthur Abraham was geboren te Gulpen op 28 april 1915 en Paul was geboren te Raeren op 14 juni 1921. In 1938 kwam zich Arthur als veekoopman in Elen vestigen. Zijn moeder en broer Paul vestigden zich in 1939 eveneens in Elen.
Toen de Duitsers de jacht op de joden in België inzetten, probeerde de familie Wijnhausen te ontsnappen. Arthur en zijn moeder vertrokken naar Brussel waar ze illegaal konden verblijven. Op een gegeven ogenblik werd Arthur die om den brode verplicht was zwarthandel te drijven, door de Belgische rijkswacht aangehouden.
Tot op einde van de oorlog verbleef hij in de gevangenis. Zijn moeder kon via de slachtersfamilie Schols uit Elen een onderkomen vinden bij de pastoor van Pepinster. De zoon Paul dook onder bij verschillende families. Eerst bij Frans Coenen, nadien bij burgemeester Leo Kees, bij secretaris Hermans, bij de douanier Jean Welkenhuizen, allen uit Stokkem en tenslotte bij de familie Op ’t Eindt uit Meeswijk. Hij was actief in het verzet en trok in september 1944 met het Geheim Leger naar de bossen van Rotem. Gelukkig kon de familie Wijnhausen uit de greep blijven van de Duitsers.
Vermelden we nog dat voor de Tweede Wereldoorlog de familie Arthur Heimbach-Löwenberg, eveneens te Elen woonachtig was. Door tijdig te emigreren naar een voor ons onbekend land, konden ze wellicht de dans ontspringen.
Een aantal joodse jongeren verbleef bij boerenfamilies te Elen. Zo was Walther Simoni, geboren te Wenen op 9 mei 1919 als zoon van Sigmund Simoni en Irma Klein, hoeveknecht bij de familie Deckers-Schroé. Reeds eerder verbleef hij in het centrum voor vluchtelingen in Merksplas van 21 november 1938 tot 10 februari 1940. Hij werd op 28 juli 1942 aangehouden door de Duitsers en na een kort verblijf in de Dossinkazerne te Mechelen werd hij met met konvooi I onder nr. 221 op 4 augustus 1942 naar het concentratiekamp van Auschwitz getransporteerd waar hij stamnummer 56.786 kreeg. Vanuit dit kamp werd hij tewerkgesteld in het arbeidskamp Golleschau afhangend van Auschwitz. Bij het naderen van de Russen werd het kamp van Auschwitz ontruimd.
In april 1944 was hij in het concentratiekamp van Sachsenhausen, waar hij in mei 1945 bevrijd werd. Volgens de gemeentelijke archieven was hij op 25 mei 1945 terug in Elen. Hoelang hij hier vertoefd heeft, hebben we niet kunnen vinden. Zijn laatst gekend adres is Rua Ingles de Souza 410 Sao Paulo in Brazilië.
Er zijn nog andere joodse hoeveknechten in Elen geweest, ondermeer bij Antoine Colson, bij boer Pierre Roebbroeck waar de jongens Jacob en Siegfried verbleven en tenslotte op de boerderij bij Jef Franssen in de Kerkstraat. Al deze jongeren kwamen uit Merksplas. De Weldadigheidskolonie van Merksplas werd in oktober 1938 geopend als eerste vluchtelingengemeenschap voor joden en stond onder toezicht van de Staatsveiligheid. De vluchtelingen werden omgeschoold tot landbouwers en schrijnwerkers. Alzo kwamen de joodse jongens terecht in landbouwersgezinnen om hulp te bieden op de boerderijen. Wat met deze landbouwknechtjes uit Elen verder gebeurd is, hebben we niet kunnen achterhalen.
Het Duitse vangnet was toch niet altijd even sluitend: zo ontsnapte de familie Karel Kauffman-Offerman aan de deportatie. Hij was geboren te Vluyn in Duitsland op 17 december 1900. Zijn vrouw Josephine Offerman was geboren te Krefeld in Duitsland op 29 april 1911.
Om twee redenen zouden zij niet aangehouden zijn: Josephine Offerman was katholiek en bijgevolg van het Arische ras. Bovendien was de familie Kauffman bevriend met een Duitse Feldgendarm die gekazerneerd was in het naburige Maaseik. Deze was eveneens in Krefeld geboren en katholiek. Wellicht heeft hij de familie Kauffman in bescherming genomen.
De familie Kossmann uit Hasselt
Bij mijn opzoekingswerk naar deze Hasseltse joodse familie werd ik goed geholpen door Annie Van Gelooven uit Hasselt.
Weinig joodse families uit Limburg werden zo zwaar getroffen als de familie Kossmann uit Hasselt. Hierna volgen de gevonden gegevens:
Hyman Sofie, geboren te Keulen op 20 december 1861, weduwe van Kossmann Mathan, geboren te Lutringen op 8 november 1858, werd met konvooi XIII onder nummer 227 op 10 oktober 1942 getransporteerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Kossman Arthur, geboren te Hasselt op 11 oktober 1893, gehuwd met Erna Haas, geboren te Ingelheim am Rhein (Duitsland) op 10 juli 1900, woonde in de Maastrichterstraat te Hasselt. Hij was oudstrijder 1914-1918.
Over hem vonden we in de archieven van de Dienst voor Oorlogsslachtoffers te Brussel volgende gegevens.
Sinds 3 oktober 1942 verbleef hij in de gevangenis te Hasselt. Zijn zaak had nummer Stl. 277/42 bij de Feldkommandantur 681 te Hasselt. Hij werd er veroordeeld op 15 december 1942; er waren geen medebeschuldigden. De doodstraf werd uitgesproken wegens wapen- en munitiebezit. Voor het niet aangeven van buitenlandse waardepapieren kreeg hij 20 maanden tuchthuis.
Op 29 december werd de straf bevestigd; in de ochtend van 31 december 1942 werd hij uit de gevangenis van Hasselt opgehaald en terechtgesteld.
Het is niet duidelijk waar hij naartoe gebracht werd. Normaler wijze gebeurde de terechtstelling van ter dood veroordeelden op de Nationale Schietbaan (Tir National) in Schaarbeek maar daarvoor is noch bevestiging noch ontkenning te vinden in de bewaarde documenten. In ieder geval werd zijn lichaam niet geïdentificeerd.
Zijn naam komt niet voor op het monument in Brussel dat nochtans al de namen vermeldt van de weerstanders die op de Nationale Schietbaan terecht gesteld zijn.
Jos Ghysen, de veel beluisterde radioverteller, stuurde mij via een brief volgende gegevens: De concierge van de Tir was de enige getuige; hij heeft me dat na de oorlog verteld. Men bracht Thuur in een klein Duits autootje naar de Tir op de Luikersteenweg - Oude Luikerbaan. Hij droeg een jas met vilthoed en werd zonder veel plichtplegingen doodgeschoten. Waarom hij niet naar Duitsland gedeporteerd werd, wist die man ook niet. Na zijn dood kwam er in het huis Kossmann een Wervingsbureau voor de Waffen S.S. Dit werd open gehouden door Bert Matthijs, een Hasselaar die men aan het Oostfront een been had afgeschoten. Lang na de oorlog heb ik met hem nog eens een gesprek daarover gehad.
Het zou kunnen dat Arthur Kossmann begraven werd op het “Geheim kerkhof” van Hechtel waar meer dan 200 weerstanders hun graf vonden. Zekerheid hebben we niet.
Zijn vrouw Erna Haas werd met konvooi XXI onder nummer 131 op 31 juli 1943 weggevoerd naar Auschwitz waar ze de gaskamer niet overleefde. Erna Haas was eerst aangewezen voor het konvooi XIX onder nummer 74 maar later aangeduid voor konvooi XXI.
Kossmann Alice, geboren te Hasselt op 7 maart 1897, weduwe van Charles Kossmann (neef en nicht) werd met konvooi XVI op 31 oktober 1943 onder nummer 54 getransporteerd naar Ausschwitz waar ze ook stierf.
Kossmann Eugeen, geboren te Hasselt op 15 juni 1901, was gehuwd met Karola Gottschalk, geboren te Hunshoven op 2 februari 1903, woonde op de Thonissenlaan te Hasselt. Beiden werden door de Duitsers aangehouden en met konvooi XXIV respectievelijk onder de nummers 602 en 603 op 4 april 1944 op transport geplaatst naar Auschwitz waar ze omkwamen.
Hun dochter Lea Andree Liliane, geboren te Hasselt op 17 maart 1932, werd eveneens aangehouden. Zij verbleef eerst vier maanden in het tehuis voor joodse kinderen, jonger dan 16 jaar, te Linkebeek en nadien, eveneens vier maanden, in een tehuis te Aische-en-Refail. (Waals Brabant). Zij overleefde de oorlog en woont thans in Brussel.
Tenslotte was er nog Kossmann Armand, geboren te Hasselt op 10 april 1896 die eveneens deel uitmaakte van konvooi XXIV onder nummer 604 en Hasselt nooit meer terugzag.
Hoewel we verwantschap niet kennen met de voornoemde familieleden, vonden we in het Joods Museum te Mechelen nog:
-
Kossmann Hilda, geboren te Antwerpen op 13 augustus 1900, gehuwd met Klasz (?) werd met konvooi XVI onder nummer 53 op 31 oktober 1942 weggevoerd naar Ausschwitz en kwam niet terug.
-
Kossmann Arthur, geboren te Antwerpen op 17 december 1890, werd met konvooi XXII B onder nummer 394 op 20 september 1943 getransporteerd naar Auschwitz en kwam niet terug.
De nakomelingen van de naar Duitsland uitgeweken Maaslanders en de jodenster
We beschikken over een aantal historische gegevens omtrent de Maaslandse families die in de 19de eeuw naar Duitsland vertrokken om er te werken aan de brikkenovens en niet meer naar België terugkeerden. Over deze aangelegenheid schreven we in 2001 het boek ”Maaslanders naar Duitsland en Amerika”.
Er is alleszins tijdens de naziperiode in Duitsland onderzocht of de immigranten in Duitsland wel van het Arische ras waren. Indien dit niet het geval zou zijn, moesten zij de jodenster dragen. Toevallig hebben we in de voormalige gemeente Elen (thans stad Dilsen-Stokkem) een aantal concrete gevallen gevonden waarbij uitgeweken Maaslanders hetzij aan de pastoor hetzij aan de burgemeester van Elen een uittreksel vroegen ofwel uit de doopregisters of uit de registers van de burgerlijke stand.
Deze concrete gevallen geven we hierna weer:
Krefeld, den 5 mei 1942
Am dem Bürgemeister
In Eelen b. Maaseyk
Belgien
Zur Nachweisung der arischen Abstammung, benötige ich fur meinen sohn die Geburtsurkunde seines Grossvaters Jan Godfried Gonnissen, geboren am 6 februari 1843 zu Elen.
Die entstehenden Schreibgebüren, Stempelkosten, Porto usw. bitte ich per Nachname zu erheben order mir sonstige Zahlanweisung zu erteilen. Da die Angelegenheid eilt (vraagt spoed), bitte ich im umgehende Erledigung.
Hochachtngsvoll
Heinrich Höffke
Krefeld a. Rhein
Dusseldorf, 15.3.1943 An des Standesamt Eelen – Flandern
Habe am 24.2.1943 an des Standesamt Anna Tilmans, 5.10.1840, und Gertrude von der Hoven angefordert. Da es sehr dringend ist, (Wehrmachtsangelegenheit) bitte ich höflichtst mir die Urkunden schnell zu zusenden.
Heil Hitler H. Jesche Steinstraat 26 Düsseldorf
We gaan er van uit dat Johanna Hartog, echtgenote van Hubert Leo Palm, in 1942 in Elen woonde, gezien de burgemeester van Elen op 26 juni 1942 volgend schrijven richtte aan de burgemeester van Raeren:
Mijnheer de burgemeester,
De genaamde Johanna Hartog, echtgenote van Leo Hubert Palm, wonende in deze gemeente dient voor te leggen de geboorteakte van haar schoonmoeder en de huwelijksakte van haar schoonouders teneinde de vrijstelling te bekomen van de jodenster te dragen.
De schoonmoeder Caroline Pitz is geboren te Raeren de 11 maart 1860 en gehuwd te Raeren met Frans Palm op 13 mei 1885.
De gebeurlijke onkosten zullen na bericht, zoo noodig, op voorhand betaald worden.
Namens belanghebbende bij voorbaat dank Baron Powis de Tenbossche Joseph Burgemeester van Elen
Vanwege de familie Cretskens uit Duitsland kwamen er in Elen twee verzoeken binnen voor het bekomen van een geboorteakte: enerzijds was er het verzoek van Emil Cretskens, Kardinalstrs. 6 te Neidenburg dat gericht was aan de pastoor van Elen en anderzijds het verzoek van Heinrich Cretskens uit Kublitz, in het Nederlands opgesteld, gericht aan de burgemeester van Elen.
Neidenburg, den 9.8.1942
An das Kath. Pharramt
in Eelen bij Maastricht
BelgienHierdurch bitte ich Sie höflichst um ausstellung einer Geburtsurkunde von meinen Grossvater Michael Henricus Hubertus Cretskens, geboren am 5.8.1837 in Eelen.
Ein Muster (voorbeeld) wie die Urkunde sein muss, füge ich bei.
Hochachtungsvoll
Emil Cretskens
Kardinalstrasse 6
Neidenburg
Geburtsurkunde
Familiename: Cretskens
Vornamen: Michael Henricus HubertusGeboren: am 5.8.1837 in Eelen als Sohn des Johannes Cretskens und der
Johanna Cretskens, geboren VleckenBekenntnis: katholisch
Pharamt: Elen
Het tweede verzoek was van Heinrich Cretskens: (er is geen datum vermeld).
Den heer Burgemeester
van Eelen Limburg- BelgiëMet beleefd verzoek aan U om mij te willen doen toekomen een geboortebewijs van Michael Cretskens, geboren aldaar in het jaar 1837 of 1838. Deze genaamde was de zoon van Jan Cretskens en was mijn vader. Ik gebruik het gevraagde dringend voor mijn afstammingsbewijs.
Jegens voldoening uwer kosten kunt U mij dat gevraagde zenden tegen remboursement.
In vooruit mijn besten dank.
Heil Hitler
Adres: Heinrich Cretskens
Kublitz - Kreis Stolp
Pommeren – Duitsland
Ook werd een geboorteakte gevraagd van Maria Wolfs:
Dleg- Hurkingen ? 20.2.1942
Standesamt EelenSenden Sie mir bitte die Geburtsurkunde von Maria Woutenar, geborene Wolles (Wolfs Anna Maria) geboren in Eelen am 16.8.1864.
Bitte mich Religionsangabe (vermelding van godsdienst)
Zweck (doel) arische Abstammung
Hochachtungsvoll
Johan Wautenar
Landstrasse 9
Dleg – Hurkingen
Deutschland
23.5.1943
Zür Vervollständig des Ahnenpasses (voor het vervolledigen van de afstamming) benötige ich die Geburtsurkunde meiner Grossmütter Frau Johann Mathias Jansen, geboren Anna Margaretha Jacobsen geboren am 27 oktober 1838 zu Eelen in Belgien.
Bitte schicken Sie mir dieselbe doch zu:
Fraü Anne Specht
Düsseldorf
Schanzenstr. 41Könten Sie mir mitteiln ob bei der Eintragung der Urkunde nähere Angaben der Eltern vorhanden sind ? Es sind Johan Jacobsen und Maria Anna 0p ‘tegend(Op ’t Einde).
De jodin Rosa Meyer in Tongeren
De gegevens die hierna volgen, vonden we in de registers van de bevolking van de stad Tongeren.
De jodin Rosa Meyer werd geboren te Sinzig aan de Rijn op 15 maart 1887. Op 10 juli 1910 was zij te Sinzig in het huwelijk getreden met Louis Meyer, geboren te Niederbreitbach op 11 november 1882, paardenkoopman van beroep.
0p 28 december 1938 verliet de familie Meyer Duitsland om zich te vestigen te Rocourt. Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en meer bepaald op 16 maart 1940 woonde het gezin in Tongeren, Maastrichterstraat 138. Bij de Duitse inval op 10 mei 1940 vertrok Louis Meyer naar een onbekende bestemming. Op 28 december 1940 liet Rosa Meyer zich als jodin schrijven in het vreemdelingenregister van de stad Tongeren.
Gevolggevend aan de bevelen van de Duitse bezetter liet zij op 1 augustus 1941 haar eenzelvigheidsbewijs afstempelen met het woord “jood”.
Op 17 juni 1942 ontving zij de drie jodensterren en betaalde hiervoor een bedrag van 1260 fr onder de vorm van takszegels.
Rosa Meyer verliet op 28 juli 1942 de stad Tongeren. Werd zij opgeroepen om zich aan te bieden in de Dossinkazerne te Mechelen? Is zij ergens ondergedoken?
Alleszins komt Rosa Meyer niet voor in het “Memoriaal van de Deportatie der joden in België” dat zich bevindt in het Joods Museum van Deportatie en Verzet, Dossinkazerne te Mechelen.
Op 20 oktober 1945 is het gezin Meyer terug in Tongeren en vestigde zich in de Kogelstraat 2. Zeven jaar later en wel op 14 augustus 1962, week de familie uit naar Engeland met als vestigingsplaats Park View Road, Londen, N.W.
De onmenselijke exodus naar de kampen vanaf 5 augustus 1942
De Duitsers hadden omwille van de ligging tussen Brussel en Antwerpen de kazerne generaal baron Dossin uitgekozen als transitkamp. Eind juni 1942 kwamen de eerste joden in deze kazerne toe. Volgens de Belgische Commissie werden in totaal vanuit deze kazerne 25.437 joden naar de uitroeiingskampen gedeporteerd. Slechts 1261 overleefden de oorlog.
Data van het vertrek van de konvooien vanuit de Dossinkazerne te Mechelen. (Bron: Memoriaal van de Deportatie der Joden uit België – voorgesteld door Serge Klarsfeld en Maxime Steinberg) De cijfers van vertrek te Mechelen en aankomst te Auschwitz lijken ons niet altijd duidelijk.
Vertrek | bezetting | |
---|---|---|
Konvooi I | 4 augustus 1942 | 998 |
Konvooi II | 11 augustus 1942 | 999 |
Konvooi III | 15 augustus 1942 | 1000 |
Konvooi IV | 25 augustus 1942 | 999 |
Konvooi V | 25 augustus 1942 | 995 |
Konvooi VI | 29 augustus 1942 | 1000 |
Konvooi VII | 1 september 1942 | 1000 |
Konvooi VIII | 8 september 1942 | 1000 |
Konvooi IX | 12 september 1942 | 1000 |
Konvooi X | 15 september 1942 | 1048 |
Konvooi XI | 26 september 1942 | 1742 |
Konvooi XII | 10 oktober 1942 | 999 |
Konvooi XIII | 10 oktober 1942 | 679 |
Konvooi XIV | 24 oktober 1942 | 996 |
Konvooi XV | 24 oktober 1942 | 476 |
Konvooi XVI | 31 oktober 1942 | 822 |
Konvooi XVII | 31 oktober 1942 | 874 |
Konvooi XVIII | 15 januari 1943 | 945 |
Konvooi XIX | 15 januari 1943 | 610 |
Konvooi XX | 19 april 1943 | 1631 |
Konvooi XXI | 31 juli 1943 | 1553 |
Konvooi XXII a + b | 20 september 1943 | 1425 |
Konvooi XXIII A | 15 januari 1944 | 662 |
Z | 15 januari 1944 | 351 |
Konvooi XXIV | 4 april 1944 | 625 |
Konvooi XXV | 19 mei 1944 | 507 |
Konvooi XXVI | 31 juli 1944 | 563 |
Uiteraard hebben heel wat joden tijdens de driedaagse treinreis van Mechelen naar Auschwitz geprobeerd te ontsnappen. De Commissie voor Oorlogsmisdaden, ministerie van Justitie, publiceerde in 1948 haar verslag met volgende gegevens over de ontsnappingspogingen: Twee documenten van de Belgische Veiligheid nl. de nummers 38259 en 36289, opgetekend tijdens de gebeurtenissen, verhalen de omstandigheden waarin de gedeporteerden van het konvooi van 20 april 1943 poogden te ontsnappen:
“Een trein met joden verliet Mechelen op 20 april 1943 met bestemming naar Duitsland. Een ganse groep joden, vrouwen, mannen en kinderen, opgesloten in beestenwagens, waarvan de kijkvenstertjes en de roldeuren slechts op een kier werden opengelaten. Enkel in de laatste wagon, had een groep, met mitrailletten gewapende soldaten plaats genomen. Niet vermoedend welk valstrik hun gespannen werd, wilden de ongelukkigen hun kans wagen om te ontsnappen; doch zij werden dadelijk door hun beulen met machinegeweren onder vuur genomen. Sommigen waren op slag dood, anderen werden onder treinwielen verpletterd. Slechts weinigen konden ontsnappen. Op 22 april 1943, werden twee honderd twintig lijken teruggevonden tussen Tienen en Visé. (Bron De Belgische Commissie 1948 pag. 38)
In zijn boek “Dossier Brussel-Auschwitz” vermeldt Maxime Steinberg op pag. 130 dat er in het konvooi XX (19 april 1943) 231 ontsnapten waren maar hij maakt geen melding van het aantal doden. Op dezelfde pagina schrijft hij dat er bij de ontsnapten een zwaar gewonde was die op 21 april 1943 stierf in het ziekenhuis te Tongeren. In de burgerlijke stand van de stad Tongeren vonden we de overlijdensakte van Michel Lachin, geboren te Sint-Petersburg (Rusland) op 1 september 1880, woonachtig te Brussel, Rue La Grand’Ile 68 bij de weduwe Scaillet, zonder andere inlichtingen. In het Memoriaal van de gedeporteerde joden in Belgie komt zijn naam voor met nummer 1217 van konvooi XX.
Een hartverscheurend verhaal
Een van de meest spectaculaire ontsnappingen had in Limburg plaats. Ons verhaal steunt op het boek “L’Enfant du 20e convoi” verschenen in 2002 (verbeterde uitgave 2005), geschreven door Simon Gronowski en op een artikel van Gretel Van den Broek “De verloren zoon” verschenen in de krant De Standaard van 3 april 2006.
We hadden op 25 oktober 2006 een langdurig telefonisch gesprek met Simon Gronowski die ons zijn persoonlijk wedervaren vertelde.
Als 12 jarige joodse jongen (geboren 12.10.1931. werd hij op 17 maart 1943 samen met zijn moeder en zus aangehouden en overgebracht naar de Dossinkazerne te Mechelen. Vanuit deze kazerne vertrok op 19 april 1943 de trein, het het 20ste konvooi, met Simon onder nummer 1234 en zijn moeder Chana Kaplan onder nummer 1233 richting Leuven, Tienen, Sint.-Truiden, Borgloon, Tongeren, Visé naar Duitsland. Tussen Mechelen en Leuven, meer bepaald te Boortmeerbeek-Wespelaar was er vanwege drie weerstanders Georges Livschitz, Robert Maistreau en Jean Franklemont een aanslag op de trein. Zij slaagden erin de deuren van drie wagons te openen. Vele gevangenen stormden naar buiten maar de mitrailletten van de Duitsers waren ongenadig.
Na een oponthoud te Tienen reed de trein verder maar hij vertraagde tussen Sint-Truiden en Borgloon.
Moeder Gana had gemerkt dat de deuren van hun wagon met een scherp voorwerp via de binnenkant geopend waren door een aantal medegevangenen. Vliegensvlug sprong haar zoon Simon uit de trein. Zij bleef verder rijden.
Tijdens de nachtelijke uren doolde Simon rond, om ’s morgens terecht te komen bij mevrouw Jean Reynders-Mari Maes in de Langstraat 14te Berlingen bij Hoepertingen. Zij bracht hem naar Jules Van Hoenshoven, veldwachter van Berlingen. Deze wist waarschijnlijk niet goed wat hij met Simon moest doen en trok met hem naar de brigade van de rijkswacht te Borgloon waar Jean Aerts, rijkswachter te Borgloon, hem in zijn woning opving. De familie Aerts zorgde goed voor hem. Men gaf hem te eten, kon zich wassen en verzorgen.en trok het kostum aan van een der zonen van de familie Aerts die ongeveer van dezelfde leeftijd was.Hij had maar een wens: zo vlug mogelijk terug te keren naar zijn vader en met de trein was dit mogelijk want zijn moeder had hem 100 fr toevertrouwd.
De zoon van mevrouw Reynders, Pieter, 22 jaar, nam de kleine Simon op zijn fiets en bracht hem naar het station van Ordingen waar hij ook het treinticket voor Simon bestelde. Het treinstation van Sint-Truiden werd vermeden omdat men vreesde dat er controle zou kunnen zijn van de Duitsers.
Bij zijn aankomst in Schaarbeek nam Simon de tram 5 tot bij de familie Rouffart die er voor zorgde dat Simon nog dezelfde dag terug was bij zijn vader. Deze verbleef ondergedoken bij de familie Delsart in de Sneessensstraat nr. 6 te Etterbeek.
Tot in september 1944 leefde Simon ondergedoken. Zijn vader stierf in 1945. Geruime tijd bleef hij bij vrienden van zijn ouders. Bijna uitzichtloos begon hij aan zijn studies en dank zij zijn moedige inzet behaalde hij aan de Vrije Universiteit van Brussel het diploma van licentiaat rechten. Thans oefent hij nog steeds het beroep van advokaat uit.
Zijn moeder en zijn zus overleefden het uitroeiingskamp niet.
Wie was rijkswachter Jean Aerts ?
Jean Louis Aerts was geboren te Winksele (provincie Brabant) op 8 juni 1905, trad op 20 april 1927 toe tot de rijkswacht. Voor de periode 23 oktober 1943 tot 14 oktober 1944 is hij erkend als gewapend weerstander.
Op 1 oktober 1949 nam hij zijn pensioen. Hij overleed op 13 mei 1987.
Rechtvaardige tussen de Naties
De hiernavolgende Limburgers werden erkend als “rechtvaardige tussen de Naties” voor de hulp die zij gedurende de Tweede Wereldoorlog aan de joden verleend hadden. Hun namen staan gebeiteld in de “Eremuur van de rechtvaardige” van het Yad Vashem Instituut in Jerusalem.
Antoon Baeten en zijn vrouw Maria Jaspers, Zonhoven, Jan Vaelen en zijn vrouw Stefanie Convents, Zonhoven en E. H. Theo Lux, kapelaan te Zonhoven.
Sedert januari 1941 verbleven de joden Rubin (Rudolf) Inowlocki en zijn vrouw Elza Hirschmann als uitgewezen joden komende van Antwerpen in Zonhoven. Toen zij verplicht waren naar Brussel te vertrekken, werden de kinderen Maurice, geboren in 1938 en Erna, geboren op 23 februari 1942 door de tussenkomst van kapelaan Theo Lux, respectievelijk toevertrouwd aan de familie Jan Vaelen en zijn vrouw Stefanie Convents uit Zonhoven en aan de familie Antoon Baeten en zijn vrouw Maria Jaspers, eveneens uit Zonhoven.
Het ganse gezin Inowlocki overleefde de oorlog.
Datum van erkenning: 20 maart 1980.
Joseph Celis, Bona en Lucie Celis, Louis Celis, Marie Louise Tabruyn, allen uit Sint-Truiden, Alfons Maris en zijn vrouw Clementine Lenaerts uit Zonhoven.
Moszek Rotenberg, geboren op 30 oktober 1896 en zijn vrouw Tena Frenkel, geboren op 3 februari 1900 werden aangehouden en op 31 oktober 1942 met konvooi XVII onder de nummers 630 en 629 getransporteerd naar Auschwitz vanwaar ze niet meer terugkwamen.
Hubert Jozef Celis, pastoor te Halmael, zorgde ervoor dat de twee jongens Rotenberg Wolfgang 13 jaar en Sigmund 9 jaar in bescherming genomen werden door zijn broer Louis Celis en zijn huishoudster Marie Louise Tabruyn. De twee dochters Rotenberg Regina 17 jaar en Sonia 2 jaar, werden toevertrouwd aan de 80 jarige vader Josef Celis en zijn twee dochters Bona en Lucie. Vanaf oktober 1942 tot op het einde van de oorlog verbleef de kleine Sonia bij Alfons Maris en zijn vrouw Clementine Lenaerts in Zonhoven. Op 3 mei 1944 werd Regina Rotenberg door de Duitsers aangehouden en met konvooi XXV 386 onder nummer 386 op 19 mei 1944 getransporteerd naar Auschwitz. Zij overleefde het concentratiekamp.
De vier kinderen Rotenberg haalden het einde van de oorlog.
Datum van erkenning: 25 oktober 1980.
René de Liedekerke, Heniette de Liedekerke-d’Oultremont, Isabelle d’Oultremont en Clementine d’Oultremont – kasteel Duras-Sint-Truiden.
In 1942 begonnen de families de Liedekerke en d’Oultremont in hun kasteel te Duras met een kolonie voor verzwakte kinderen. Op regelmatige tijdstippen verbleven er ook joodse kinderen waaronder Marie Zchwartzenberg, Michel Rybowski, Karl Sternlicht en Isaac Jerozolimski (tegenwoordig Yitzhak Yerushalmi). Op 11 december 1942 kwamen de broers Raymond en Henri Gortbitz toe in de kolonie. Op het einde van de oorlog daagde niemand van de familie Gorbitz op om de kinderen terug te halen. Hun ouders waren in Auschwitz omgekomen. In het kasteel van de familie de Liedekerke-d’Oultremont zijn ze verder blijven wonen totdat ze hun hogere studies beeindigd hadden.
Datum van erkenning: 30 december 1998.
Dewachter Cyriel en zijn vrouw Zulima Pollet – Houthalen
Mirla Neumann en haar zoon Erich belandde met de trein van 18 januari 1941 in Houthalen. In december 1942 kregen ze de bovenverdieping van het huis ter beschikking gesteld dat bewoond was door de mijnwerker Cyriel Dewachter, zijn vrouw Zulima Pollet en hun 10 jarige dochter Cyrilla. De bovenverdieping was eerder klein en bestond uit een slaapkamer en een zitplaats die tevens dienst deed als keuken. Na enige tijd is de jood Abraham Judas nog bij hen komen inwonen tot op het einde van de oorlog.
Datum van de erkenning: 30 december 1998.
Pierre Dincq en zijn vrouw Marie Josèphe Elens
In februari 1943 was Frydla Birnbaum in een Brusselse materniteit bevallen van haar dochter Marguerite-Rose. Nog in het zelfde jaar stond haar man Lazar Birnbaum op het punt aangehouden te worden door de Duitsers. Een verpleegster uit de kraamkliniek waar Frydla verbleven had, zorgde er voor dat haar man Lazar Birnbaum zich kon verbergen bij de priester Armand Elens en de baby Marguerite Rose bij de zus van de priester Marie Josèphe Elens, gehuwd met Pierre Dinck wonende te Arendonk. De familie Dinck zelf had drie kinderen 10, 8 en 6 jaar. De enige personen die wisten dat het over een joodse baby ging waren de tuinman en de priester Elens die haar gedoopt had onder de familienaam Perenboom.
Pierre Dinck was lid van een weerstandgroepering in Arendonk. In de lente van 1944 werd hij door de Duitsers aangehouden en gedeporteerd naar het concentratiekamp van Dachau waar hij gestorven is.
Het archief van het bisdom Luik verschafte ons volgende gegevens over priester Armand Elens die geboren was te Stokkem op 17 juni 1883 en priester gewijd te Luik op 5 juni 1909. Eerst was hij leraar aan het college te Dolhaim en nadien kapelaan of pastoor van de parochie Limbourg bij Verviers. In 1955 ging hij als pastoor te Gruitrode-Solt op rust. Hij overleed te Suttard op 26 september 1956.
Datum van erkenning: 13 juni 1995.
Henricus Goyens, zijn vrouw Hendrika Paredis en hun zoon Jean Paul – Lanaken.
In de zomer van 1942 werden Israel Snaja Lajzerowicz, zijn vrouw Chaja Goldstein en hun twee dochters Malka en Cecilia met konvooi XIII onder de nummers 413, 414, 415 en 416 op 10 oktober 1942 naar Auschwitz gedeporteerd waar ze alle vier gestorven zijn.
De jongste dochter Rachel, vier jaar oud, was bij de arrestatie van de ouders tijdelijk toevertrouwd aan een niet-joodse bevriende familie. In april 1943 kwam de kleine Rachel via Jean Paul Goyens terecht bij zijn ouders Henricus Goyens en zijn vrouw Hendrika Paredis in Lanaken die zelf vijf kinderen hadden (vier dochters en een zoon). Rachel kreeg als valse naam Irene Lefèvre. Na de oorlog werd Rachel geadopteerd door haar pleegouders Goyens. Thans woont ze in Tel Aviv.
Datum van erkenning: 5 mei 1992
Jozef Knaepen, zijn vrouw Elisabeth Achten en Lies Knaepen – Alken
Met de trein van januari 1941 komende van Antwerpen, kwamen de uitgewezen joden Salomon Birenzweig, zijn vrouw Esther en hun zoon Idel in Alken toe waar ze onderdak kregen bij Lies Knaepen. Enkele maanden later kregen zij bevel terug te keren naar Antwerpen waar hun dochter Toni nog verbleef, gehuwd met Herman Schwarz en de kinderen Edith 5 jaar en Emile 2 jaar.
Er werd aan de familie Knaepen gevraagd of dit jong gezin onderdak kon krijgen in Alken.
Toni en haar man Herman werden in bescherming genomen door Liz Knaepen. De twee kleine kinderen Edith en Emile kregen een warm nest bij de broer van Liz met name Jozef Knaepen en zijn vrouw Elisabeth Achten. Dit gezin telde reeds negen kinderen. De twee joodse kinderen werden in hun trouwboek bijgeschreven als zijnde geadopteerd in vervanging van hun twee kinderen die reeds eerder overleden waren.
Datum van erkenning: 3 januari 1996
Pierre Schmitz en zijn vrouw Marie Janssen – Ternaaien
De familie Skocilas woonde gedurende de oorlog in Luik. De vrees om aangehouden te worden door de Duitsers groeide elke dag.Zij zochten en kregen onderdak bij Pierre Schmitz en zijn vrouw Marie Janssen in Ternaaien, thans behorende tot de provincie Luik. De jood Cykiert, in Luik de gebuur van de familie Skocilas, kwam ook mee naar Ternaaien.
Pierre Schmitz zorgde voor de voedselvoorziening van een internaat te Stoumon waarvan zijn schoonbroer abbé Marcel Stenne de leiding had. De twee zonen Leon en David Skolcilas kregen bij hem onderdak. Enige tijd later zetten beiden onder een valse naam hun studies verder in het St.-Hadelincollege te Visé.
Op 20 juli 1944 werd Pierre Schmitz door de Duitsers aangehouden. Zijn vrouw Marie zette haar hulp aan de joden onverdroten verder tot aan de bevrijding in september 1944.
Datum van erkenning: 28 maart 1988.
Bron van dit hoofdstuk :
- The Encyclopedia of the Righteous Among the Nations
- Rescuers of Jews during the Holocaust
- Verantwoorelijke uitgevers : Israel Gutman en Sara Bender,
- Belgium – Volume Editor Dan Michman – Yad Vashem Jerusalem
Hoofdstuk VI
De zigeuners ontsapten niet aan Auschwitz
Zigeuners leven verspreid over de hele wereld. Er zijn in totaal ongeveer 11 à 12 miljoen “Mensen van de weg”. Ze behoren tot verschillende volken: Lovara, Kalderascha, Kale, Ursare, Lallere, Tschurara, Roma, Sinti en anderen.
In tegenstelling tot de joden die reeds vermeld werden in “Mein Kampf”, door Hitler geschreven in 1923, bestond er in 1933 toen de nazi’s aan de macht kwamen, niet zoiets als een “Plan om de Zigeuners uit te roeien of te vernietigen”. In 1938 verschenen de eerste tekenen die wezen op de Endlösing van de Zigeunerskwestie in de circulaire “Bestrijding van de Zigeunerplaag” van 8 december 1938, getekend door Reichsführer van de SS Heinrich Himmler.
Begin januari 1940 voltrok zich de eerste massale genocide actie toen 250 Romani kinderen vermoord werden in Buchenwald, waar ze werden uitgeprobeerd als proefkonijnen om de doeltreffendheid van het Zyklon-B gas te testen dat later gebruikt werd in de gaskamers van de vernietigingskampen.
Het laatste (1997) officiële cijfer van het U.S.Holocaust Reseach Institut van Wasinghton stelt het aantal zigeuners die omgekomen zijn tot 1945 voorlopig “tussen een half tot ééneneenhalf miljoen”.
Het aantal Romani-zigeuners in Europa wordt thans geschat op 5000.
(Bron: Monitor Racisme en exreeem rechts - Roma en Sinti - Peter Rodrigues - Maike Matelski - Anne Frank Stichting - Onderzoek en documentatie - universiteit Leiden. Departement Bestuurskunde)
We beginnen ons verhaal over de zigeuners in Maaseik. Toevallig vonden we aldaar in het stadsarchief de hierna volgende verklaring:
De burgemeester der stad Maaseik verklaart dat het blijkt uit de ingewonnen inlichtingen dat de familie Weiss-Meinhart, rondreizende muzikanten, bestaande uit de ouders Weiss Wilhelm (geboren 26.8.1899) en Meinhart Eva (geboren 17.11.1898) en vijf minderjarige kinderen door de Duitse Gestapo in de loop van het jaar 1943 te Maaseik werden aangehouden en naar Duitsland werden vervoerd.
Hun bezittingen bestaande uit twee woonwagens en een zestal muziekinstrumenten werden insgelijks door de bezetter in beslag genomen. De woonwagens werden door de Duitsers verkocht en de muziekinstrumenten in bewaring gegeven bij het gemeentebestuur.
Na de bevrijding werden de muziekinstrumenten door de zoon Weiss Willem terug afgehaald bij het gemeentebestuur.
Volgens verklaring van het overlevend familielid Willem Weiss zou de hogergenoemde familie Weiss-Meinhart omgekomen zijn in een Duits concentratiekamp.
Maaseik, de 2 maart 1961
De burgemeester
Het gezin Wilhelm Weiss-Eva Meinhardt bestond uit de volgende personen:
Vader: Willem Weiss, geboren te Oberkalbag op 26 augustus 1899
Moeder: Eva Meinhardt, geboren te Witzkirchen op 17 november 1898
Kinderen:
- Elisa, geboren te Roermond op 20 april 1930
- Peter, geboren te Eindhoven op 8 maart 1932
- Viktoria, geboren te Sittard op 14 december 1933
- Adam , geboren te ’s Hertogenbosch op 5 juli 1937
Over de zoon Wilhelm, geboren op 21 november 1922, hebben we onvoldoende gegevens. Wellicht is hij niet aangehouden want in de Dossinkazerne te Mechelen komt hij niet voor op de lijst van de gedeporteerden.
In de registers van het Joods Museum van Deportatie en Verzet in de Dossinkazerne te Mechelen, vonden we volgende gegevens over de aanhouding en deportatie van de zigeuners:
Het konvooi Z wordt naar Auschwitz gestuurd op 15 januari 1944, net zoals het drieëntwintigste joodse transport. Anders dan bij de vorige vertrekken van dubbele konvooien worden deze twee konvooien niet gefusioneerd voor hun aankomst ter bestemming. De zigeuners worden niet “behandeld” als joden bij de aankomst in Auschwitz.(geen vergassing) De 351 gedeporteerden van het konvooi Z met inbegrip van de kinderen, worden allen opgesloten in het concentratiekamp. Zelfs de kleine Vadoche, die maar 34 dagen oud is, de jongste gedeporteerde uit Mechelen, krijgt een inschrijvingsnummer. Opgesloten in het kamp van de zigeunerfamilie zullen de zigeuners de verschrikkelijke omstandigheden van het concentratiebestaan niet overleven. Bij de bevrijding der kampen zullen er slechts 13 overleven. Tenslotte zal het konvooi Z dat aan de selectie bij aankomst ontsnapte evenzeer vernietigd worden als de meeste joodse konvooien. Zelfs nog erger dan de konvooien uit 1944 waarvan het overlevingsgetal hoger ligt dan de 3.7 % van het zigeunerskonvooi.
Er is maar één konvooi van deportatie van zigeuners geweest. Veel literatuur hierover is niet terug te vinden.
Willem Weiss en Eva Meinhardt en de vier kinderen Elisa, Peter, Viktoria en Adam behoorden tot het konvooi **Z, **respectievelijk onder de nummers 88, 89, 90, 91, 92 en 93.
Niemand van hen kwam terug.
Vader Wilhelm Weiss heeft een lange lijdensweg moeten doorstaan.
Over zijn verblijf, na zijn aanhouding te Maaseik, hebben we geen gegevens. Op 15 januari 1944 werd hij naar Auschwitz getransporteerd en aldaar ingeschreven onder nr.9080. Op 3 augstus 1944 verbleef hij onder nr. 74825 in het concentratiekamp van Buchenwald, op 3 september 1944 in het werkkamp Dora en op 1 november 1944 in het concentratiekamp van Mittelbau waar hij op 19 maart 1945 nog ingeschreven stond. In de periode van 5 september 1944 tot 12 februari 1945 werd hij meermaals opgenomen in de ziekenbarak van het concentratiekamp van Mittelbau. Hij stond ingeschreven in de categorie “ASO” “Asocial” “zigeuner”. De reden van zijn aanhouding was “Arbeitsscheu R”. De plaats waar hij overleed is onbekend.
Moeder Eva Meinhardt heeft in vergelijking met haar echtgenoot geen lange lijdensweg afgelegd. Zij overleed reeds op 3 juli 1944. De plaats is niet bekend.
Een tweede zigeuner die we vonden als slachtoffer van de nazi’s was Henri Chocaneau, geboren te Tongeren op 17 augustus 1930 als zoon van Paul Chocaneau, paardenkoopman, geboren te Piëton (Henegouwen) op 23.5.1908, gedomicilieerd te Kortenaken, tijdelijk verblijvend te Tongeren in woonwagen, buiten Moerenpoort, ongehuwd en van Ide Simeon, ongehuwd, geboren te Breda (Nederland) op 21.05.1907 en eveneens verblijvend in voornoemde woonwagen.
Henri kwam als dertienjarige op 25 november 1943 toe in het transitkamp van Mechelen. De plaats en datum van aanhouding hebben we niet gevonden. Hij werd op 15 januari 1944 met konvooi Z onder nummer 84 naar Auschwitz getransporteerd en aldaar ingeschreven onder nr. 9120. Hij kwam niet meer terug .
Zigeuners te Hasselt
Bij ons opzoekingswerk over de joden en de zigeuners in Hasselt werden we goed geholpen door Annie Van Gelooven, Antoinette Stevens, Jos Ghijsen en Jef Mangelschots, allen uit Hasselt. Deze laatste beschreef in het heemkundig tijdschrift De Beek, de gebeurtenissen die zich op het einde van 1943 afspeelden met onder meer de inval van de Duitsers in de wijk De Beek in de Grote Capucienenstraat waar rond de zeven en twintig zigeuners samenwoonden. Zij werden allen aangehouden en weggevoerd.
Hierna volgt de Pro Justitia van Rosa Keck, van Duitse nationaliteit, geboren te Krebeck op 19 december 1910, ingeschreven in het vreemdelingenregister van Hasselt onder nummer 681, Grote Capucienenstraat 53. Deze verklaring legde zij af op 20 januari 1946 tegenover Roger Thomas, inspecteur van de Staatsveiligheid in opdracht van de krijgsraad te Hasselt:
“In 1938, ik herinner mij niet meer de juiste datum, moesten mijn broers Hugo en Walter Keck, als rijksduitsers hun militairen dienst vervullen in Trier. Ik verbeter, het moest alleen Hugo zijn die zijn dienst moest doen. Beide woonden met hun vrouw in Duitsland en mijne ouders en de anderen, mijn vader en moeder, woonden in Hasselt. Mijn vader had beiden geschreven naar Hasselt te komen daar hij ernstig ziek was. Zo kwamen beiden naar Hasselt en bleven aldaar wonen. Hugo gaf geen gevolg aan zijn militaire oproeping. Voor de Duitsers was hij een deserteur. Toen de Duitsers in mei 1940 België binnenvielen, vluchtte hij naar Frankrijk. Walter bleef in Hasselt doch in 1941 werd hij door de Feldgendarmen aangehouden en weggevoerd naar Duitsland waar hij tot vier jaar gevangenisstraf veroordeeld werd. In februari 1945 verbleef hij in de staatsgevangenis Brinslau bij Neustrelitz (Mecklenburg) waar ik hem vanuit het concentratiekamp van Ravensbrück schreef en hij mij ook antwoordde.
Toen Walther met zijn broer Hugo voor 1940 naar Hasselt kwam, kreeg hij regelmatig bezoek van een heer Bastin uit Hasselt die hem informaties bezorgde over de toestand in Duitsland. Van Hugo, die in 1940 naar Frankrijk uitweek, heb ik nooit meer iets gehoord.
Op 25 november 1943 werden al de overige leden van de familie Keck, in totaal 21 personen, door vier Feldgendarmen aangehouden en om 4 u ’s morgens naar de Feldgendarmerie in Hasselt gebracht. Een van deze Feldgendarmen moet Fritz Bauer geheten hebben. De anderen zijn mij met naam niet bekend. Kort nadien bracht men ons naar de gevangenis te Hasselt waar we een dag verbleven. Toen ging de reis verder naar de gevangenis van St.-Gillis Brussel en vervolgens naar de Dossinkazerne te Mechelen. Op 15 januari 1944 vertrok ons transport naar Auschwitz in beestenwagons met 55 personen per wagon. We droegen allen een grote rode karton op onze borst waarop in zwarte letters onze naam was vermeld. Onze ganse familie werd naar Auschwitz getransporteerd. De reis duurde drie dagen zodat we op 18 januari 1944 in Auschwitz toekwamen. Ik kreeg als gevangenennummer Z. 9786. Als eten onderweg kregen de kinderen pap en de anderen stukken peperkoek. Bij onze aankomst in het kamp moesten we mannen, vrouwen en kinderen in ’t bad. De haren werden afgeschoren en onze bezittingen in beslag genomen. Onze ganze familie werd in barak 19 ondergebracht.
Ik had een zoon van 13 jaar. Bij mijn aanhouding was ik hoog zwanger en op 29 januari 1944 werd een tweede zoon in het concentratiekamp geboren. Bij gebrek aan verzorging stierf mijn jongste kind op 25 maart 1944. De oudste zoon Rudolf Keck werd in april 1944 van mij gescheiden en naar barak 30 gebracht omwille van Durchfall (buikloop) terwijl mijn moeder (Wilhelmina Freiwald) in barak 26 terechtkwam. Geen van beiden heb ik nog teruggezien.
Het leven in Auschwitz was hard. Slechts eenmaal per dag kregen we eten dat bestond uit: een halve liter bietensoep en een portie koolrapen. Om 4 u ’s morgens moesten we opstaan voor het appèl dat tot 8 à 9 u; kon duren.
Einde augustus 1944 werd ik overgebracht naar het concentratiekamp van Ravensbrück waar alleen vrouwelijke gevangenen verbleven met vrouwelijke bewaaksters die de honden op de gevangenen afstuurden. Wie nog enigszins arbeidsbekwaam was, werd tewerkgesteld in de Siemensfabrieken, te voet 20 minuten van het concentratiekamp. In januari 1945 begon de evacuatie naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Einde april 1945 werd ik aldaar bevrijd door de Amerikanen. Op dat ogenblik was ik volledig uitgeput. Van 9 mei 1945 tot 23 juni 1945 verbleef ik in het ziekenhuis van Soltau.
Na lezing bevestig ik mijn verklaring en teken met een kruis gezien ik het schrijven niet machtig ben.
In zijn brief van 18 juni meldt V. Collen, politiecommissaris van Hasselt, aan het Ministerie van Wederopbouw dat Rosa Keck op 26 juli 1950 afgeschreven werd uit het vreemdelingenregister van Hasselt naar Sweisterstraat 23 te Duten waar ze haar intrek nam bij haar broer Walther Keck. Rosa Keck overleed te Duren op 17 november 1958 waar ze na een rooms-katholoieke dienst ook begraven werd.
Op 27 september 2005 hadden we een boeiend gesprek met Antoinette Ramakers-Stevens, thans wonende Boerenkrijgsingel te Hasselt.
Zij vertelde ons volgend verhaal: In 1943 woone ik met mijn ouders Arthur Stevens en Melanie Wauben in de Grote Capucienenstraat; wij waren de naaste geburen van een aantal zigeunerfamiliesdie zich in 1939 in de wijk De Beek te Hasselt hadden gevestigd.
Op 19 december 1943 werd het kind Miramy Melanie Keck geboren, dochter van Johan Keck, geboren te Frankfurt am Main en van Maria Omker, Nederlandse van nationaliteit. De geburen Melanie Waumen (mijn moeder), echtgenote Arthur Stevens, was meter en Fons Hendrickx peter.
In de doopregisters van de Sint-Quintinuskerk van Hasselt voor de maand november 1943, vonden we evenwel geen doopsel op naam van Mirany Melanie Keck. Misschien was er een andere vorm van peter- en meterschap bij de zigeuners op dat ogenblik in voege.
Op 23 november 1943 was er in de vroege morgen een razzia van de Duitsers. Die begonnen met alle honden neer te schieten die dan in onze tuin moesten begraven worden. Hierop volgde de aanhouding van alle zigeuners uit de wijk, jong en oud, 17 of 21 in totaal. Toen de Duitsers het pas geboren kindje Melanieke aanhielden, smeekte mijn moeder de Duitsers met aandrang het kindje niet mee te nemen. Zij zou er wel goed voor zorgen want zij was de meter. Haar verzoek werd door de harteloze Duitses afgewimpeld. Idereen werd opgepakt en weggevoerd. Het kindje Melanie was slechts vier dagen oud.
In het “Memoriaal van de Deportatie der Joden uit België”, samengesteld door Serge Klarsfeld en Maxime Steinberg komen de ouders van Melanieke met name Johan Keck en Maria Imker niet voor zodat we ervan uitgaan dat ze niet gedeporteerd zijn naar Auschwitz.
We proberen, wellicht niet zonder fouten, de familie Keck te reconstrueren maar een stamboom opmaken van een zigeunersfamilie is in de meeste gevallen onuitvoerbaar. We moeten alleszins 21 zigeuners vinden die op 23 november 1943 aangehouden werden in Hasselt.
Keck Walter, geboren in Nordhausen op 19 augustus 1908, overleed in Duren op 25 oktober 1982. Hij kwam rond mei 1939 met zijn gezin vanuit Duitsland naar Hasselt waar hij zich vestigde in de Grote Capucienenstraat 55. Omdat hij vreemdeling was en vijand van Duitsland, werd hij op 4 februari 1941 door de Gestapo aangehouden en tot 4 jaar tuchthuis veroordeeld. In februari 1945 verbleef hij in de gevangenis van Brinslau bij Neustrelitz en van 16 februari 1945 tot 24 april 1945 in de gevangenis van Potsdam-Berlijn. Hij heeft niet in het concentratiekamp van Auschwitz verbleven.
Zijn vrouw Laubinger Greszenzia of Lauwinger Rosentia, geboren op 23 november 1914 in Erlenbach, werd op haar verjaardag (23 november 1943) te Hasselt aangehouden. Op 15 januari 1944 werd zij met konvooi Z onder nummer 70 getransporteerd. Zij kwam niet meer terug.
Kinderen:
Keck Reseda, geboren te Buchenau op 15 mei 1932, werd met konvooi Z onder nummer 71 op 15 januari 1944 afgevoerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Keck Adolf, geboren te Schrecksbach op 4 februari 1934, werd met konvooi Z onder nummer 72 op 15 januari 1944 afgevoerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Keck Engelhardt, geboren te Triburg op 12 april 1936, werd met konvooi Z onder nummer 73 op 15 jauari 1944 afgevoerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Keck Leopold, geboren te Hasselt op 4 april 1940, werd met konvooi Z onder nummer 74 op 15 januari 1944 afgevoerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Keck Rosa, geboren te Krebeck op 19 december 1910, werd met konvooi Z onder nummer 58 op 15 januari 1944 afgevoerd naar Auschwitz. Nadien verbleef ze in de concentratiekampen van Ravensbrück en Bergen-Belgen maar kwam in juni 1945 terug naar Hasselt.
Zoon
Keck Rudolf, geboren te Deutz op 27 juni 1932, werd met konvooi Z onder nummer 59 op 15 januari 1944 afgevoerd en stierf in Auschwitz.
Keck Friedrich, geboren te Menterode bei Mülhausen op 2 september 1914, van beroep muzikant, werd met konvooi Z onder nummer 60 op 15 januari 1944 afgevoerd naar het concentratiekamp van Auschwitz en kreeg als kampnummer Z-9070. Op 3 augustus 1944 werd hij overgebracht naar het concentratiekamp van Buchenwald onder nummer 74247 om op 1 november 1944 terecht te komen in het werkkamp van het concentratiekamp Mittelbau-Dora. Dan zijn we zijn spoor bijster. Is hij ergens in een kamp overleden? Een overlijdensakte heeft men niet gevonden.
Zijn vrouw
Maria Margeretha Reinhard, geboren op 22 december 1914 te Lahr (Baden-Wurtemberg), werd op 23 november 1943 aangehouden en met konvooi Z onder nummer 61 op 15 januari 1944 afgevoerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Kinderen:
Keck Sophia, geboren te Kreuznach op 14 mei 1935, werd met konvooi Z onder nummer 62 op 15 januari 1944 afgevoerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Keck Willy, geboren te Ukenrath op 23 december 1937, werd met konvooi Z onder nummer 63 op 15 januari 1944 afgevoerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Keck Johan, geboren te Hasselt op 1 januari 1940, werd met konvooi Z onder nummer 64 op 15 januari 1944 afgevoerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Keck Jeannette, geboren te Wellen op 12 september 1942, werd met konvooi Z onder nummer 65 op 15 januari 1944 afgevoerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Keck Markus, geboren te Vilvoorde op 8 september 1940, werd met konvooi Z onder nummer 67 op 15 januari 1944 afgevoerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Keck Constant, geboren te Hasselt op 23 augustus 1941, werd met konvooi Z onder nummer 62 op 15 januari 1944 afgevoerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Keck Wilhelmine, geboren te Best op 14 januari 1931, werd met konvooi Z onder nummer 66 op 15 januari 1944 afgevoerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Keck Mirany Melanie, geboren te Hasselt op 19 november 1943, dochter van Johan Keck en Maria Imker, werd met konvooi Z onder nummer 69 op 15 januari 1944 afgevoerd naar Auschwitz en kwam niet meer terug.
Keck Jozef, (Elster Jozef – zijn naam in de kampen - geboren op 15 april 1925 te Meninghausen, zoon van Walther Keck en Albertine Keck, verbleef tot 1939 in Düren en emigreerde nadien naar België (Hasselt).
Op 5 september 1940 trad hij toe tot de vrijwillige arbeidsdienst te Rattweil bij Stutgart en nadien in Berlijn. Op 23 november 1943 verbleef hij alleszins te Hasselt want op die datum werd hij aldaar aangehouden door de Duitsers en weggevoerd naar Auschwitz. Van mei 1944 tot 20 april 1945 verbleef hij in het concentratiekamp van Flossenburg onder nummer 10.390. Bij de evacuatie op 28 april 1945 naar Dachau kon hij bij Freising vluchten.
Bij de bevrijding geloofden de Amerikanen hem niet dat hij uit een concentratiekamp kwam. Hij verbleef in een Amerikaans krijgsgevangenkamp tot 20 september 1947. Wat verder met hem gebeurd is, hebben we niet kunnen achterhalen.
Hasseltse zigeunerin ontvangt Otto Pankokprijs in Duitsland
Melanie Spitta werd te Hasselt geboren op 2 juni 1946. Zij was de dochter van Walther Spitta en van de zigeunerin Rosa Keck. Deze laatste overleefde de concentratiekampen zoals we reeds eerder lazen in de Pro Justitia van 20 januari 1946 van de krijgsraad van Hasselt.
Bij haar doopsel in de kathedraal van Hasselt op 4 juni 1946 kreeg zij de voornamen Salomia en Melania met Petrus Jacobs als peter en Melanie Wauben als meter.
In 1949 vertrok moeder Rosa met haar dochtertje Melanie van 3 jaar naar Duitsland en vestigde zich in Duren waar Melanie opgroeide. In de krant de “Frankfurter Rundschau” van 26 juni 2000 lazen we dat ze lerares burgerrechten in Frankfurt werd.
In december 1999 ontving zij de door Gunther Grass gestichte Otto Pankok-prijs. Deze prijs herinnert aan de schilder Otto Pankok (1893-1966) die in zijn schilderijen de aandacht trok op de rechteloze minderderheden, in ’t bijzonder de zigeuners (Roma en Sinti) in Duitsland.
Melanie Spitta als publiciste en de filmregisseuse Katrin Seybold uit Munchen creëerden de documentaire film “Das Falsche Wort”. Deze film geeft de geschiedenis weer van de vervolging en de uitmoording van de zigeuners tijdens het naziregime.
In de voorbereiding van haar documentaire films maakte Melanie een draaiboek waarin men kan lezen: Men schrijft over mijn Volk. Wetenschappelijke arbeid wordt verricht over ons maar niet met ons. In tegenstelling tot de joden die van oudsher schriftgeleerden in hun rangen tellen, zijn de Sinti (zigeuners) het volk van het gesproken woord. Daarom bestaan er nauwelijks schriftelijke notities.
Over het toekennen van de Otto Pankok-prijs in december 1999 werd verslag uitgebracht o.m. in twee Duitse kranten “De Lübecker Nachtrichten” van 6.12.1999 en in “De Frankfurter Rundschau” van 26 6.2000.
In zijn toespraak onderstreepte Michael Bouteiller, burgemeester van Lübeck dat in meerdere van hun films Melanie Spitta en Katrin Seybold de herinnering aan het verlorene, aan de misdaden, aan het vergetene hebben opgewekt om alzo tegen nieuwe golven van vreemdelingenhaat een halt toe te roepen. De in Danzig geboren en in Lübeck wonende literatuur-Nobelprijs- winnaar Gunter Grass koos voor de toekenning van de Otto Pankokprijs een vrouw uit die met haar levenswerk het noodlot van de Sinti en Roma in de openbaarheid bracht en zo een waardevolle bijdrage leverde voor het sensibiliseren van meer verdraagzaamheid.
In haar dankwoord bij de toekenning van de belangrijke prijs deelde Melanie mee dat de hedendaagse verburgerlijkte samenleving de bestaansreden van de Sinti en Roma moeilijk begrijpt. Reeds vroeger was de onrust groot. Daarbij komt nog dat velen een zigeunerin eenvoudig niet vertrouwen.
Op 28 augustus 2005 overleed Melanie te Duren waar ze na een kerkelijke dienst begraven werd zoals haar moeder Rosa Keck, overleden in Düren op 17 november 1958.
Carmen Melanie Stippa, dochter van Melanie, woont thans Hans-Eickweg 6 Frankfurt am Main. Zij vereerde mij op 25 oktober 2006 met een bezoek aan huis in Tongeren om mij vele gegevens te verstrekken over de zigeunersfamilie Keck.
Bij deze gelegenheid werd bovenstaande foto genomen.
Joden en Zigeuners in het interneringscentrum van Rekem
In het tijdschrift nr. 4, december 1976 van het Navorsings- en Studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, schreef J. Gotovitch een artikel met als opschrift: “Enkele gegevens betreffende de uitroeiing van de zigeuners in België”. We vatten een aantal gegevens uit dit artikel samen:
Op 22 december 1943 had er een razzia plaats te Doornik. 19 zigeuners, de familie Karoli, werden aangehouden. Ook hadden arrestaties plaats te Henin-Liétard (waarschijnlijk in de omgeving van de Franse stad Rijsel). De zigeuner Yayal Galut slaagde erin te ontsnappen. Hij zwierf in België rond en werd op een gegeven ogenblik ondervraagd door de rijkswacht. Zijn “onbepaalde nationaliteit” bracht hem naar Rekem in Limburg, een interneringscentrum voor geesteszwakken.
Voorbehouden aan de Belgische geestesgestoorden, wer Rekem vanaf 1942 door de Vreemdelingenpolitie in gebruik genomen. Vierhonderd vreemdelingen werden er tot op het einde van de oorlog geïnterneerd. Hoewel het Centrum onder Belgisch bestuur stond, werd het nochtans door de Duitsers geïnspecteerd die b.v. eisten dat de geïnterneerde joden hun zouden uitgeleverd worden.
Het koninklijk besluit van 27 december 1939 bepaalde dat vreemdelingen die een gevaar konden betekenen voor de veiligheid van de Staat, moesten aangehouden worden en overgeleverd aan de Vreemdelingenpolitie die ze dan opsloten in een interneringscentrum zoals Rekem (rijksgesticht voor geesteszieken)
We doorliepen de registers van de bevolking 1940-1944 van de vroegere gemeente Rekem (thans Lanaken) en de vreemdelingenregisters (onvolledig) op zoek naar de zigeuner Yayal Galut die we evenwel nergens tegenkwamen. We vonden wel twee andere zigeuners: Henri Leimberger, geboren te ’s Hertogenbosch op 26 juli 1914 en Angelica Lafertin uit Tienen. Beiden waren in het bezit van een zigeunerkaart.
Voor ons opzoekingswerk in de Dienst voor Oorlogsslachtoffers te Brussel werden we beloond. We vonden er de lijst van de 44 joden die alleszins voor 10 oktober 1942 vanuit het interneringsgesticht te Rekem via de gevangenis te Hasselt naar de Dossinkazerne te Mechelen werden overgebracht. Met konvooi XIII werden ze op 10 oktober 1942 naar Auschwitz gedeporteerd. Van de 44 kwamen er slechts 6 terug; over 4 hebben we geen gegevens gevonden en 34 kwamen er niet meer terug.
Naam en voornaam | geboorteplaats | geboortedatum |
---|---|---|
Adler Hans | Halle/Saale (Polen) | 30.10.1904 |
Akstajn Morduch | Vilne (Polen) | 29. 4.1906 |
Belinski Alter | Taurage (Lithauen) | 26. 5.1920 |
Bellak Josef | Lipnik (Tsj.Slowakije) | 1. 7.1883 |
Berensteyn Szyja | Kasmiz (Polen) | 10. 3.1904 |
Cohn Paul | Neersen (D) | 18.11.1904 |
Cukier Herz | Warschau (Polen) | 12. 5.1909 |
Cynamon Samuel | Lodz (Polen) | 20. 6.1910 |
Eisen Simon | Rzeszow (Polen) | 11. 2.1898 |
Eruchgarten Chil | Ostrowice (Polen) | 15. 5.1889 |
Ganz Mozes | Baranow (Polen) | 25. 1.1916 |
Gecel Smurel | Lodz (Polen) | 30. 4.1892 |
Grunschlag Samuel | Styj | 19. 3.1913 |
Gurfinkel Nusen | Markuszow (Polen) | 19.10.1885 |
Herz Jozef | Krakau (Polen) | 22. 2.1899 |
Herz Jozef | Berlijn | 9. 9.1916 |
Jachnis Abraham | Tighina (Roemenië) | 15. 2.1902 |
Kalina Saoul | Warschau | 15. 8.1914 |
Kirzstel Abraham | Warschau | 20. 8.1887 |
Kozak Chain David | Pinczow (Polen) | 5.11.1909 |
Kraut Binan | Zychlina (Polen) | 02. 8.1899 |
Langer Herbert | Berlijn | 17. 8.1902 |
Meirowitz Hugo | Solingen (Duitsland) | 24. 3.1887 |
Michlowitz Walter | Ostrawa (Duitsland) | 14.12.1908 |
Milsztejn Abraham | Parczew | 14. 3.1884 |
Novak Ladislas | Budapest | 1.11.1900 |
Oberman Frans | Vetka (Rusland) | 5.11.1877 |
Plachta Leon | Tomaszwo (Polen) | 21. 4.1902 |
Pinkiert Zilik | Warschau | 5. 5.1916 |
Pomaraniec Moszak | Grojec (Polen) | 1. 9.1905 |
Pomeranc Mozes | Lodz (Polen) | 26. 8.1907 |
Riegel Jaak | Kopenhagen | 1. 6.1900 |
Rothschild Julius | Netra (Duitsland) | 4. 7.1900 |
Rozenbaum Felix | Kies (Rusland) | 6. 2.1897 |
Schussel Jojne | Kalusz (Polen) | 24. 2.1887 |
Senc karel | Sofia (Bulgarije) | 22.12.1900 |
Sierdzki | Lodz (Polen) | 25. 2.1872 |
Sliwowski Abraham | Tomaszow (Polen) | 30.11.1896 |
Steinberg Wolf | Chicinow (Roemenië) | 28.11.1895 |
Suchecki Mordka | Warschau | 13. 3.1893 |
Szymkowicz Herman | Tilleur (België) | 28. 8.1926 |
Urkowski David | Buki (Rusland) | 15. 4.1910 |
Winkler Jozef | Neston (Tsj.Slowakije) | 15. 6.1912 |
Zelkowicz Abe | Ploch (Polen) | 24. 5.1885 |
Geraadpleegde werken en bronnen
- Frans Keersmaekers “Joden te Kwaadmechelen” oktober 1992
- Marc Bertrands –“De joden van Beverlo 1940-1945” – 2000
- Simon Gronowski – “L’Enfant du 20° convoi” 2002
- Archief van de provincie Limburg
- Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging – Lannoo
- 150 jaar college van de Kruisheren te Maaseik- 2005
- Joods Museum van Gedeporteerden en Verzet, Dossinkazerne, Mechelen
- Tentoonstelling over de jodin Emilie Fresco – december 2005
- Dochters der Liefde, Notelaarstraat 80 1030 Brussel
- Weekblad Visie – 18.11.2005
- De Standaard – 16.11.2005
- V.N.V. weekblad De Toekomst 12.6.1943
- Tertio – Christelijk Opinieweekblad – 2.11.2005
- Bevolkingsregisters – Tongeren, Diepenbeek, Kortessem, As, Dilsen-Stokkem, Maaseik, Overpelt, St.Truiden, Lummen, Meldert
- Studie- en Documentatiecentrum – Oorlog en Hedendaagse Maatschappij – Soma- Luchtvaartsquare 29 Brussel
- FOD Sociale Zekerheid, Dienst voor Oorlogsslachtoffers, Luchtvaartsquare 29 Brussel
- Vreemdelingen in een Wereldstad – Lieven Saerens – Lannoo 2000
- Oorlogsburgemeesters 40/44 Nico Wouters – Lannoo 2004
- Oorlog tussen Maas en Kempen – Mathieu Rutten – Eigen Beheer 1993
- België Bezet 1940-1944 – Etienne Verhoeven – BRTN – 1993
- Wij, Verdachten. René Lagrou- Uitgeverij Steenlandt Brussel 1941
- Het Belang van Limburg van 8 juni 1995
- Analecta Ecclesiastica Leodiensa –Mélanges Liégeois- E.H. Jean Paquay – 1937
- Telefonische gesprekken met mevrouw Suzanne Auwerx, Hasselt
- Interview met de gravin Clementine de Liedekerke-d’Oultremont en Henry Gorbitz op het kasteel Oudemont te Verlaine.
- Telefonisch gesprek met Wilhelm Weiss uit Beek
- Briefwisseling met het jodenkamp te Westerbork, Nederland
- Archief van het bisdom Luik
- De Maaseikenaar nr. 3 – 1994 en nr. 2 -2005
- Telefonisch gesprek met Simone Costens-Coolen, Kinrooi
- Telefonisch gesprek met Annemie Deckers-Cremers, Maaseik
- Foto’s uit het archief van Sylvester Colson, Elen
- Persoonlijk gesprek met Maurice Hirsch en dokter Picard op 24 maart 2006
- Briefwisseling met moeder overste van de Zusters van het Arme Kind Jezus, Borsbeek
- Briefwisseling met de directie van het Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning De Stap, Genk
- Briefwisseling met Martin Boonen, Maaseik
- Geheime Routes en Netwerk – Joost Loncin 2003 – Davidsfonds
- Résistance – Père Bruno Reynders – Les Carrefours de la Cité 1993
- De geschiedenis van de joden van de Lage Landen – Ludo Abicht – Meulenhoff 2006
- De jodenvervolging in België – Belgische Commissie 1948.
- De annalen van de Senaat – maart 1938.
- Interview en briefwisseling met Annie Van Gelooven,-Hasselt
- Briefwisseling met Jef Schotsmans Hasselt
- Telefonisch onderhoud met de familie Cuypers, Eksel
- Telefonisch gesprek met Lea Kossmann, Brussel
- Telefonisch gesprek met de Zusters Ursulinen, Montenaken.
- Briefwisseling met de Dienst Bevolking Sint-Truiden
- Stad Genk – Archieven
- Memoriaal van de Deportatie der Joden in België, Mechelen
- Telefonisch gesprek met Erna Inowlocki, Ukkel
- Interview met Antoinette Ramakers-Stevens, Hasselt
- Telefonische gesprekken met E.H. Vanherk, deken te Hasselt.
- Telefonisch gesprek met Paul Indekeu, Kasterlee
- Briefwisseling en telefonish gesprek met Rachelle Lausman-Ramat, Israel.
- Telefonisch gesprek met Jean Jacques van Ormelingen,
- Interview met Joseph Rosenzweig en Madeleine Goldmann, Brussel
- Telefonisch gesprek met Marie Louise Caris, – Heemkundige Kring Eksel
- Archief van de familie van Ormelingen en Vroonen, Tongeren
-
A. Olbrechts, zie http://www.ethesis.net/vrouwen_woII/vrouwen_woII_hfst_4.htm ↩︎